ECLI:NL:RBOVE:2024:2094

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
17 april 2024
Zaaknummer
C/08/288718 / HA ZA 22-412
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toebedeling van de woning en overbedeling in echtscheidingsprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 17 april 2024 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen twee partijen, aangeduid als de vrouw (partij A) en de man (partij B). De rechtbank heeft bepaald dat de gemeenschappelijke woning aan de man wordt toebedeeld, met een vastgestelde waarde van € 215.000,-. De man is verantwoordelijk voor de hypotheken verbonden aan de woning en moet de vrouw een bedrag betalen vanwege overbedeling, gelijk aan de helft van de overwaarde van de woning. Dit bedrag wordt berekend op basis van de vastgestelde waarde, de hoogte van de huidige hypotheek en de kosten van levering en ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. De rechtbank heeft ook een opschortende voorwaarde gesteld: de man moet binnen twee maanden na betekening van het vonnis de vrouw uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid ontslaan en de woning aan hem laten leveren. Indien deze voorwaarde niet wordt nageleefd, moeten beide partijen binnen een maand na het verstrijken van de termijn overgaan tot verkoop van de woning aan een derde.

De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de kosten van de deskundige door beide partijen bij helfte moeten worden gedragen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt. De rechtbank heeft ook verklaard dat de in de notariële akte van 18 maart 2019 genoemde geldlening bij Inbartère BV in de onderlinge verhouding van partijen niet voor meer dan € 7.804,33 voor aansprakelijkheid en rekening van de vrouw komt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Vonnis van 17 april 2024
in de zaak met zaaknummer: C/08/288718 / HA ZA 22-412 van
[partij A],
wonende te [woonplaats 1],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat mr. M.E. Kikkert te Enschede,
voorheen mr. M.C.E. Klunder,
tegen
[partij B],
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
verder te noemen: de man,
advocaat mr. D.P. Kant te Almelo.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 13 september 2023
  • het deskundigenrapport ingekomen op 17 november 2023
  • een akte aan de kant van de vrouw ingekomen op 13 december 2023
  • een antwoordakte tevens vermeerdering van eis in reconventie aan de kant van de man ingekomen op 23 januari 2024
  • een akte naar aanleiding van de gewijzigde eis in reconventie aan de kant van de vrouw ingekomen op 15 februari 2024
  • een verzoek mondelinge behandeling van de kant van de man ingekomen op 5 maart 2024
  • een verzoek vonnis van de kant van de vrouw ingekomen op 6 maart 2024
1.2.
Vervolgens heeft de rechtbank de zaak verwezen naar de rol van 17 april 2024 voor vonnis.

