14.2.De rechtbank is van oordeel dat de door verweerder genoemde omstandigheid geen reden is om de derde ventilator niet mee te nemen bij de berekening van de geurbelasting in het kader van de handhaving. Zoals hiervoor onder rechtsoverwegingen 12.2 en 13.2 uiteengezet, moet het onderzoek zich mede richten op de situatie zoals die was op het moment dat eiser de in het handhavingsverzoek genoemde geuroverlast ondervond. Uit het rapport van de StAB blijkt dat feitelijk geen sprake is van twee, maar van drie ventilatoren. Nu niet is gebleken dat de derde ventilator niet werd gebruikt, had Olfasense in het onderzoek niet zomaar kunnen uitgaan van slechts twee ventilatoren.
Is uitgegaan van een juiste ligging van bron 13?
15. De StAB constateert dat de ligging van bron 13 (de uitlaat van het stelen conditioneren) volgens het geurrapport niet helemaal in overeenstemming is met de feitelijke situatie. Verweerder heeft dit kritiekpunt niet betwist en de rechtbank ziet ook overigens geen aanleiding om hier anders over te oordelen. Daarom neemt de rechtbank de conclusie van de StAB op dit punt over.
Had rekening moeten worden gehouden met diffuse emissies?
16. De StAB constateert dat niet is uitgesloten dat diffuse emissies optreden door allerlei kieren, naden en openingen in de bedrijfshal. Het debiet van dergelijke emissies zal naar de inschatting van de StAB echter beperkt zijn, zodat ook de geurvracht beperkt is. De diffuse emissies zouden volgens de StAB met name op korte afstand van de tabaksfabriek tot waarneembare geur kunnen leiden. Deze diffuse emissies zijn echter praktisch gezien erg lastig met een geuronderzoek in beeld te brengen en een inschatting van dit soort “lekemissies” is altijd erg onnauwkeurig. De StAB schat in dat de diffuse emissie via allerlei kleine kieren en openingen getalsmatig beperkt zal bijdragen aan de geurconcentraties. De rechtbank is, gelet op deze toelichting en deze inschatting van de StAB, van oordeel dat Olfasense deze diffuse emissies niet heeft hoeven betrekken in het onderzoek van 2021.
Is de juiste software en de juiste meteorologische informatie gebruikt?
17. De StAB merkt op dat op grond van de NTA 9065 voor handhavingsdoeleinden gebruik moet worden gemaakt van hetzelfde softwarepakket en versienummer en van dezelfde meteorologie als bij het vaststellen van de voorschriften is gedaan. De StAB constateert dat voor de verspreidingsberekeningen niet dezelfde versie van het softwarepakket is gebruikt als bij het vaststellen van de voorschriften, maar zij verwacht dat het effect hiervan verwaarloosbaar zal zijn. De StAB constateert echter ook dat gebruik is gemaakt van andere meteorologische gegevens. Dit kan volgens de StAB wel een wezenlijk effect hebben, zeker in de berekening van de hogere percentielen. Verweerder heeft naar aanleiding van vragen van de StAB hierover herberekeningen uitgevoerd met de juiste meteodataset. De StAB constateert dat dit leidt tot lagere geurbelastingen, waarmee ook wordt voldaan aan de normen uit de maatwerkvoorschriften. De rechtbank ziet geen aanleiding om de beoordeling van de StAB op dit punt niet te volgen.
Had de StAB onderzoek moeten doen naar de worst-case situatie en de emissie van de overige geurbronnen?
18. De StAB heeft naar aanleiding van de hiervoor genoemde kritiekpunten geconcludeerd dat nader geuronderzoek moet worden gedaan. Daarom heeft de StAB (modelmatig) geuronderzoek uitgevoerd. Daarbij heeft de StAB onder meer de geurbelasting op het immissiepunt ter plaatse van eisers woning opnieuw berekend. Hierbij zijn de hiervoor in de overwegingen 12, 13, 14 en 15 beschreven kritiekpunten doorgevoerd in het rekenmodel dat ten grondslag ligt aan het geurrapport en zijn de meteodata van 1995-2004 gebruikt. Uit deze berekening volgt dat de geurnorm voor de 99,9-percentielwaarde ter plaatse van het immissiepunt op eisers woning met 20,7 OUe/m³ wordt overschreden. Daarbij moet worden opgemerkt dat de door de StAB uitgevoerde herberekening niet tegemoetkomt aan de constateringen dat niet duidelijk is of in het onderzoek van Olfasense van 2021 is uitgegaan van een representatieve situatie, dat de emissies van de overige geurbronnen ten onrechte niet zijn gemeten en dat de bemonsteringsduur van de deelmetingen van de sigarettenlijn te kort zijn geweest.