ECLI:NL:RBOVE:2024:2059

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
08.337324.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugddetentie voor 19-jarige jongen na gewelddadige diefstal met vuurwapen

Op 16 april 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 19-jarige jongen veroordeeld tot een jeugddetentie van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, na een gewelddadige diefstal. De verdachte heeft samen met anderen het slachtoffer, een 17-jarige jongen, bedreigd met een vuurwapen en hem beroofd van zijn mobiele telefoon, horloge en geld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld, waarbij het slachtoffer op brute wijze werd aangevallen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een licht verstandelijke beperking en ADHD. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht bij de jeugdreclassering en een contactverbod met het slachtoffer. Daarnaast moet de verdachte een schadevergoeding van € 5.784,48 betalen aan het slachtoffer. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting op 2 april 2024, waar de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging heeft gehoord. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.337324.23 (P)
Datum vonnis: 16 april 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2004 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ,
nu verblijvende in de [locatie] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 2 april 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. K. Kok, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de door [slachtoffer] voorgedragen slachtofferverklaring en van wat namens hem als benadeelde partij door mr. D.A.J. Spierings, advocaat te Apeldoorn, is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld tegen [slachtoffer] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 16 december 2023 te Zwolle, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een mobiele telefoon (Samsung Galaxy S21) en/of een horloge (Armani) en/of een geldbedrag (van ongeveer € 610,=), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of diens mededader(s) een afspraak met die [slachtoffer] heeft/hebben gemaakt voor de aanschaf van een hoeveelheid vuurwerk en/of toen die [slachtoffer] aangaf op het afgesproken adres te zijn, (vervolgens) die [slachtoffer] heeft/ hebben meegenomen naar een fietsenstalling/schuur aan de achterzijde van een (flat)gebouw en/of toen die [slachtoffer] de deur van voornoemde fietsenstalling/schuur opende, die [slachtoffer] met kracht in het gezicht, althans tegen het hoofd heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of toen die [slachtoffer] op de grond zat, een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft/hebben gezet, althans op die [slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of (daarbij) die [slachtoffer] de woorden heeft/hebben toegevoegd: “Kankersukkel, geef ons je horloge, waar is je geld” en/of “Geef alles wat je bij je hebt”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of de broekzakken en/of de jaszakken van die [slachtoffer] heeft/hebben doorzocht.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegd requisitoir, op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat de raadsman vrijspraak heeft bepleit van het onderdeel dat verdachte een vuurwapen
tegen het hoofdvan [slachtoffer] heeft gezet.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het ten laste gelegde sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid. Die opsomming is in de bijlage opgenomen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan ook wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte een vuurwapen
tegen het hoofdvan aangever heeft gezet.
Aangever heeft verklaard dat hij in zijn gezichtsveld een zwart handvuurwapen zag. Het was volgens aangever een kleine versie van het wapen dat de politie gebruikt. Het was een wat dunner model met een dunnere loop. Aangever heeft verder verklaard dat het wapen ter hoogte van zijn hoofd werd gebracht. Hij voelde iets hards van ijzer tegen zijn hoofd aan. Dit voelde zwaar op zijn hoofd en kwam heel serieus over.
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de juistheid en betrouwbaarheid van deze verklaring van aangever te twijfelen. Zijn verklaring is gedetailleerd, komt authentiek over en vindt ook voldoende steun in ander bewijsmateriaal, onder meer in de verklaring van verdachte zelf die immers heeft verklaard dat hij een vuurwapen bij zich had en dit wapen tijdens de beroving aan aangever heeft laten zien. Gelet hierop wordt het verweer van de raadsman verworpen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 december 2023 te Zwolle, tezamen en in vereniging met anderen, een mobiele telefoon (Samsung Galaxy S21) en een horloge (Armani) en een geldbedrag (van € 610,=), die aan [slachtoffer] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of diens mededader(s) een afspraak met die [slachtoffer] heeft/hebben gemaakt voor de aanschaf van een hoeveelheid vuurwerk en toen die [slachtoffer] aangaf op het afgesproken adres te zijn, (vervolgens) die [slachtoffer] heeft/hebben meegenomen naar een fietsenstalling/schuur aan de achterzijde van een (flat)gebouw en toen die [slachtoffer] de deur van voornoemde fietsenstalling/schuur opende, die [slachtoffer] met kracht in het gezicht heeft/hebben gestompt en toen die [slachtoffer] op de grond zat, een vuurwapen, tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft/hebben gezet en (daarbij) die [slachtoffer] de woorden heeft/hebben toegevoegd: “Kankersukkel, geef ons je horloge, waar is je geld” en “Geef alles wat je bij je hebt”, en de broekzakken en de jaszakken van die [slachtoffer] heeft/hebben doorzocht.