2.De beoordeling in conventie en reconventie

de processuele gang van zaken

2.1.
De man heeft op 24 januari 2024 in zijn antwoordakte, waarin hij primair reageert op de conclusie van de deskundige, een vermeerdering van eis in reconventie geformuleerd.
Deze vermeerdering van eis houdt in dat de man vordert dat de vrouw aansprakelijk is voor de helft van de door de man vanaf 2010 betaalde onroerend zaak-belasting ad € 1.481,43, voor de helft van de door de man vanaf 2010 betaalde premie opstalverzekering ad € 1.260,- en voor de helft van de kosten van de door de man in 2022 uitgevoerde renovatie van het toilet begane grond, de badkamer eerste verdieping, de zolder tweede verdieping en de ketel
ad € 13.418,90.
2.1.2.
De vrouw maakt bezwaar tegen deze vermeerdering van eis in reconventie op processuele en op inhoudelijke gronden.
2.1.3.
De rechtbank is van oordeel dat de door de man opgevoerde verschillende vermeerderingen van eis als tardief en in strijd met de procesorde dienen te worden afgewezen.
Reeds een jaar geleden heeft de mondeling behandeling plaatsgevonden en is de zaak in conventie en in reconventie behandeld.
Daarna heeft een deskundigenbenoeming plaatsgevonden en een deskundigenonderzoek.
De onderwerpen van de vermeerdering van eis in reconventie hadden al in een veel eerder stadium, namelijk bij formulering van de eis in reconventie of nog voor de behandeling ter zitting, aan de orde kunnen worden gesteld, mede omdat het niet betreft vorderingen gebaseerd op nieuw gebleken feiten of omstandigheden. In dat kader had de behandeling ter zitting en wellicht ook het deskundigenonderzoek zich hier nog op kunnen richten.
Dit is thans niet meer mogelijk en om die reden worden deze vorderingen bij wijze van vermeerdering van eis in reconventie afgewezen.
De man heeft op 5 maart j.l. nog middels een F9 formulier verzocht om een nadere mondelinge behandeling te plannen, welk verzoek door de rechtbank is afgewezen, mede gelet op het verzoek tot vonnis wijzen van de tegenpartij.
De rechtbank overweegt op dit punt dat de man in zijn verzoek om een nadere mondelinge behandeling enkel heeft verwezen naar de mogelijkheid dat hij nog tot overeenstemming met de vrouw zou kunnen komen, bij gebreke waarvan hij, zonder nadere motivering, om een nadere mondelinge behandeling verzoekt. Nu de zaak reeds klaar is voor eindvonnis heeft de rechtbank hier geen aanleiding voor gezien.
het deskundigenonderzoek
2.2.
In voorgaand vonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat de woning aan de [adres] te Enschede getaxeerd dient te worden tegen de huidige onderhandse verkoopwaarde waarde, waarbij als deskundige is benoemd [naam] RT, verbonden aan makelaardij [bedrijf] te [vestigingsplaats]. Het door deze te benoemen deskundige genoemde bedrag aan voorschot is bepaald op € 895,- inclusief kadasterkosten en BTW.
2.2.1.
De deskundige heeft zijn rapportage aan de rechtbank gezonden en hij heeft geconcludeerd dat de waarde van de woning conform de vraagstelling dient te worden bepaald op € 215.000,-.
2.2.2.
De rechtbank stelt vast dat beide partijen hebben gesteld dat zij zich kunnen vinden in de waardebepaling zoals gedaan door de deskundige.
De rechtbank is van oordeel dat deze waardebepaling dient te worden overgenomen.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat de kosten van de deskundige voor rekening van beide partijen dient te komen. Volgens de nota van de deskundige komen de kosten van het onderzoek op het totaal van het voorschot en de rechtbank stelt dit aldus vast.
Door de vrouw is haar helft van het voorschot reeds betaald en aan de man dient thans nog een nota door het LDCR worden gezonden ter zake zijn deel van de kosten ad € 447,50.
de eis in conventie
2.3.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de vrouw in conventie als volgt kan worden toegewezen:
* de gemeenschappelijke woning aan [adres] wordt toebedeeld aan de man, waarbij
* de waarde van de woning wordt vastgesteld op een bedrag van € 215.000,-;
* de man de draagplicht heeft voor de aan de woning verbonden hypotheken;
* de man vanwege overbedeling aan de vrouw dient te betalen een bedrag gelijk aan de helft van de overwaarde van de woning berekend aan de hand van genoemde waarde, de hoogte van de huidige hypotheek en onder aftrek van de kosten van levering en ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid;
* dit onder de opschortende voorwaarde dat:
de man maximaal twee maanden na datum van de betekening van dit vonnis in het kader van de nieuwe financiering de vrouw met betrekking tot de oude financiering uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid heeft doen ontslaan en de woning aan hem is geleverd;
dat, indien niet aan deze opschortende voorwaarde wordt voldaan:
* partijen binnen een maand na verloop van de termijn van twee maanden na betekening van dit vonnis over dienen gaan tot verkoop van de woning aan een derde waarbij de verkoopopdracht wordt verleend aan de makelaar die de taxatieopdracht heeft verkregen;
*dat de gerealiseerde verkoopopbrengst, na aftrek van hypotheek en kosten van verkoop en levering, gelijkelijk tussen partijen dient te worden verdeeld.
Dit alles met inachtneming van de door partijen gemaakte afspraak zoals weergegeven in rechtsoverweging 6.11 van het vonnis in deze procedure van 31 mei 2023.
Het komt de rechtbank redelijk voor dat de kosten van levering en ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid in beide situaties voor rekening van ieder bij helfte komen.
Ook heeft de rechtbank hierboven al geoordeeld dat de kosten van de taxatie door de deskundige door beide partijen bij helfte dienen te worden gedragen.
In voorgaand vonnis heeft de rechtbank reeds geoordeeld dat de in de notariële akte d.d. 18 maart 2019 genoemde geldlening bij Inbartère BV niet voor meer dan een bedrag ad € 7.804,33 in de onderlinge verhouding van partijen voor aansprakelijkheid en rekening van de vrouw komt en hieromtrent zal een verklaring voor recht worden gegeven.
de eis in reconventie
2.4.
Gelet op hetgeen in conventie wordt toegewezen, kan hetgeen in reconventie wordt gevorderd worden afgewezen.
de proceskosten
2.5.
Omdat partijen gewezen echtelieden zijn en deze procedure ziet op afwikkeling van gemeenschappelijke zaken zal de rechtbank de proceskosten compenseren, waarbij, zoals hierboven al vermeld, de kosten van de deskundige voor beide partijen, ieder bij helfte komen.

