ECLI:NL:RBOVE:2024:2058

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
08.337307.23 en 08.198030.23 vnvv (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld en bedreiging met vuurwapen

Op 16 april 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die schuldig werd bevonden aan diefstal met geweld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, en heeft hem verplicht tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 16 december 2023 in Zwolle, waar de verdachte samen met medeverdachten een 17-jarige jongen beroofde van zijn mobiele telefoon, horloge en geld, terwijl hij werd bedreigd met een vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten de jongen naar een fietsenstalling hebben gelokt, waar hij met geweld werd aangevallen. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en medeverdachten als betrouwbaar beoordeeld en heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastelegging. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en eerdere veroordelingen, maar heeft geoordeeld dat het volwassenenstrafrecht van toepassing is. De verdachte is veroordeeld tot het voldoen aan bijzondere voorwaarden, waaronder een contactverbod met het slachtoffer en reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 5.784,48, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.337307.23 en 08.198030.23 vnvv (P)
Datum vonnis: 16 april 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2002 in [geboorteplaats],
laatstelijk wonende aan de [woonplaats],
nu verblijvende in de P.I. [locatie].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 2 april 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. L.J.H.M. Achten, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de door [slachtoffer] voorgedragen slachtofferverklaring en van wat namens hem als benadeelde partij door mr. D.A.J. Spierings, advocaat te Apeldoorn, is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld tegen [slachtoffer].
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 16 december 2023 te Zwolle, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een mobiele telefoon (Samsung Galaxy S21) en/of een horloge (Armani) en/of een geldbedrag (van ongeveer € 610,=), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of diens mededader(s) een afspraak met die [slachtoffer] heeft/hebben gemaakt voor de aanschaf van een hoeveelheid vuurwerk en/of toen die [slachtoffer] aangaf op het afgesproken adres te zijn, (vervolgens) die [slachtoffer] heeft/ hebben meegenomen naar een fietsenstalling/schuur aan de achterzijde van een (flat)gebouw en/of toen die [slachtoffer] de deur van voornoemde fietsenstalling/schuur opende, die [slachtoffer] met kracht in het gezicht, althans tegen het hoofd heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of toen die [slachtoffer] op de grond zat, een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft/hebben gezet, althans op die [slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of (daarbij) die [slachtoffer] de woorden heeft/hebben toegevoegd: “Kankersukkel, geef ons je horloge, waar is je geld” en/of “Geef alles wat je bij je hebt”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of de broekzakken en/of de jaszakken van die [slachtoffer] heeft/hebben doorzocht.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegd requisitoir, op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, ten aanzien van de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat de raadsman vrijspraak heeft bepleit van het onderdeel dat ziet op het gebruik van het vuurwapen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de ten laste gelegde feitelijkheden is sprake van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte heeft bekend dat hij voorafgaand aan de diefstal met geweld met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft besproken dat zij aangever [slachtoffer] zouden gaan beroven, dat hij aangever in de portiek van het flatgebouw heeft opgehaald, dat hij aangever naar de fietsenstalling aan de achterzijde van het flatgebouw heeft meegenomen en dat aangever daar door hun drieën is beroofd.
Verdachte heeft verklaard dat medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de fietsenstalling stonden te wachten, dat [medeverdachte 1] aangever toen bij binnenkomst een klap tegen het hoofd heeft gegeven, dat er iets op het hoofd van aangever werd gericht en dat vervolgens het geld, de telefoon en het horloge van aangever zijn afgenomen.
De rechtbank zal gelet op deze bekennende verklaring van verdachte volstaan met een opsomming in de bijlage van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman van verdachte dat de samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten zich niet uitstrekte tot het gebruik van een vuurwapen en overweegt daartoe als volgt.
Voor een bewezenverklaring van diefstal met geweld in vereniging is niet vereist dat de verdachte op de hoogte is geweest van alle precieze gedragingen van zijn mededaders.
Uit de verklaring van aangever blijkt dat er tijdens de beroving in de fietsenkelder een vuurwapen tegen zijn hoofd is gezet. Aangever heeft verklaard dat hij iets hards van ijzer tegen zijn hoofd aanvoelde, dat dit zwaar op zijn hoofd voelde en dat het heel serieus overkwam. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaring van aangever te twijfelen. Zijn verklaring is gedetailleerd en komt authentiek over. De verklaring van aangever vindt ook voldoende steun in ander bewijsmateriaal. Immers, medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij aangever tijdens de beroving inderdaad een vuurwapen heeft laten zien en verdachte heeft verklaard dat hij wel heeft gezien dat er iets op het hoofd van aangever werd gericht, maar dat hij niet heeft gezien wat dit was aangezien het in de fietsenstalling erg donker was en het allemaal heel snel ging.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat medeverdachte [medeverdachte 1] tijdens de beroving een vuurwapen tegen het hoofd van aangever heeft gezet.
Uit de omstandigheden dat verdachte heeft verklaard dat hij vooraf met zijn medeverdachten heeft besproken dat zij aangever zouden gaan beroven, dat verdachte kort voor de beroving in een chatgesprek aan medeverdachte [medeverdachte 1] heeft geschreven: “
gaan we bossen of niet?”, en “
wat is me cut” waarop [medeverdachte 1] heeft geantwoord: “
licht er aan wat je wilt doen”, “
als je die man wilt lokken zeg maar dan meer natuurlijk”, en de omstandigheid dat medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij vooraf met verdachte heeft overlegd dat hij een vuurwapen mee zou nemen, leidt de rechtbank af dat verdachte zich heeft gerealiseerd dat geweld en bedreiging met een vuurwapen voorzienbaar was.
Gezien de omstandigheden waaronder de beroving heeft plaatsvonden, had verdachte naar het oordeel van de rechtbank ten minste het voorwaardelijk opzet op het gepleegde geweld en ook dat aangever daarbij met een vuurwapen zou worden bedreigd. Met andere woorden; verdachte heeft gezien zijn betrokkenheid bij de beroving bewust de aanmerkelijke kans op het geweld en het bedreigen met een vuurwapen aanvaard. De omstandigheid dat verdachte stelt dat hij niet wist dat [medeverdachte 1] over een vuurwapen beschikte, doet hier niet aan af.
Het verweer wordt daarom verworpen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 december 2023 te Zwolle, tezamen en in vereniging met anderen, een mobiele telefoon (Samsung Galaxy S21) en een horloge (Armani) en een geldbedrag (van€ 610,=), die aan [slachtoffer] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of diens mededader(s) een afspraak met die [slachtoffer] heeft/hebben gemaakt voor de aanschaf van een hoeveelheid vuurwerk en toen die [slachtoffer] aangaf op het afgesproken adres te zijn, (vervolgens) die [slachtoffer] heeft/hebben meegenomen naar een fietsenstalling/schuur aan de achterzijde van een (flat)gebouw en toen die [slachtoffer] de deur van voornoemde fietsenstalling/schuur opende, die [slachtoffer] met kracht in het gezicht heeft/hebben gestompt en toen die [slachtoffer] op de grond zat, een vuurwapen, tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft/hebben gezet en (daarbij) die [slachtoffer] de woorden heeft/hebben toegevoegd: “Kankersukkel, geef ons je horloge, waar is je geld” en “Geef alles wat je bij je hebt”, en de broekzakken en de jaszakken van die [slachtoffer] heeft/hebben doorzocht.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd en dat deze voorwaarden worden aangevuld met een contactverbod met aangever [slachtoffer]
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, verzocht om het jeugdstrafrecht toe te passen en bepleit dat een onvoorwaardelijke jeugddetentie dan wel gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis wordt opgelegd in combinatie met een forse voorwaardelijke jeugddetentie dan wel gevangenisstraf met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd. Ten aanzien van de oplegging van een eventueel contactverbod heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte en zijn twee medeverdachten hebben zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld. Nadat het 17-jarige slachtoffer zich meldde op het adres waar hij via Snapchat had afgesproken om vuurwerk te kopen, werd hij daar door verdachte binnengelaten en meegenomen naar de achterzijde van het flatgebouw waar een fietsenstalling was. Het slachtoffer is daar op laffe en brute wijze beroofd. Bij binnenkomst werd het slachtoffer met kracht in het gezicht gestompt en toen hij op de grond terecht kwam werd een vuurwapen tegen zijn hoofd gezet. Verdachte en zijn medeverdachten stonden om het slachtoffer heen en hebben hem uitgescholden en zijn telefoon, horloge en geld van hem gestolen.
Dit is een zeer ernstig feit. Het behoeft geen betoog dat dit voor het slachtoffer een buitengewoon beangstigende situatie is geweest. Blijkens het ter terechtzitting door het slachtoffer uitgeoefende spreekrecht heeft deze beroving veel impact op hem gehad. Tot op de dag van vandaag heeft hij te kampen met de psychische gevolgen van dit misdrijf.
Bovendien veroorzaken dergelijke berovingen in de samenleving gevoelens van angst en onveiligheid. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Het volwassenenstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van het strafbare feit 21 jaar oud, zodat in beginsel het volwassenenstrafrecht van toepassing is. Op grond van artikel 77c Sr is het mogelijk om bij jongvolwassenen tussen de 18 en 23 jaar af te wijken van die hoofdregel en toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht. De persoonlijkheid van een verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan moeten daarvoor dan aanleiding geven.
De rechtbank ziet geen aanleiding om in de zaak van verdachte het jeugdstrafrecht toe te passen, zoals door de raadsman is bepleit. Naar het oordeel van de rechtbank zijn hier onvoldoende aanwijzingen voor. De rechtbank heeft hierbij gelet op de inhoud van het reclasseringsadvies van 11 maart 2024 waaruit blijkt dat verdachte weliswaar beperkte handelingsvaardigheden heeft, maar dat hij wel in staat is om zijn werk te behouden en zijn wonen te organiseren. Verder is geen sprake van gezinsgerichte hulpverlening of schoolgang.
Verdachte leidt een volwassen leven en heeft geen maatregelen nodig vanuit het jeugdrecht.
Gelet hierop ziet de rechtbank aanleiding om het volwassenstrafrecht toe te passen. De door de raadsman ter zitting naar voren gebrachte omstandigheden doen aan dit oordeel niet af.
Strafmodaliteit en strafmaat
Het hierboven overwogene leidt tot de conclusie dat verdachte zonder meer een gevangenisstraf toekomt. Een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is noodzakelijk omdat de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, zijn niet aanwezig.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de inhoud van het uittreksel justitiële documentatie van 8 maart 2024. Hieruit blijkt dat verdachte kort voor het gepleegde feit, op 24 november 2023, door de politierechter is veroordeeld voor poging tot zware mishandeling gepleegd op 7 augustus 2023. De politierechter heeft toen een forse (deels voorwaardelijke) taakstraf aan verdachte opgelegd. Kennelijk heeft deze veroordeling hem er niet van weerhouden om slechts enkele weken daarna opnieuw een geweldsfeit te plegen.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging verder rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze onder meer blijken uit de inhoud van het hiervoor genoemde reclasseringsadvies van 11 maart 2024. Hierin staat geschreven dat verdachte een belaste voorgeschiedenis heeft waarin fors huiselijk geweld impact op zijn ontwikkeling heeft gehad. Verdachte heeft problemen met zijn emotieregulatie en hij heeft gebrekkige probleemoplossende vermogens. In het verleden is hij gediagnostiseerd met ADHD en kenmerken van PDD-NOS. Verder was zijn huisvesting in Zwolle de laatste jaren instabiel. Er is recent een woonplek in Staphorst gevonden door zijn vader en werkgever. Volgens de reclassering kan niet uitgesloten worden dat het middelengebruik van verdachte meer is dan hij aangeeft.
De reclassering schat het recidiverisico in als gemiddeld. Verdachte heeft onvoldoende grip op zijn emoties en is zeer beïnvloedbaar. De reclassering verwacht dat het recidiverisico afneemt door behandeling gericht op emotieregulatie en het versterken van probleemoplossend vermogen.
De reclassering adviseert, gelet op het voorgaande, een deels voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, ambulante behandeling door forensische polikliniek De Tender van Transfore, meewerken aan middelencontrole, een locatieverbod (met elektronische monitoring) en een locatiegebod (met elektronische monitoring).
De rechtbank neemt het advies voor wat betreft de op te leggen bijzondere voorwaarden van de deskundige op de in het rapport genoemde gronden over en maakt het oordeel van de deskundige tot de hare, met uitzondering van het locatieverbod. Hiervoor ziet de rechtbank geen aanleiding.
Alles afwegende zal de rechtbank in dit geval aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van vijftien maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank legt daarbij de bijzondere voorwaarden op zoals in het reclasseringsrapport verwoord, met uitzondering van het locatieverbod. Bij de hoogte van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat verdachte zelf geen gewelddadige handelingen heeft verricht.
Ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer zal de rechtbank aan de voorwaardelijke gevangenisstraf ook een contactverbod met het slachtoffer koppelen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer], vertegenwoordigd door zijn wettelijk vertegenwoordiger [naam], heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Namens de benadeelde partij is
mr. D.A.J. Spierings, advocaat te Apeldoorn, opgetreden.
De benadeelde partij vordert verdachte hoofdelijk te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 61.341,72, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
De gevorderde materiële schade ten bedrage van € 37.341,72 bestaat uit de volgende posten:
- horloge € 150,00;
- gestolen geldbedrag € 610,00;
- gederfde inkomsten € 396,72;
- opleidingskosten € 2.000,00 (p.m. voorlopig geschat);
- studievertraging € 33.300,00 (p.m. voorlopig geschat);
- zorgkosten € 885,00.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 25.000,00 (p.m. voorlopig geschat) gevorderd. In de toelichting op de vordering heeft mr. Spierings geschreven dat toewijzing van een bedrag van € 7.000,00 in onderhavige procedure redelijk wordt geacht en dat het overig gevorderde bedrag in het kader van artikel 421 lid 3 Sv wordt gevorderd aangezien op dit moment nog niet bekend is wat de uiteindelijke schade zal zijn.
Als proceskosten wordt een bedrag van € 154,36 gevorderd bestaande uit reiskosten naar:
- spoedeisende hulp in het Gelre Ziekenhuis € 4,08;
- politiebureau Zwolle voor aangifte € 28,56;
- politiebureau Zwolle voor ophalen telefoon € 28,56;
- huisarts voor doorverwijzing naar psycholoog € 3,40;
- huisarts voor gesprek met praktijkondersteuner € 3,40;
- psycholoog, 13 februari 2024 € 3,40;
- psycholoog, 22 februari 2024 € 3,40;
- psycholoog, 27 februari 2024 € 3,40;
- psycholoog, 15 maart 2024 € 3,40;
- advocaat, 15 februari 2024 € 3,40;
- advocaat, 22 maart 2024 € 3,40;
- de rechtbank, 2 april 2024 € 31,96;
- psycholoog (toekomstige sessies) € 34,00.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering wordt toegewezen tot een totaalbedrag van € 8.277,08, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarbij heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de immateriële schade dient te worden begroot op € 7.000,00 en dat er geen basis is voor toewijzing van de (toekomstige) posten: ‘zorgkosten’ en ‘reiskosten psycholoog (toekomstige sessies).
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota ten aanzien van de post ‘horloge’ en de reiskosten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De posten ‘gederfde inkomsten’ en ‘zorgkosten’ dienen volgens de raadsman te worden afgewezen. De post ‘gestolen geldbedragen’ dient volgens de raadsman te worden bepaald op € 470,00.
Ten aanzien van de gevorderde kosten voor immateriële schade heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat deze dient te worden gematigd tot een bedrag van € 3.000,00. Verder dient de benadeelde partij voor wat betreft de toekomstige schadeposten “opleidingskosten’ en ‘studievertraging’ in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard, zo stelt de raadsman.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Materiële schade
De opgevoerde schadepost ‘horloge’ is niet onderbouwd met een factuur. Dat er schade is geleden, is echter niet betwist en voldoende aannemelijk. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op het gevorderde bedrag van € 150,00.
De opgevoerde schadepost ‘gestolen geldbedrag’ is voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank gaat daarbij uit van de verklaring van de benadeelde partij en heeft geen aanleiding om daaraan te twijfelen. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot het gevorderde bedrag van € 610,00.
