ECLI:NL:RBOVE:2024:2060

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
08.000111.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld en bedreiging met vuurwapen

Op 16 april 2024 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld. De verdachte, geboren in 2004 en woonachtig in Duitsland, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met medeverdachten een 17-jarige slachtoffer heeft beroofd van zijn mobiele telefoon, horloge en geld, waarbij geweld en bedreiging met een vuurwapen zijn gebruikt. De feiten vonden plaats op 16 december 2023, toen het slachtoffer naar een afspraak ging voor de aankoop van vuurwerk. De verdachte en zijn medeverdachten hebben het slachtoffer in een fietsenstalling aangevallen, waarbij het slachtoffer werd geslagen en met een vuurwapen werd bedreigd. De rechtbank achtte de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal bewezen, ondanks zijn verdediging dat hij niet als medepleger kan worden beschouwd. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugd en de invloed van ADHD, en besloot tot een deels voorwaardelijke straf. Daarnaast werd de verdachte verplicht om zich te houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder een contactverbod met het slachtoffer en meldplicht bij de reclassering. De rechtbank kende ook schadevergoeding toe aan het slachtoffer, die door de verdachte moet worden betaald.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.000111.24 (P)
Datum vonnis: 16 april 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2004 in [geboorteplaats] (Duitsland),
wonende aan de [woonplaats] (Duitsland),
nu verblijvende in de P.I. [locatie] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 2 april 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. J.J.M. Pinners, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de door [slachtoffer] voorgedragen slachtofferverklaring en van wat namens hem als benadeelde partij door mr. D.A.J. Spierings, advocaat te Apeldoorn, is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld tegen [slachtoffer] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 16 december 2023 te Zwolle, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een mobiele telefoon (Samsung Galaxy S21) en/of een horloge (Armani) en/of een geldbedrag (van ongeveer € 610,=), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of diens mededader(s) een afspraak met die [slachtoffer] heeft/hebben gemaakt voor de aanschaf van een hoeveelheid vuurwerk en/of toen die [slachtoffer] aangaf op het afgesproken adres te zijn, (vervolgens) die [slachtoffer] heeft/ hebben meegenomen naar een fietsenstalling/schuur aan de achterzijde van een (flat)gebouw en/of toen die [slachtoffer] de deur van voornoemde fietsenstalling/schuur opende, die [slachtoffer] met kracht in het gezicht, althans tegen het hoofd heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of toen die [slachtoffer] op de grond zat, een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft/hebben gezet, althans op die [slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of (daarbij) die [slachtoffer] de woorden heeft/hebben toegevoegd: “Kankersukkel, geef ons je horloge, waar is je geld” en/of “Geef alles wat je bij je hebt”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of de broekzakken en/of de jaszakken van die [slachtoffer] heeft/hebben doorzocht.
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegd requisitoir, op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken omdat verdachte niet als medepleger kan worden beschouwd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste
nauween bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen in hoofdzaak vóór of ná het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Verdachte is samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de auto van [medeverdachte 1] naar de plaats waar de beroving heeft plaatsgevonden gereden. Verdachte wist van tevoren dat er iets van aangever zou worden afgepakt, maar hij wist niet wat er precies zou gaan gebeuren. Ter plekke werd verdachte door de medeverdachten ingelicht over de voorgenomen beroving. Vlak voor de beroving zei medeverdachte [medeverdachte 2] tegen verdachte dat hij een vuurwapen bij zich had, dat hij iemand ging racen en dat verdachte niets hoefde te doen. Hij hoefde er alleen maar bij te staan.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft aangever vervolgens in de portiek van het flatgebouw opgehaald en aangever naar de fietsenstalling aan de achterzijde van het flatgebouw meegenomen, waar [medeverdachte 2] en verdachte hem stonden op te wachten.
[medeverdachte 2] heeft aangever toen bij binnenkomst een klap tegen het hoofd gegeven en aangever een vuurwapen tegen het hoofd gezet. Verdachte stond hier op intimiderende wijze bij. Vervolgens zijn het geld, de telefoon en het horloge van aangever afgenomen, en zijn verdachte en zijn medeverdachten samen weggerend. Verdachte had de telefoon vast. Achteraf heeft verdachte € 100,00 van de buit gekregen. Ook heeft hij het horloge gekregen.