3.De beslissing

De rechtbank:
in conventie en in reconventie
3.1.
bepaalt dat
* de gemeenschappelijke woning aan [adres] wordt toebedeeld aan de man, waarbij
* de waarde van de woning wordt vastgesteld op een bedrag van € 215.000,-;
* de man de draagplicht heeft voor de aan de woning verbonden hypotheken;
* de man vanwege overbedeling aan de vrouw dient te betalen een bedrag gelijk aan de helft van de overwaarde van de woning berekend aan de hand van genoemde waarde, de hoogte van de huidige hypotheek en onder aftrek van de kosten van levering en ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid;
* dit onder de opschortende voorwaarde dat:
de man maximaal twee maanden na datum van de betekening van dit vonnis in het kader van de nieuwe financiering de vrouw met betrekking tot de oude financiering uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid heeft doen ontslaan en de woning aan hem is geleverd;
dat, indien niet aan deze opschortende voorwaarde wordt voldaan:
* partijen binnen een maand na verloop van de termijn van twee maanden na betekening van dit vonnis over dienen gaan tot verkoop van de woning aan een derde waarbij de verkoopopdracht wordt verleend aan de makelaar die de taxatieopdracht heeft verkregen;
*dat de gerealiseerde verkoopopbrengst, na aftrek van hypotheek en kosten van verkoop en levering, gelijkelijk tussen partijen dient te worden verdeeld.
Dit alles met inachtneming van de door partijen gemaakte afspraak zoals weergegeven in rechtsoverweging 6.11 van het vonnis in deze procedure van 31 mei 2023.
3.2.
verklaart voor recht dat de in de notariële akte d.d. 18 maart 2019 genoemde geldlening bij Inbartère BV in de onderlinge verhouding van partijen niet voor meer dan een bedrag € 7.804,33 voor aansprakelijkheid en rekening van de vrouw komt;
3.3.
compenseert de proceskosten met dien verstande dat ieder de eigen kosten draagt, waarbij geldt dat de vrouw haar deel van de kosten van de deskundige reeds heeft voldaan en waarbij de man voor zijn deel van de kosten van de deskundige een rekening van het LDCR zal ontvangen voor een bedrag ad € 447,50;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. Blankestijn en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 17 april 2024. [1]

Voetnoten

1.type: