ECLI:NL:RBOVE:2024:2057

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
10973242 \ CV EXPL 24-859
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van een concurrentiebeding in kort geding tussen een werknemer en zijn voormalige werkgever

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 16 april 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, eiser, en zijn voormalige werkgever, Rosen Europe B.V. Eiser was in dienst bij Rosen en had een concurrentiebeding ondertekend. Na zijn ontslag heeft hij een nieuwe functie aangeboden gekregen bij Verantio Europe B.V., wat leidde tot een geschil over de rechtsgeldigheid van het concurrentiebeding. Rosen heeft eiser een boete opgelegd voor het overtreden van dit beding. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het concurrentiebeding voorlopig geschorst wordt, zodat eiser zijn werkzaamheden bij Verantio kan aanvaarden, totdat er in een bodemprocedure definitief over de rechtskracht van het concurrentiebeding is beslist. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is, aangezien eiser afhankelijk is van zijn inkomen uit arbeid. De rechter heeft ook een belangenafweging gemaakt en geconcludeerd dat de belangen van eiser zwaarder wegen dan die van Rosen, omdat het concurrentiebeding onbillijk zou zijn in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever. Rosen is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 10973242 \ CV EXPL 24-859
Vonnis in kort geding van 16 april 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. F. Havers,
advocaat te Deventer,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ROSEN EUROPE B.V.,
gevestigd te Oldenzaal,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Rosen ,
gemachtigden: mr. I. Lintsen en mr. M.L.C.M. van Kalmthout,
advocaten te Almelo.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met een 6-tal producties;
  • de van de zijde van Rosen overgelegde producties 1 tot en met 14;
  • de e-mail d.d. 10 april 2024 van de zijde van [eiser] met producties 7 tot en met 9;
  • de e-mail d.d. 11 april 2024 van de zijde van Rosen met producties 15 tot en met 18;
  • de conclusie van antwoord;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling d.d. 12 april 2024;
  • de pleitnota van de zijde van [eiser] ;
  • de pleitnota van de zijde van Rosen.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] is op 1 december 2011 in dienst getreden van Rosen in de functie van Survey Engineer bij het bedrijfsonderdeel NDIA van Rosen. Rosen was laatstelijk werkzaam als Field Service Technicial (level 3) tegen een salaris van € 4.881,03 bruto, te vermeerderen met vakantietoeslag en een dertiende maand.
2.2. In de arbeidsovereenkomst van [eiser] zijn onder meer de navolgende bepalingen opgenomen:
7. Geheimhoudingsplicht
(1)
Werknemer erkent dat hem strikte geheimhouding is opgelegd, ter zake van alle gegevens respectievelijk bijzonderheden van de onderneming van werkgever, waarvan werknemer het vertrouwelijke karakter kent of behoort te kennen. Deze geheimhoudingsplicht heeft eveneens betrekking op alle tot de ROSEN Groep behorende ondernemingen, alsmede op alle ondernemingen waarmee de werkgever een zakelijke relatie heeft of had. De plicht tot geheimhouding blijft na het einde van de contractuele betrekking voor onbepaalde tijd geldig.
(2)
Het is werknemer niet toegestaan op welke wijze dan ook software, documenten, correspondentie of kopieën hiervan, welke hij in verband met zijn werkzaamheden onder zich heeft verkregen, in zijn eigen bezit te hebben of te houden of te kopiëren, uitgezonderd indien en voor zover en voor zolang dit voor de uitoefening van zijn werkzaamheden is vereist. In ieder geval is werknemer verplicht vorenbedoelde
software, documenten en correspondentie of kopieën hiervan op eerste verzoek van werkgever, en bij gebreke van een dergelijk verzoek uiterlijk op de dag dat de arbeidsovereenkomst eindigt dan wel werknemer wordt geschorst c.q. op non actief gesteld, ongeacht de reden die daaraan ten grondslag ligt, onverwijld aan werkgever ter beschikking te stellen. Het voorgaande geldt ongeacht in welke vorm de
informatie is opgeslagen, dat wil zeggen ook voor (kopieën van) computerbestanden, software en dergelijke.

8.Concurrentiebeding

(1)
Het is werknemer verboden om gedurende de looptijd van de arbeidsovereenkomst en gedurende een periode van twaalf maanden nadat de arbeidsovereenkomst een einde genomen heeft - direct of indirect op basis van een arbeidsovereenkomst of anderszins werkzaam te zijn (ongeacht het feit of hij daarvoor een vergoeding ontvangt) en/of financiële belangen (dan wel een aandeel van welke aard dan ook) te hebben in een onderneming en/of in enigerlei vorm een onderneming te vestigen, te drijven, mede te
drijven of te doen drijven die zich bezighoudt (of zich bezig wil gaan houden) met activiteiten die in de ruimste zin van het woord gelijk, gelijksoortig en concurrerend zijn (of kunnen gaan worden) met de activiteiten van werkgever.
(2)
Onder werkgever wordt, voor zover van toepassing, tevens de met werkgever gelieerde onderneming(en) en/of (rechts-)personen begrepen.

9.Boete

Bij schending van het hiervoor in de artikelen 6 tot en met 8 bepaalde, verbeurt werknemer aan werkgever zulks op de voet van het bepaalde in artikel 7:650, zesde lid van het Burgerlijk Wetboek waar nodig in uitdrukkelijke afwijking van het bepaalde in artikel 7:650, derde en vijfde lid van het Burgerlijk Wetboek een onmiddellijk opeisbare boete van € 25000,00 voor iedere overtreding alsmede een boete van € 2500,00 voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, zulks onverminderd het recht van werkgever om in plaats daarvan - zulks te harer keuze - de ter zake werkelijk geleden schade op werknemer te verhalen.
[… .]
2.3.
Bij brief van 7 januari 2024 heeft [eiser] zijn dienstverband bij Rosen opgezegd, waarin in onder meer het navolgende is opgenomen:
[… .]
Na twaalf waardevolle jaren bij Rosen wil ik mijn oprechte dankbaarheid uiten voor de kansen, ervaringen en samenwerking die ik hier heb mogen meemaken. Met gemengde gevoelens deel ik echter mee dat ik mijn ontslag indien.
Mijn besluit om het bedrijf te verlaten komt voort uit mijn persoonlijke ambities die zich buiten de mogelijkheden binnen Rosen ontwikkelen. Ik waardeer de tijd die ik heb doorgebracht bij Rosen en ben dankbaar voor de waardevolle ervaringen en kennis die ik heb opgedaan tijdens mijn dienstverband maar ik voel de behoefte om mijn professionele pad in een nieuwe richting voort te zetten.
Mijn laatste werkdag zal 29 februari 2024 zijn.
[… .]
2.4.
[eiser] kan vanaf 1 maart 2024 als Scoping Engineer (adviseur) aan de slag bij Verantio Europe B.V., hierna te noemen: Verantio. In deze functie zal [eiser] zich bezig gaan
houden met het opstellen van documenten (werkvoorbereiding en plan van aanpak) en adviezen
over onderhoud van opslagtanks en gerelateerde leidingen.
2.5.
Bij e-mail van 1 februari 2024 heeft Rosen aangekondigd [eiser] te zullen houden aan het concurrentiebeding en het boetebeding.
3. Het geschil
3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter, bij voorlopige voorziening:
primair:
het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding geheel schorst of gedeeltelijk in die zin dat hem is toegestaan zijn werkzaamheden bij Verantio aan te vangen, totdat over de rechtskracht daarvan definitief is beslist in een bodemprocedure;
subsidiair:
Rosen veroordeelt tot betaling van een voorschot op de vergoeding ex artikel 7:653 lid 5 BW ter hoogte van € 68.688 bruto, althans een door de kantonrechter in goede justitie vast te stellen bedrag
3.2.
Rosen voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Spoedeisend belang
4.1.
Gelet op de aard van de vordering is de spoedeisendheid een gegeven. [eiser] is voor zijn levensonderhoud afhankelijk van zijn inkomen uit arbeid. De arbeidsovereenkomst met Rosen is inmiddels geëindigd terwijl de beoogde werkzaamheden bij Verantio nog niet zijn begonnen. Tegen het spoedeisend belang is bovendien geen verweer gevoerd.
4.2.
De kantonrechter stelt voorop dat voor toewijzing van een vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening alleen dan aanleiding is, indien op grond van de thans gebleken feiten en omstandigheden aannemelijk is dat in een bodemprocedure de beslissing gelijkluidend zal zijn.
Is er sprake van overtreding van het concurrentiebeding: ja.
4.3.
Het concurrentiebeding houdt kortgezegd in dat het [eiser] niet is toegestaan om gedurende twaalf maanden na het einde van de arbeidsovereenkomst met Rosen, werkzaam te zijn bij of financiële belangen te hebben in een onderneming met gelijke, gelijksoortige of concurrerende activiteiten als van Rosen.
4.4.
[eiser] kan als Scoping Engineer aan de slag bij Verantio. Rosen houdt hem aan het concurrentiebeding en heeft [eiser] bij overtreding daarvan boetes is het vooruitzicht gesteld.