De opgevoerde schadepost ‘gederfde inkomsten/gemiste vrije dag’ is gemotiveerd betwist en onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering betreffende deze post.
De onder de posten ‘opleidingskosten’, ‘studievertraging’ en ‘zorgkosten’ opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan. Dit betreft mogelijk toekomstige schade en deze posten zijn gemotiveerd betwist. De rechtbank zal de benadeelde partij ook in de vordering betreffende deze posten niet-ontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van de als proceskosten gevorderde reiskosten naar de spoedeisende hulp, de huisarts en de psycholoog overweegt de rechtbank dat dit geen proceskosten, maar materiële kosten zijn die rechtstreeks geleden zijn als gevolg van het bewezen verklaarde feit. Deze schadeposten zijn niet betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk en de rechtbank zal deze posten daarom toewijzen. Dit geldt niet voor de post ‘psycholoog (toekomstige sessies)’ ten bedrage van € 34,00. Dit betreft mogelijk toekomstige schade waarvan op dit moment onzeker is of deze schade daadwerkelijk geleden zal worden. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering betreffende deze post.
Immateriële schade
Wat betreft de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van artikel 6:106, eerste lid, sub b, van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in haar persoon is aangetast. De rechtbank stelt vast de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De rechtbank ziet in dit geval, gelet op alle omstandigheden van het geval, aanleiding om de immateriële schade naar billijkheid te begroten op een bedrag van € 5.000,00.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het gevorderde toewijzen tot een totaalbedrag van € 5.784,48 (bestaande uit € 784,48 materiële schade en € 5.000,00 immateriële schade) te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De rechtbank zal de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
Proceskosten
Als proceskosten wordt gevorderd een bedrag van € 154,36. Zoals hiervoor weergegeven worden de reiskosten naar de spoedeisende hulp, de huisarts en de psycholoog als materiële schade toegewezen. Ten aanzien van de resterende posten overweegt de rechtbank als volgt.
De reiskosten naar het politiebureau voor het doen van de aanvullende aangifte en het ophalen van de telefoon zijn geen toewijsbare proceskosten en ook geen rechtstreekse materiële schade die voor vergoeding in aanmerking komt.
Voor de reiskosten naar de advocaat geldt hetzelfde. Reiskosten van de benadeelde partij naar de advocaat komen niet voor vergoeding als proceskosten in aanmerking.
De reiskosten naar de zitting komen in dit geval evenmin voor vergoeding in de vorm van een proceskostenveroordeling in aanmerking, nu de benadeelde partij niet in persoon procedeert maar zich door iemand heeft laten bijstaan.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank geen proceskosten toewijzen.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht mede aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 63 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De vordering tenuitvoerlegging

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 24 november 2023, te weten een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen jeugddetentie, geheel ten uitvoer zal worden gelegd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft om verlenging van de proeftijd verzocht.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen. Het is gebleken dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van een nieuw strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b en 14c Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld
tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde
personen.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
5 (vijf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
Verdachte meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Ambulante behandeling
Verdachte laat zich behandelen door forensische polikliniek De Tender van Transfore of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra er, na aanmelding, een behandelplek beschikbaar is. De behandeling duurt
de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
Meewerken aan middelencontrole
Verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om zicht te krijgen op het middelengebruik. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
Locatiegebod
Verdachte is op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met verdachte en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft verdachte op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 14 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft verdachte een aaneengesloten blok van 8 uur per dag vrij te
besteden. Verdachte werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatiegebod. Het huidige verblijfadres is [adres 1]. Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft.
Verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat verdachte in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen.
Aansluiting elektronische monitoring
De aansluiting van de enkelband kan plaatsvinden vanaf de derde werkdag nadat de reclassering is geïnformeerd over de ingangsdatum van de voorwaardelijke veroordeling/schorsing. Verdachte zal dan worden aangesloten in de P.I. waar hij op dat moment verblijft.