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd, met dien verstande dat verdachte zal worden begeleid door de volwassenenreclassering. Voor toepassing van het jeugdstrafrecht ziet de officier van justitie geen aanleiding.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, verzocht om het jeugdstrafrecht toe te passen en bepleit dat een jeugddetentie voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk wordt opgelegd met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte en zijn twee medeverdachten hebben zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld. Nadat het 17-jarige slachtoffer zich meldde op het adres waar hij via Snapchat had afgesproken om vuurwerk te kopen, werd hij daar door medeverdachte [medeverdachte] binnengelaten en meegenomen naar de achterzijde van het flatgebouw waar een fietsenstalling was. Het slachtoffer is daar op laffe en brute wijze door verdachte en zijn twee medeverdachten beroofd. Bij binnenkomst heeft verdachte het slachtoffer met kracht in het gezicht gestompt en toen het slachtoffer op de grond terecht kwam heeft verdachte een vuurwapen tegen zijn hoofd gezet. Verdachte en zijn medeverdachten stonden om het slachtoffer heen en hebben hem uitgescholden en zijn telefoon, horloge en geld van hem gestolen.
Dit is een zeer ernstig feit. Het behoeft geen betoog dat dit voor het slachtoffer een buitengewoon beangstigende situatie is geweest. Blijkens het ter terechtzitting door het slachtoffer uitgeoefende spreekrecht heeft deze beroving veel impact op hem gehad. Tot op de dag van vandaag heeft hij te kampen met de psychische gevolgen van dit misdrijf.
Bovendien veroorzaken dergelijke berovingen in de samenleving gevoelens van angst en onveiligheid. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 8 maart 2024. Hieruit blijkt dat verdachte op 5 november 2020 door de kinderrechter in de rechtbank Overijssel is veroordeeld voor bedreiging met zware mishandeling en dat hij op 17 juli 2019 een transactie heeft aanvaard ter zake van mishandeling.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging verder rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze onder meer blijken uit de inhoud van het advies van Reclassering Nederland van 15 maart 2024.
In deze rapportage schrijft de reclasseringswerker [reclasseringswerker] onder meer dat bij verdachte sprake is van een beginnend delictpatroon dat in ernst fors is toegenomen. In het verleden is bij verdachte ADHD vastgesteld en uit recent uitgevoerd diagnostisch onderzoek is gebleken dat bij verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking. Dit maakt dat verdachte sneller beïnvloedbaar is en de consequenties van zijn gedrag onvoldoende kan overzien.
De reclassering adviseert het jeugdstrafrecht toe te passen, omdat er sprake is van pedagogische beïnvloedingsmogelijkheden. Zijn ouders en een ambulant begeleider zijn nauw hij hem betrokken en zij kunnen verdachte nog opvoedkundige ondersteuning bieden. Ook de wens van verdachte voor scholing en het feit dat verdachte jeugdig overkomt in zijn gedragingen zijn overwegingen om het jeugdstrafrecht toe te passen. De handelingsvaardigheden van verdachte schieten te kort. Dit is mogelijk te verklaren door ADHD en de licht verstandelijke beperking.
De reclassering schat het recidiverisico in als gemiddeld. Om het recidiverisico te beperken adviseert de reclassering om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden begeleiding door jeugdreclassering, een ambulante behandeling, contactverbod met het slachtoffer, meewerken aan middelencontrole, een locatiegebod (met elektronische monitoring) en dagbesteding.
De rechtbank neemt het advies over, ook voor wat betreft het toepassen van het jeugdstrafrecht en de op te leggen bijzondere voorwaarden op de in het rapport genoemde gronden, en maakt het oordeel van de deskundige tot de hare. De rechtbank ziet aanleiding om toezicht door de William Schrikker Groep (WSG) op te leggen, zoals door de reclassering is geadviseerd. De rechtbank heeft hierbij gelet op de door de deskundigen [jeugdreclasseringswerker] , jeugdreclasseringswerker bij de William Schrikker Stichting, en [naam 1] , ambulant begeleider bij Klaver4you, ter zitting gegeven toelichting.
De rechtbank acht het van belang dat verdachte wordt begeleid door de jeugdreclassering en dat hij voor zijn problematiek wordt behandeld, zodat hij niet opnieuw een dergelijk feit pleegt.
Bij de hoogte van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat verdachte uiteindelijk openheid van zaken heeft gegeven en spijt heeft betuigd. Gezien de ernst van het gepleegde feit, waarbij verdachte een leidende rol heeft gespeeld en waarbij het verdachte is geweest die de meest gewelddadige handelingen heeft verricht, kan echter niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse onvoorwaardelijke vrijheidsstraf.
De rechtbank heeft hierbij bovendien aansluiting willen zoeken bij de straf die bij vonnis van heden aan medeverdachte [medeverdachte] wordt opgelegd.
Gelet op alle omstandigheden van het geval ziet de rechtbank in dit specifieke geval aanleiding om aan verdachte een jeugddetentie op te leggen voor de duur van vijftien maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank legt de bijzondere voorwaarden op zoals in het reclasseringsrapport verwoord.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] , vertegenwoordigd door zijn wettelijk vertegenwoordiger [naam 2] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Namens de benadeelde partij is mr. D.A.J. Spierings, advocaat te Apeldoorn, opgetreden.