4.5.
Voor de vraag of sprake is van overtreding van het concurrentiebeding is in de eerste plaats van belang of Rosen en Verantio gelijke, gelijksoortige of concurrerende activiteiten ontplooien.
4.6.
De voorzieningenrechter meent voorlopig van wel op grond van het volgende:
  • de werkzaamheden binnen het bedrijfsonderdeel NDIA van Rosen bestaan in ieder geval uit het uitvoeren van NDO-werkzaamheden (Niet Destructief Onderzoek)/visuele inspecties level 1 bij pijpleidingen en opslagtanks voor olie en gas;
  • de werkzaamheden van Verantio bestaan in ieder geval uit advies en onderhoud bij technische installaties zoals opslagtanks, drukvaten, leidingen en staalconstructies in de petrochemie;
  • de werkzaamheden zoals het uitvoeren van inspecties, het onderhouden en adviseren over onderhoudswerkzaamheden houden verband met elkaar en liggen in elkaars verlengde;
  • partijen opereren in een markt met slechts vijf deelnemers en
  • partijen werken bij sommige activiteiten nauw samen en brengen samen offertes uit aan klanten.
4.7.
Gelet hierop neemt de voorzieningenrechter aan dat er op zijn minst sprake is van gelijksoortige activiteiten die in dezelfde branche worden uitgevoerd. Tussen partijen staat niet ter discussie dat de kennis en ervaring van [eiser] op het gebied van onderzoek en onderhoud voor zowel Rosen als Verantio reden zijn om hem in dienst te willen hebben. De stelling van [eiser] , inhoudende dat de kennis die [eiser] als inspecteur bij Rosen heeft opgedaan niet in het voordeel kan zijn van Verantio omdat Verantio geen inspecties verricht, wordt gelet hierop niet gevolgd.
4.8.
Gelet op bovenstaande kan de vraag in hoeverre Rosen zich, net als Verantio, bezig houdt met inspecties level 2 en 3 en met het opstellen van adviezen over noodzakelijke herstel- en/of reparatiewerkzaamheden buiten beschouwing blijven.
Schorsing van het concurrentie beding, belangenafweging in het voordeel van [eiser]
4.9.
Voor schorsing van het concurrentiebeding dient een belangenafweging in het kader van artikel 7:653 lid 3 onder b BW plaats te vinden, waarbij de toets is of aannemelijk wordt geacht dat de bodemrechter het betreffende beding geheel of gedeeltelijk zal vernietigen op de grond dat [eiser] , in verhouding tot het te beschermen belang van Rosen, door dat beding onbillijk wordt benadeeld. In dat verband moeten de belangen van [eiser] en Rosen worden afgewogen.
4.10.
[eiser] heeft voor de belangenafweging onder meer verwezen naar een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 11 mei 2021, vindplaats ECLI:NL:GHAMS:1385 waarin onder meer staat:
‘Een concurrentiebeding is bedoeld om het bedrijfsdebiet van een werkgever - de opgebouwde knowhow en goodwill - te beschermen. Het gaat daarbij om het beschermen van bedrijfsgeheimen en andere concurrentiegevoelige informatie en/of het voorkomen dat een ex-werknemer bepaalde, al dan niet door hem onderhouden relaties met gebruikmaking van de door hem via zijn ex-werkgever bij die relaties verworven kennis meeneemt naar zijn nieuwe werkgever, met wie de ex-werkgever in een concurrentieverhouding staat. Het concurrentie- en relatiebeding is daarmee niet bedoeld om - al dan niet in een krappe arbeidsmarkt - werknemers te binden. Het binden van personeel en het voorkomen van precedentwerking maakt daarom op zichzelf geen onderdeel uit van het met een concurrentiebeding te beschermen belang van de werkgever en kan dan ook in de hier aan de orde zijnde belangenafweging niet in relevante mate ten gunste van TPS wegen. De enkele omstandigheid dat een werknemer vertrekt naar een concurrent betekent nog niet dat een werkgever (rechtstreeks) in zijn debiet wordt aangetast. Van zo’n aantasting is pas sprake als de nieuwe werkgever in de concurrentieslag met de voormalige werkgever in het voordeel is doordat de werknemer essentiële informatie meeneemt over producten, diensten en/of werkprocessen dan wel doordat de werknemer zodanige klantenbinding heeft dat bepaalde klanten overstappen van de oude naar de nieuwe werkgever.’
4.11.