De rechtbank is van oordeel dat de handelingen van verdachte en zijn medeverdachten naar hun uiterlijke verschijningsvorm het karakter dragen van een gezamenlijk ondernomen diefstal met geweld. Zij zijn voorafgaand aan de diefstal gezamenlijk naar de plaats waar de beroving plaatsvond gereden en verdachte wist in ieder geval kort voor de beroving dat er een beroving plaats zou vinden. Ook wist verdachte dat [medeverdachte 2] een vuurwapen bij zich had. Desondanks is verdachte bewust bij de medeverdachten gebleven. Hij heeft zich niet van hen gedistantieerd. In tegendeel. Hij heeft aangever samen met medeverdachte [medeverdachte 2] in de fietsenstalling opgewacht en hij heeft daar tijdens de beroving op intimiderende wijze naast de medeverdachten gestaan. Op het moment dat er geweld werd gepleegd, heeft hij er voor gekozen om niet in te grijpen. Nadat het slachtoffer was beroofd van zijn geld en goederen is verdachte samen met zijn medeverdachten en de gestolen spullen weggerend. Door na de diefstal met de medeverdachten en de spullen weg te rennen in de wetenschap dat deze spullen zojuist met geweld waren weggenomen, en door in de buit te delen, heeft verdachte zich geconformeerd aan het gepleegde geweld.
De door de raadsvrouw naar voren gebrachte omstandigheden, dat het gebruikte geweld en de bedreiging met het vuurwapen een forse indruk op verdachte hebben gemaakt en dat verdachte daardoor bang en verstijfd is geraakt en daardoor niet is weggelopen, brengt, voorzover al juist, de rechtbank niet tot een ander oordeel.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten is komen vast te staan. De bijdrage van verdachte aan het ten laste gelegde is van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 december 2023 te Zwolle, tezamen en in vereniging met anderen, een mobiele telefoon (Samsung Galaxy S21) en een horloge (Armani) en een geldbedrag (van € 610,=), die aan [slachtoffer] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of diens mededader(s) een afspraak met die [slachtoffer] heeft/hebben gemaakt voor de aanschaf van een hoeveelheid vuurwerk en toen die [slachtoffer] aangaf op het afgesproken adres te zijn, (vervolgens) die [slachtoffer] heeft/hebben meegenomen naar een fietsenstalling/schuur aan de achterzijde van een (flat)gebouw en toen die [slachtoffer] de deur van voornoemde fietsenstalling/schuur opende, die [slachtoffer] met kracht in het gezicht heeft/hebben gestompt en toen die [slachtoffer] op de grond zat, een vuurwapen, tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft/hebben gezet en (daarbij) die [slachtoffer] de woorden heeft/hebben toegevoegd: “Kankersukkel, geef ons je horloge, waar is je geld” en “Geef alles wat je bij je hebt”, en de broekzakken en de jaszakken van die [slachtoffer] heeft/hebben doorzocht.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd, en dat deze voorwaarden worden aangevuld met een contactverbod met aangever [slachtoffer] .
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit om bij een eventuele bewezenverklaring te volstaan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte en zijn twee medeverdachten hebben zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld. Nadat het 17-jarige slachtoffer zich meldde op het adres waar hij via Snapchat had afgesproken om vuurwerk te kopen, werd hij daar door medeverdachte [medeverdachte 1] binnengelaten en meegenomen naar de achterzijde van het flatgebouw waar een fietsenstalling was. Het slachtoffer is daar op laffe en brute wijze door verdachte en zijn twee medeverdachten beroofd. Bij binnenkomst heeft medeverdachte [medeverdachte 2] het slachtoffer met kracht in het gezicht gestompt en toen het slachtoffer op de grond terecht kwam heeft [medeverdachte 2] het slachtoffer een vuurwapen tegen het hoofd gezet. Verdachte en zijn medeverdachten stonden om het slachtoffer heen en hebben hem uitgescholden en zijn telefoon, horloge en geld van hem gestolen.
Dit is een zeer ernstig feit. Het behoeft geen betoog dat dit voor het slachtoffer een buitengewoon beangstigende situatie is geweest. Blijkens het ter terechtzitting door het slachtoffer uitgeoefende spreekrecht heeft deze beroving veel impact op hem gehad. Tot op de dag van vandaag heeft hij te kampen met de psychische gevolgen van dit misdrijf.
Bovendien veroorzaken dergelijke berovingen in de samenleving gevoelens van angst en onveiligheid. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 8 maart 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging verder rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze onder meer blijken uit de inhoud van het advies
van Jeugdbescherming & Reclassering, Leger des Heils van 7 maart 2024.