Contactverbod
- Verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met het slachtoffer [slachtoffer], geboren op [geboortedatum 2] 2006, wonende aan de [adres 2], zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van
€ 5.784,48 (bestaande uit € 784,48 materiële schade en € 5.000,00 immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 5.784,48 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 december 2023) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 5.784,48, (zegge: vijfduizend zevenhonderd vierentachtig euro en achtenveertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 december 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 63 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor een deel van € 55.557,24 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08.198030.23
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 24 november 2024 voorwaardelijk opgelegde
taakstrafvoor de duur van
100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. C.J. de Jong en mr. M. ter Riet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 april 2024.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023578736. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal ter terechtzitting van 2 april 2024, inhoudende de door verdachte afgelegde bekennende verklaring;
2. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 27 december 2023, pagina's 129 tot en met 135, inhoudende de door verdachte afgelegde bekennende verklaring;
3. Het proces-verbaal aangifte van 17 november 2023, pagina’s 7 tot en met 10, inhoudende de door [slachtoffer] afgelegde verklaring;
4. Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever van 19 december 2023, pagina's 12 tot en met 16, inhoudende de door [slachtoffer] afgelegde verklaring;
Ten aanzien van (de voorzienbaarheid van) het tegen het hoofd zetten van een vuurwapen.
5. Het proces-verbaal ter terechtzitting van 2 april 2024, inhoudende de door verdachte afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:

Op 16 februari 2024 heb ik samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] besproken wat er zou gaan gebeuren. We zijn met zijn drieën naar de plek van het voorval gereden. Ik ben in de portiek van het flatgebouw gaan staan. Via Snapchat heb ik doorgegeven dat aangever [slachtoffer] er was. Ik heb [slachtoffer] meegenomen naar de fietsenstalling aan de achterzijde van het flatgebouw. Nadat de deur werd geopend heeft aangever een klap tegen zijn hoofd gekregen. Vervolgens werd er iets op het hoofd van aangever gericht. Ik heb gezien dat er iets getoond werd. Vervolgens is het geld, de telefoon en het horloge van aangever afgenomen.

6. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 17 januari 2024, pagina 99, inhoudende de door [medeverdachte 1] afgelegde verklaring;
V: Waarom neem je (het vuurwapen) dan mee als je die jongen gaat beroven.
A: Ik heb dit met de jongens overlegd, eigenlijk met [verdachte] van te voren. Ik deed dit voor het geval die jongen ook een vuurwapen had.
7. De bij het door verbalisant [verbalisant] opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 29 december 2023, pagina’s 75 tot en met 77, weergeven chatgesprek tussen verdachte ([verdachte]) en medeverdachte [medeverdachte 1] ([alias]):
16-12-2023 19:06:44(UTC+1) [verdachte]: Gaan we bossen. Of niet. Maar beste niet bij die
osso blijven (…)
16-12-2023 19:07:30(UTC+1) [alias]: Ja Tuurlijk
16-12-2023 19:07:37(UTC+1) [verdachte]: Top (…)
16-12-2023 19:07:47(UTC+1) [verdachte] See. Wat is me cut (…)
16-12-2023 19:08:07(UTC+1) [alias]: Licht er aan wat je silt doen. Wilt doen.
Snapje. We praten zo wel (…)
16-12-2023 19:09:53(UTC+1) [alias]: Als je die man wilt lokken zeg maar dan
meer natuurlijk
8. Het proces-verbaal aangifte van 17 november 2023, pagina’s 7 tot en met 10, inhoudende de door [slachtoffer] afgelegde verklaring:

Ik zag in mijn gezichtsveld een handvuurwapen. Ik zag dat de persoon rechts van mij dit wapen in zijn rechterhand droeg. Ik zag dat het wapen ter hoogte van mijn hoofd gebracht werd. Ik voelde iets hards wat van ijzer was tegen mijn hoofd aan.

9. Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever van 19 december 2023, pagina's 12 tot en met 16, inhoudende de door [slachtoffer] afgelegde verklaring:

Het was een zwart handvuurwapen. Het was een kleine versie van het wapen dat jullie hebben. Het was een wat dunner model vuurwapen, met een wat dunnere loop. (…) het voelde zwaar op mijn hoofd en het kwam heel serieus over (…)