ECLI:NL:RBOVE:2024:2020

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 april 2024
Publicatiedatum
12 april 2024
Zaaknummer
ak_23_2694
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een verzoek om terug te komen op een eerdere afwijzing van een Wajong-uitkering

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een Wajong-uitkering beoordeeld. Eiser had eerder, op 13 februari 2012, een aanvraag ingediend die was afgewezen omdat hij in staat werd geacht om meer dan 75% van het minimumloon te verdienen. Eiser stelt dat er nieuwe feiten en omstandigheden zijn die het UWV zouden moeten dwingen om terug te komen op deze beslissing. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 28 maart 2024, waarbij eiser en zijn gemachtigde, evenals de gemachtigde van het UWV, aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft besloten om de aanvraag van eiser af te wijzen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft inzichtelijk en navolgbaar gemotiveerd dat er geen nieuwe medische feiten zijn die aanleiding geven om de eerdere beslissing te herzien. De rechtbank legt uit dat nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden alleen kunnen worden erkend als deze na het eerdere besluit zijn voorgevallen of als ze vóór dat besluit niet konden worden aangevoerd. Eiser heeft weliswaar nieuwe medische informatie overgelegd, maar de rechtbank concludeert dat deze informatie niet nieuw is in de zin van de wet.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiser ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt en dat hij geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door rechter M.I. van Meel en is openbaar uitgesproken. Eiser heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Almelo
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/2694

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. B.B.A. Willering),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen(UWV), (gemachtigde: M.G. Velten).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zij aanvraag om in aanmerking te komen voor een Wajong-uitkering. Volgens eiser is sprake van nieuwe feiten en omstandigheden waardoor het UWV moet terugkomen van de beslissing van 13 februari 2012. In die beslissing is de aanvraag afgewezen, omdat eiser in staat werd geacht om meer dan 75% van het minimumloon te verdienen.
1.1.
Het UWV heeft de aanvraag van 7 maart 2023 met het besluit van 9 mei 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 11 december 2023 op het bezwaar van eiser is het UWV bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 28 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV. De partner van eiser was ook aanwezig tijdens de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. Het UWV heeft op het verzoek van eiser om terug te komen van het besluit van
13 februari 2012 beslist met toepassing van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent dat de bestuursrechter aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden toetst of het bestuursorgaan zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. Als het bestreden besluit die toets doorstaat, kan de bestuursrechter aan de hand van wat de rechtzoekende heeft aangevoerd evenwel tot het oordeel komen dat het besluit op de herhaalde aanvraag of het verzoek om terug te komen van een besluit evident onredelijk is
2.1.
Onder nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd.
2.2.
De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.3.
Eiser is geboren op [geboortedatum] 1986. Zijn 18e verjaardag was dus op [geboortedatum] 2004. In december 2011 heeft hij voor het eerst een Wajong-uitkering aangevraagd. Hij was toen 25 jaar. De verzekerde periode voor de Wajong liep tot 31 augustus 2010, omdat eiser tot die tijd studerende was. In 2012 is de aanvraag afgewezen op grond van het beoordelingskader van de toen geldende Wet Wajong. Toen kreeg iemand – kort gezegd – recht op een Wajong-uitkering als uit verzekeringsgeneeskundig en arbeidsdeskundig onderzoek bleek dat iemand niet in staat was om meer dan 75% van het minimumloon te verdienen. Bepalend daarbij was de periode van iemands gezondheidssituatie tussen zijn 17e en 18e levensjaar. Volgens de beoordeling die volgde op de aanvraag uit december 2011 was eiser belast met een borderline persoonlijkheidsstoornis en paranoïde persoonlijkheidsstoornis [1] . In verband daarmee heeft de verzekeringsarts beperkingen vastgesteld [2] . De arbeidsdeskundige heeft vervolgens drie functies en twee aanvullende functies geduid. De conclusie was dat eiser ondanks deze beperkingen wel in staat was om te werken en meer dan 75% van het minimumloon te verdienen [3] . Het UWV heeft eisers eerste aanvraag daarom afgewezen met het besluit van 13 februari 2012.
2.4.
Tegen dat besluit is geen bezwaar gemaakt. Dat betekent dat dat besluit in rechte vast staat. Na 2012 heeft eiser twee keer eerder verzocht om terug te komen op het besluit. Daarbij heeft hij medische informatie overgelegd. Met de besluiten van 26 september 2018 en 21 november 2019 heeft het UWV besloten dat er geen aanleiding is om terug te komen op de beslissing van 13 februari 2012, omdat geen sprake is van nieuwe medische feiten die bij de beoordeling in 2012 niet bekend waren.
2.5.
Met de aanvraag van 7 maart 2023 heeft eiser opnieuw verzocht om terug te komen op de afwijzing van zijn aanvraag om een Wajong-uitkering. Hierbij heeft eiser toegelicht dat hij vanaf zijn 18e levensjaar niet in staat was om te werken. Tijdens de zitting heeft hij uitgelegd dat hij daarom telkens maar korte dienstverbanden heeft gehad. Hij had voor zijn 17e levensjaar al beperkingen en kreeg daarvoor ook therapie. In zijn jeugd is eiser 2 jaar klinisch opgenomen en behandeld bij GGZ Karakter en De Bleskolk. Daarna kreeg hij poliklinisch gezinstherapie. In 2019 is er nog geconstateerd dat sprake is van een forse psychiatrische en verslavingsproblematiek. Daarom is eiser van mening dat hij op zijn 18e verjaardag meer beperkt was dan bij de beoordeling van 2012 is vastgesteld. De rechtbank begrijpt dat eiser bedoelt dat pas achteraf blijkt hoe erg het was in de periode die van belang is, omdat hij er nu pas over kan praten.
Eiser heeft verder medische informatie van 29 december 2023 van neuroloog dr. [naam] overgelegd. Hieruit is volgens eiser op te maken dat bij hem functionele wegrakingen PNEA (Psychogene niet-epileptische aanvallen) is gediagnosticeerd. Eiser is van mening dat uit deze informatie volgt dat hij deze beperking ook al op 18-jarige leeftijd had en dat daarmee ten onrechte eerder geen rekening is gehouden.
2.6.
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk en navolgbaar heeft gemotiveerd dat geen sprake is van nieuwe medische feiten, die aanleiding moeten zijn om terug te komen op het besluit van 13 februari 2012. In de rapporten van 21 november 2023 en 14 maart 2024 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geconcludeerd dat uit de door eiser opgestuurde informatie geen nieuwe gegevens naar voren komen, waardoor de conclusies uit 2012 ten aanzien van de periode waarin eiser verzekerd was voor de Wajong anders zouden moeten worden. Dat eiser pas sinds een jaar over de heftige problemen uit zijn jeugd kan praten is niet nieuw, volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Uit de eerder al aanwezige informatie blijkt namelijk dat toen ook bekend was dat sprake was van veel heftige problemen in eisers jeugd.
Uit de informatie van de neuroloog blijkt verder dat zij onvoldoende aanwijzingen vond voor epilepsie. Zij acht het beeld het best passend bij de functionele wegrakingen/PNEA. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is deze (nieuw) gestelde diagnose van ver na de te beoordelen periode. Ook blijkt uit de al aanwezige informatie niet dat eiser toen al melding heeft gemaakt van wegvallen of epilepsie.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.I. van Meel, rechter, in aanwezigheid van
J.T. Boddeüs, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de medische rapportage van 30 januari 2012
2.Zie de Functionele Mogelijkheden Lijst die is vastgelegd op 30 januari 2012
3.Zie het rapport van de arbeidsdeskundige van 10 februari 2012