Uit deze rapportage blijkt dat de beïnvloedbaarheid en loyaliteit van verdachte in de richting van een mededader en het middelengebruik van verdachte de voornaamste delictgelateerde factoren zijn. Verder is bij verdachte sprake van ADHD. Ook dit is mogelijk van invloed op zijn gedrag geweest. Verdachte heeft spijt betuigd, toont voldoende zelfinzicht en wil werken aan zijn problemen. Hij heeft afstand genomen van de mededaders en wil meewerken aan een drugsverbod met middelencontrole. Ook staat hij open voor ambulante behandeling om zijn turbulente jeugd te verwerken en sterker te worden in het maken van de juiste keuzes.
Verdachte is gemotiveerd voor zijn school en werk. Hij heeft stabiele huisvesting bij zijn moeder in Duitsland en hij heeft ook dagbesteding. Zijn financiële situatie is op orde. In Duitsland beschikt hij over een positief en ondersteunend sociaal netwerk. Zijn ouders en familie lijken betrokken bij hem. In detentie heeft hij zich laten kennen als een leergierige positief aanwezige jongeman die gewillig gebruik maakt van de aangeboden activiteiten.
De reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen en schat het recidiverisico in als laag. De reclassering adviseert om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling en een drugsverbod met middelencontrole.
De rechtbank neemt het advies, ook voor wat betreft het toepassen van het volwassenenstrafrecht en de op te leggen bijzondere voorwaarden op de in het rapport genoemde gronden over en maakt het oordeel van de deskundige tot de hare. De rechtbank ziet aanleiding om toezicht door Reclassering Nederland, locatie Roermond, op te leggen, zoals in het rapport is geadviseerd.
De rechtbank acht het van belang dat verdachte wordt begeleid en dat hij voor zijn problematiek wordt behandeld, zodat hij niet opnieuw bij een dergelijk feit betrokken raakt.
Bij de hoogte van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat verdachte na zijn aanhouding gelijk openheid van zaken heeft gegeven en dat hij spijt heeft betuigd. Verder weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee dat hij een kleinere rol heeft gespeeld in vergelijking met zijn medeverdachten, dat hij zelf geen gewelddadige handelingen heeft verricht en dat de in het reclasseringsrapport genoemde omstandigheden van invloed zijn geweest op zijn gedrag.
Gezien de ernst van het gepleegde feit kan echter niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van langere duur dan de reeds ondergane voorlopige hechtenis.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van tien maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank legt daarbij de bijzondere voorwaarden op zoals in het reclasseringsrapport verwoord. Ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer zal de rechtbank aan de voorwaardelijke gevangenisstraf ook een contactverbod met het slachtoffer koppelen.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] , vertegenwoordigd door zijn wettelijk vertegenwoordiger [naam] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Namens de benadeelde partij is mr. D.A.J. Spierings, advocaat te Apeldoorn, opgetreden.
De benadeelde partij vordert verdachte hoofdelijk te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 61.341,72, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
De gevorderde materiële schade ten bedrage van € 37.341,72 bestaat uit de volgende posten:
- horloge € 150,00;
- gestolen geldbedrag € 610,00;
- gederfde inkomsten € 396,72;
- opleidingskosten € 2.000,00 (p.m. voorlopig geschat);
- studievertraging € 33.300,00 (p.m. voorlopig geschat);
- zorgkosten € 885,00.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 25.000,00 (p.m. voorlopig geschat) gevorderd. In de toelichting op de vordering heeft mr. Spierings geschreven dat toewijzing van een bedrag van € 7.000,00 in onderhavige procedure redelijk wordt geacht en dat het overig gevorderde bedrag in het kader van artikel 421 lid 3 Sv wordt gevorderd aangezien op dit moment nog niet bekend is wat de uiteindelijke schade zal zijn.
Als proceskosten wordt een bedrag van € 154,36 gevorderd bestaande uit reiskosten naar:
- spoedeisende hulp in het Gelre Ziekenhuis € 4,08;
- politiebureau Zwolle voor aangifte € 28,56;
- politiebureau Zwolle voor ophalen telefoon € 28,56;
- huisarts voor doorverwijzing naar psycholoog € 3,40;
- huisarts voor gesprek met praktijkondersteuner € 3,40;
- psycholoog, 13 februari 2024 € 3,40;
- psycholoog, 22 februari 2024 € 3,40;
- psycholoog, 27 februari 2024 € 3,40;
- psycholoog, 15 maart 2024 € 3,40;
- advocaat, 15 februari 2024 € 3,40;
- advocaat, 22 maart 2024 € 3,40;
- de rechtbank, 2 april 2024 € 31,96;