De voorzieningenrechter komt onder verwijzing naar deze overweging tot de slotsom dat het vertrek van [eiser] naar Verantio niet tot aantasting van het bedrijfsdebiet van Rosen leidt. Rosen heeft weliswaar aangevoerd dat de kennis en kunde die [eiser] bij Rosen heeft opgedaan kan worden aangewend bij het uitvoeren van inspecties- en engineeringswerkzaamheden voor andere bedrijven, maar die kennis en kunde wordt niet beschermd door een concurrentiebeding omdat het niet gaat om bedrijfsgeheimen of ander concurrentiegevoelige informatie bijvoorbeeld over de werkzaamheden of klanten.
4.12.
Rosen voert daarnaast aan dat [eiser] niet alleen technische kennis heeft verworven maar ook betrokken is geweest bij strategische besprekingen en besprekingen over de doorberekening van kosten aan de klant. Rosen heeft dit betwist. Welke essentiële informatie het hier betreft die [eiser] meeneemt naar Verantio en op welke wijze hij daarmee het bedrijfsdebiet van Rosen zou kunnen schaden heeft Rosen niet onderbouwd. Bovendien is tussen partijen niet in geschil dat in hun relatie nog steeds een geheimhoudingplicht voor [eiser] van toepassing is voor de in artikel 7 genoemde vertrouwelijke gegevens.
4.13.
Ook speelt een rol dat [eiser] onbetwist heeft gesteld dat hij door Verantio voor een periode van 1-3 jaar bij Shell zal worden gedetacheerd. Shell is geen klant van Rosen en wordt dat ook niet. Klantkennis van Shell speelt dan ook geen rol. Rosen heeft niet aangevoerd op welke wijze [eiser] gedurende die detachering het bedrijfsdebiet van Rosen zou kunnen schaden.
4.14.
Dat het concurrentiebeding niet geografisch is beperkt en Rosen opereert in een zogenaamde niche markt met slechts 5 deelnemers, zou betekenen dat [eiser] tot 1 maart 2025 nergens aan de slag zou kunnen in de tank- en pijpindustrie. Dat is een belangrijk argument dat worden meegewogen.
4.15.
Rosen heeft tot slot aangevoerd dat [eiser] al zijn know-how heeft te danken aan de opleiding en ervaring die hij bij Rosen heeft genoten. Daarmee zijn voor Rosen veel kosten gemoeid geweest, waaronder opleidingskosten en loonkosten gedurende die opleiding.
Afgezien van het feit dat het daarbij niet over het beschermen van het bedrijfsdebiet gaat, heeft Rosen een aanbod van Verantio om deze kosten over de afgelopen vier jaren te vergoeden afgeslagen. Bovendien heeft Rosen niet betwist dat de certificeringen die na deze opleiding(en) volgen een beperkte tijdsduur kennen en daarmee in ieder geval in tijdsduur van beperkte waarde zijn. Dat [eiser] bevoegd was om collega’s op te leiden maakt het niet anders omdat ook dit eveneens niet onder het bedrijfsdebiet van Rosen valt.
4.16.
De voorzieningenrechter komt tot de slotsom dat de belangenafweging voorlopig in het voordeel van [eiser] uit moet pakken omdat [eiser] onbillijk wordt benadeeld in verhouding tot het te beschermen belang van Rosen. De verwachting is dat in de bodemprocedure het concurrentie beding geen stand houdt. Dat betekent in dit kort geding dat de primaire vordering, schorsing van het concurrentiebeding, zal worden toegewezen.
4.17.
Andere argumenten, zoals het argument van Rosen dat [eiser] ook buiten de markt waarin Rosen opereert kan gaan werken, of het argument van [eiser] dat hij bij Verantio betere arbeidsvoorwaarden krijgt, behoeven gelet hierop geen nadere bespreking.
4.18.
Rosen zal als de in het ongelijk gestelde partij in de (na-)kosten van deze procedure worden veroordeeld tot op heden aan de zijde van [eiser] gevallen op € 1.171,97, als volgt gespecificeerd:
  • explootkosten € 135,97
  • griffierecht € 87,00
  • salaris gemachtigde € 814,00
  • nakosten
totaal € 1.171,97.
5. De beslissing in kort geding
De kantonrechter:
5.1.
schorst het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding in die zin, dat [eiser] is toegestaan zijn werkzaamheden bij Verantio aan te vangen, totdat over de rechtskracht daarvan definitief is beslist in een bodemprocedure;
5.2.
veroordeelt Rosen in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 1.171,97;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Smedes, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken, door mr. A.M.S. Kuipers, kantonrechter, op 16 april 2024.
(PR(O)