De benadeelde partij vordert verdachte hoofdelijk te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 61.341,72, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
De gevorderde materiële schade ten bedrage van € 37.341,72 bestaat uit de volgende posten:
- horloge € 150,00;
- gestolen geldbedrag € 610,00;
- gederfde inkomsten € 396,72;
- opleidingskosten € 2.000,00 (p.m. voorlopig geschat);
- studievertraging € 33.300,00 (p.m. voorlopig geschat);
- zorgkosten € 885,00.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 25.000,00 (p.m. voorlopig geschat) gevorderd. In de toelichting op de vordering heeft mr. Spierings geschreven dat toewijzing van een bedrag van € 7.000,00 in onderhavige procedure redelijk wordt geacht en dat het overig gevorderde bedrag in het kader van artikel 421 lid 3 Sv wordt gevorderd aangezien op dit moment nog niet bekend is wat de uiteindelijke schade zal zijn.
Als proceskosten wordt een bedrag van € 154,36 gevorderd bestaande uit reiskosten naar:
- spoedeisende hulp in het Gelre Ziekenhuis € 4,08;
- politiebureau Zwolle voor aangifte € 28,56;
- politiebureau Zwolle voor ophalen telefoon € 28,56;
- huisarts voor doorverwijzing naar psycholoog € 3,40;
- huisarts voor gesprek met praktijkondersteuner € 3,40;
- psycholoog, 13 februari 2024 € 3,40;
- psycholoog, 22 februari 2024 € 3,40;
- psycholoog, 27 februari 2024 € 3,40;
- psycholoog, 15 maart 2024 € 3,40;
- advocaat, 15 februari 2024 € 3,40;
- advocaat, 22 maart 2024 € 3,40;
- de rechtbank, 2 april 2024 € 31,96;
- psycholoog (toekomstige sessies) € 34,00.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering wordt toegewezen tot een totaalbedrag van € 8.277,08, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarbij heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de immateriële schade dient te worden begroot op € 7.000,00 en dat er geen basis is voor toewijzing van de (toekomstige) posten: ‘zorgkosten’ en ‘reiskosten psycholoog (toekomstige sessies).
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Materiële schade
De opgevoerde schadepost ‘horloge’ is niet onderbouwd met een factuur. Dat er schade is geleden, is echter niet betwist en voldoende aannemelijk. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op het gevorderde bedrag van € 150,00.
De opgevoerde schadepost ‘gestolen geldbedrag’ is voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank gaat daarbij uit van de verklaring van de benadeelde partij en heeft geen aanleiding om daaraan te twijfelen. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot het gevorderde bedrag van € 610,00.
De opgevoerde schadepost ‘gederfde inkomsten/gemiste vrije dag’ is onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering betreffende deze post.
De onder de posten ‘opleidingskosten’, ‘studievertraging’ en ‘zorgkosten’ opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan. Dit betreft mogelijk toekomstige schade. De rechtbank zal de benadeelde partij ook in de vordering betreffende deze posten niet-ontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van de als proceskosten gevorderde reiskosten naar de spoedeisende hulp, de huisarts en de psycholoog overweegt de rechtbank dat dit geen proceskosten, maar materiële kosten zijn die rechtstreeks geleden zijn als gevolg van het bewezen verklaarde feit. Deze schadeposten zijn niet betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk en de rechtbank zal deze posten daarom toewijzen. Dit geldt niet voor de post ‘psycholoog (toekomstige sessies)’ ten bedrage van € 34,00. Dit betreft mogelijk toekomstige schade waarvan op dit moment onzeker is of deze schade daadwerkelijk geleden zal worden. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering betreffende deze post.
Immateriële schade
Wat betreft de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van artikel 6:106, eerste lid, sub b, van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in haar persoon is aangetast. De rechtbank stelt vast de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De rechtbank ziet in dit geval, gelet op alle omstandigheden van het geval, aanleiding om de immateriële schade naar billijkheid te begroten op een bedrag van € 5.000,00.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het gevorderde toewijzen tot een totaalbedrag van € 5.784,48 (bestaande uit € 784,48 materiële schade en € 5.000,00 immateriële schade) te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De rechtbank zal de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
Proceskosten
Als proceskosten wordt gevorderd een bedrag van € 154,36. Zoals hiervoor weergegeven worden de reiskosten naar de spoedeisende hulp, de huisarts en de psycholoog als materiële schade toegewezen. Ten aanzien van de resterende posten overweegt de rechtbank als volgt.
De reiskosten naar het politiebureau voor het doen van de aanvullende aangifte en het ophalen van de telefoon zijn geen toewijsbare proceskosten en ook geen rechtstreekse materiële schade die voor vergoeding in aanmerking komt.
Voor de reiskosten naar de advocaat geldt hetzelfde. Reiskosten van de benadeelde partij naar de advocaat komen niet voor vergoeding als proceskosten in aanmerking.