- psycholoog (toekomstige sessies) € 34,00.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering wordt toegewezen tot een totaalbedrag van € 8.277,08, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarbij heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de immateriële schade dient te worden begroot op € 7.000,00 en dat er geen basis is voor toewijzing van de (toekomstige) posten: ‘zorgkosten’ en ‘reiskosten psycholoog (toekomstige sessies).
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, dan wel dat de vordering moet worden afgewezen, omdat de diefstal met geweld niet door verdachte is gepleegd en verdachte het lichamelijk letsel niet bij de benadeelde partij heeft veroorzaakt.
Subsidiair heeft de raadsvrouw zich aangesloten bij het verweer dat door mr. L.J.H.M. Achten in de zaak van medeverdachte [medeverdachte 1] is gevoerd. Gelet hierop wordt ten aanzien van de post ‘horloge’ en de reiskosten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De posten ‘gederfde inkomsten’ en ‘zorgkosten’ dienen te worden afgewezen. De post ‘gestolen geldbedragen’ dient te worden bepaald op € 470,00. De immateriële schade dient te worden gematigd tot een bedrag van € 3.000,00. Verder dient de benadeelde partij voor wat betreft de toekomstige schadeposten: “opleidingskosten’ en ‘studievertraging’ in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Materiële schade
De opgevoerde schadepost ‘horloge’ is niet onderbouwd met een factuur. Dat er schade is geleden, is echter niet betwist en voldoende aannemelijk. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op het gevorderde bedrag van € 150,00.
De opgevoerde schadepost ‘gestolen geldbedrag’ is voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank gaat daarbij uit van de verklaring van de benadeelde partij en heeft geen aanleiding om daaraan te twijfelen. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot het gevorderde bedrag van € 610,00.
De opgevoerde schadepost ‘gederfde inkomsten/gemiste vrije dag’ is gemotiveerd betwist en onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering betreffende deze post.
De onder de posten ‘opleidingskosten’, ‘studievertraging’ en ‘zorgkosten’ opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan. Dit betreft mogelijk toekomstige schade en deze posten zijn gemotiveerd betwist. De rechtbank zal de benadeelde partij ook in de vordering betreffende deze posten niet-ontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van de als proceskosten gevorderde reiskosten naar de spoedeisende hulp, de huisarts en de psycholoog overweegt de rechtbank dat dit geen proceskosten, maar materiële kosten zijn die rechtstreeks geleden zijn als gevolg van het bewezen verklaarde feit. Deze schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk en de rechtbank zal deze posten daarom toewijzen. Dit geldt niet voor de post ‘psycholoog (toekomstige sessies)’ ten bedrage van € 34,00. Dit betreft mogelijk toekomstige schade waarvan op dit moment onzeker is of deze schade daadwerkelijk geleden zal worden. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering betreffende deze post.
Immateriële schade
Wat betreft de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van artikel 6:106, eerste lid, sub b, van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in haar persoon is aangetast. De rechtbank stelt vast de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De rechtbank ziet in dit geval, gelet op alle omstandigheden van het geval, aanleiding om de immateriële schade naar billijkheid te begroten op een bedrag van € 5.000,00.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het gevorderde toewijzen tot een totaalbedrag van € 5.784,48 (bestaande uit € 784,48 materiële schade en € 5.000,00 immateriële schade) te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De rechtbank zal de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
Proceskosten
Als proceskosten wordt gevorderd een bedrag van € 154,36. Zoals hiervoor weergegeven worden de reiskosten naar de spoedeisende hulp, de huisarts en de psycholoog als materiële schade toegewezen. Ten aanzien van de resterende posten overweegt de rechtbank als volgt.
De reiskosten naar het politiebureau voor het doen van de aanvullende aangifte en het ophalen van de telefoon zijn geen toewijsbare proceskosten en ook geen rechtstreekse materiële schade die voor vergoeding in aanmerking komt.
Voor de reiskosten naar de advocaat geldt hetzelfde. Reiskosten van de benadeelde partij naar de advocaat komen niet voor vergoeding als proceskosten in aanmerking.
De reiskosten naar de zitting komen in dit geval evenmin voor vergoeding in de vorm van een proceskostenveroordeling in aanmerking, nu de benadeelde partij niet in persoon procedeert maar zich door iemand heeft laten bijstaan.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank geen proceskosten toewijzen.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht mede aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 63 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b en14c Sr.

9.De beslissing

bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld
tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde
personen.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
5 (vijf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
Verdachte meldt zich binnen vijf werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Roermond, locatie Blerick. Verdachte blijft zich melden op afspraken van de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt en houdt zich aan de aanwijzingen vanuit de reclassering.
Ambulante behandeling
Verdachte laat zich behandelen door een instelling voor ambulante forensische behandeling, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
Drugsverbod
Verdachte gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
Contactverbod
Verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met het slachtoffer [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2006, wonende aan de [adres 1] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
- draagt Reclassering Nederland, locatie Roermond, op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van
€ 5.784,48 (bestaande uit € 784,48 materiële schade en € 5.000,00 immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 5.784,48 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 december 2023) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 5.784,48 (zegge: vijfduizend zevenhonderd vierentachtig euro en achtenveertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 december 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 63 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor een deel van € 55.557,24 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. C.J. de Jong en mr. M. ter Riet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 april 2024.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023578736. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal aangifte van 17 november 2023, pagina’s 7 tot en met 10, inhoudende de door [slachtoffer] afgelegde verklaring:

Op 16 december 2023 had ik een afspraak om vuurwerk te kopen aan de [adres 2]. Een jongen deed open en ik liep met hem mee naar de achterdeur van de flat die toegang geeft tot de fietsenstalling. Toen ik de achterdeur opende werd ik direct aangevlogen door een jongen. Ik zag zijn rechtervuist richting mijn gezicht komen. Ik voelde de vuist tegen mijn gezicht aangekomen. Ik viel achterover op mijn kont. Ik zag dat rechts van mij nog een persoon stond. Ik zag in mijn gezichtsveld een handvuurwapen. Ik zag dat de persoon rechts van mij dit wapen in zijn rechterhand droeg. Ik zag dat het wapen ter hoogte van mijn hoofd gebracht werd. Ik voelde iets hards wat van ijzer was tegen mijn hoofd aan. Ik hoorde een van deze personen schreeuwen: ”kanker sukkel, geef je horloge, waar is het geld!”. Ik klikte mijn horloge van mijn linker pols en gaf deze aan een van deze jongens. Op hetzelfde moment werd mijn mobiele telefoon uit mijn rechterbroekzak weggenomen. Ik heb een Samsung Galaxy S21. Ik hoorde de jongens zeggen: “waar is je geld!”. Daarbij zochten ze in mijn broekzakken en mijn jaszakken. Ze vonden het geld in mijn linker borstzak van mijn jas. Het bedrag dat ik bij mij droeg was 610 euro. Direct hierna renden alle drie de jongens weg.

2. Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever van 19 december 2023, pagina's 12 tot en met 16, inhoudende de door [slachtoffer] afgelegde verklaring:

Ze stonden met zijn drieën om mij heen. Ze riepen waar is je kankergeld. De jongen (…) drukte het vuurwapen tegen mijn hoofd.(…) Het was een zwart handvuurwapen. Het was een kleine versie van het wapen dat jullie hebben. Het was een wat dunner model vuurwapen, met een wat dunnere loop. (…) het voelde zwaar op mijn hoofd en het kwam heel serieus over (…).

3. Het proces-verbaal ter terechtzitting van 2 april 2024, inhoudende de door verdachte afgelegde verklaring;

Ik wist van tevoren dat er iets van aangever zou worden afgepakt. Ik was er bij aanwezig. Ik stond er op een intimiderende wijze bij. Ik heb het wapen gezien toen het aan aangever getoond werd. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft zojuist verklaard dat ik minder geld dan de anderen heb gekregen, omdat ik het horloge heb gekregen en verder weinig heb gedaan. Dit klopt. Later die avond heb ik het horloge in mijn handen gehad.

4. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 30 december 2023, pagina’s 165 tot en met 172, inhoudende de door verdachte [verdachte] afgelegde verklaring:

Ik werd ter plekke ingelicht. Zo’n jongen liep met het slachtoffer mee, een andere jongen sloeg hem en toen viel hij achterover. Toen werd er om geld gevraagd. En toen zette iemand een pistool op zijn hoofd.

5. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 31 december 2023, pagina’s 182 tot en met 185, inhoudende de door verdachte [verdachte] afgelegde verklaring:
Ik heb 100 euro gekregen.
V: Ben je de telefoon kwijt geraakt of heb je die bewust laten vallen?
A: [medeverdachte 1] liet wat vallen en ik heb het met het lopen weggestopt.
V: Wat liet hij vallen?
A: Dat was volgens mij de telefoon.
6. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 7 februari 2024, pagina’s 187 tot en met 190, inhoudende de door verdachte [verdachte] afgelegde verklaring:
[medeverdachte 2] was de persoon die het vuurwapen vast had. Ik wist vooraf dat [medeverdachte 2] een vuurwapen bij zich had. Hij had het vlak voor de beroving gezegd. Hij heeft verteld dat hij iemand ging racen en dat ik niets hoefde te doen en dat ik er alleen maar bij hoefde te staan.
Ik ben meegegaan.