De reiskosten naar de zitting komen in dit geval evenmin voor vergoeding in de vorm van een proceskostenveroordeling in aanmerking, nu de benadeelde partij niet in persoon procedeert maar zich door iemand heeft laten bijstaan.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank geen proceskosten toewijzen.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht mede aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 1 maand gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld
tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde
personen.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
15 (vijftien) maanden;
- bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte van
5 (vijf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
Begeleiding door jeugdreclassering
Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering van de William Schrikker Groep en meldt zich op afspraken met de jeugdreclassering zo vaak de jeugdreclassering dat nodig vindt. De verdachte werkt mee aan de voorwaarden van het zogenoemde Intensieve Traject Begeleiding (ITB Harde Kern/ITB Criem);
Ambulante behandeling
Verdachte werkt mee aan onderzoek en ambulante behandeling bij een (forensische) instelling, zolang de jeugdreclassering dat nodig acht;
Contactverbod
Verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met het slachtoffer [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2006, wonende aan de [adres 2] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
Meewerken aan middelencontrole
Verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De jeugdreclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De jeugdreclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
Locatiegebod (met elektronische monitoring)
Verdachte is op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig op het verblijfadres. De jeugdreclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met verdachte en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft betrokkene op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 14 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft verdachte een aaneengesloten blok van 8 uur per dag vrij te besteden. Verdachte werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatiegebod. Het huidige
verblijfadres is [adres 1] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de jeugdreclassering daarvoor toestemming geeft. Verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de jeugdreclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat verdachte in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de jeugdreclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen.
Aansluiting elektronische monitoring
De aansluiting van het elektronische monitoringmiddel kan plaatsvinden vanaf de derde werkdag nadat de reclassering is geïnformeerd over de ingangsdatum. De aansluiting zal plaatsvinden op het voorgenomen verblijfadres;
Dagbesteding
Verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk, scholing en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
- draagt de William Schrikker Groep (ATS code 094), een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden. Verantwoordelijke gemeente is Zwolle;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van
€ 5.784,48 (bestaande uit € 784,48 materiële schade en € 5.000,00 immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 5.784,48 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 december 2023) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 5.784,48, (zegge: vijfduizend zevenhonderd vierentachtig euro en achtenveertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 december 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 1 maand kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor een deel van € 55.557,24 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. C.J. de Jong en mr. M. ter Riet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 april 2024.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023578736. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal ter terechtzitting van 2 april 2024, inhoudende de door verdachte afgelegde bekennende verklaring;
2. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 17 december 2024, pagina's 97 tot en met 106, inhoudende de door verdachte afgelegde bekennende verklaring;
3. Het proces-verbaal aangifte van 17 november 2023, pagina’s 7 tot en met 10, inhoudende de door [slachtoffer] afgelegde verklaring;
4. Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever van 19 december 2023, pagina's 12 tot en met 16, inhoudende de door [slachtoffer] afgelegde verklaring;
Ten aanzien van het tegen het hoofd zetten van een vuurwapen.
5. Het proces-verbaal ter terechtzitting van 2 april 2024, inhoudende de door verdachte afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:

Ik heb het vuurwapen aan [slachtoffer] getoond.

6. Het proces-verbaal aangifte van 17 november 2023, pagina’s 7 tot en met 10, inhoudende de door [slachtoffer] afgelegde verklaring:

Ik zag in mijn gezichtsveld een handvuurwapen. Ik zag dat de persoon rechts van mij dit wapen in zijn rechterhand droeg. Ik zag dat het wapen ter hoogte van mijn hoofd gebracht werd. Ik voelde iets hards wat van ijzer was tegen mijn hoofd aan.

7. Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever van 19 december 2023, pagina's 12 tot en met 16, inhoudende de door [slachtoffer] afgelegde verklaring:

Het was een zwart handvuurwapen. Het was een kleine versie van het wapen dat jullie hebben. Het was een wat dunner model vuurwapen, met een wat dunnere loop. (…) het voelde zwaar op mijn hoofd en het kwam heel serieus over (…).