ECLI:NL:RBOVE:2024:1991

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
10733634 \ CV EXPL 23-2213
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en voorwaardelijke ontbinding van de huurovereenkomst met ontruiming na betalingsregeling

In deze zaak heeft de kantonrechter op 9 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Mijande Wonen en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De Woningstichting vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand van € 2.964,06. De huurder erkende de achterstand, maar was het niet eens met de ontbinding en ontruiming, omdat hij samen met zijn partner en dochter in de woning woont en inmiddels weer werk en inkomen heeft. De kantonrechter heeft de betalingsachterstand van de huurder als zodanig groot beoordeeld dat deze de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Na de mondelinge behandeling hebben partijen een betalingsregeling getroffen, waarbij de huurder maandelijks € 100,00 moet betalen om de achterstand in te lopen. De kantonrechter heeft de ontbinding van de huurovereenkomst voorwaardelijk uitgesproken, met de mogelijkheid van ontruiming als de huurder zich niet aan de betalingsregeling houdt. De rechter heeft ook de proceskosten en buitengerechtelijke incassokosten toegewezen aan de Woningstichting. De huurder is veroordeeld tot betaling van in totaal € 3.537,26 aan de Woningstichting, inclusief proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 10733634 \ CV EXPL 23-2213
Vonnis van 9 april 2024
in de zaak van
de stichting
STICHTING MIJANDE WONEN,
gevestigd en kantoorhoudende te Vriezenveen,
eisende partij, verder te noemen de Woningstichting,
gemachtigde: Groothuis Ligtermoet & Nijhuis,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij, verder te noemen [gedaagde],
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Op 10 oktober 2023 heeft de kantonrechter bij vonnis een mondelinge behandeling gelast.
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 14 maart 2024. Van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling aan de orde is gekomen, heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
De Woningstichting heeft op voorhand een akte inbreng stukken, tevens vermeerdering en vermindering van eis overgelegd, met de actuele huurachterstand.
1.3.
Bij brief van de Woningstichting van 25 maart 2024 is mededeling gedaan van de betalingsregeling, zoals die door partijen na de mondelinge behandeling is overeengekomen.
1.4.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt van de Woningstichting de woning gelegen aan [adres] tegen een huurprijs van op dit moment € 578,23 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen.
2.2.
Vast staat dat er een achterstand bestaat in de huurbetalingen van € 2.964,06, dit tot en met februari 2024.

3.Het geschil

3.1.
De Woningstichting vordert kort gezegd ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde en betaling van de huurachterstand en de (proces)kosten.
3.2.
Aan deze vordering legt de Woningstichting ten grondslag dat [gedaagde] de betalingsverplichting voortvloeiend uit de tussen partijen bestaande huurovereenkomst niet is nagekomen.
3.3.
[gedaagde] erkent de betalingsachterstand, maar is het niet eens met de gevorderde ontbinding en ontruiming. [gedaagde] woont samen met zijn partner en hun dochtertje van
twee jaar in de woning. Vanwege financiële omstandigheden was hij niet in staat om de (achterstallige) huur te voldoen. Inmiddels heeft hij weer werk en inkomsten. Hiermee wil [gedaagde] de lopende huur betalen en de huurachterstand inlopen.

4.De beoordeling

ambtshalve toetsing van toepasselijke algemene voorwaarden

4.1.
De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of in de overeenkomst en/of de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden bepalingen zijn opgenomen ten aanzien van de gevorderde hoofdsom, de gevorderde vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten en/of de gevorderde vergoeding van rente, die zodanig afwijken van de wettelijke regelingen dat de consument daardoor aanzienlijk wordt benadeeld en door de kantonrechter vernietigd moeten worden. Dat is niet het geval.
de huurachterstand
4.2.
Omdat [gedaagde] erkent dat hij de huurachterstand van € 2.964,06 moet betalen, zal dit deel van de vordering worden toegewezen.
de ontbinding en ontruiming
4.3.
Op grond van artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Deze rechtsregel brengt tot uitdrukking dat slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding (HR ECLI:NL:HR:2018:1810). Bij de beantwoording van de vraag of ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat de betalingsachterstand van [gedaagde] zodanig groot is, dat deze de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt.
4.5.
Partijen hebben na de mondelinge behandeling onder verband van vonnis een betalingsregeling getroffen, zoals opgenomen in voormelde brief van 25 maart 2024. Partijen hebben ingestemd met voorwaardelijke ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming en de hieronder vermelde voorwaarden. De kantonrechter zal de regeling hierna opnemen in het dictum.
De kantonrechter wijst [gedaagde] erop dat overtreding van de genoemde voorwaarden door hem automatisch met zich brengt dat de huurovereenkomst alsnog is ontbonden en hij de woning alsnog zal moeten ontruimen als de Woningstichting dat verlangt (en het vonnis ten uitvoer legt). De kantonrechter ziet aanleiding om, gelet op de belangen van het kind van [gedaagde], voor het geval dat de Woningstichting het vonnis ten uitvoer legt een ruimere ontruimingstermijn te bepalen, te weten drie maanden na betekening van dit vonnis.
de bijkomende kosten
4.6.
De gevorderde wettelijke rente zal, als onweersproken, worden toegewezen zoals hierna vermeld.
4.7.
De Woningstichting heeft een bedrag van € 432,62 inclusief BTW gevorderd aan buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. De Woningstichting heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
de proceskosten
4.8.
[gedaagde] zal als de verliezende partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Woningstichting worden conform de betalingsregeling begroot op € 1.095,85.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de Woningstichting een bedrag van € 3.537,26;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.095,85, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet hij ook de kosten van betekening betalen;
5.3.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de woning aan de [adres] en veroordeelt [gedaagde] om binnen drie maanden na betekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen en te verlaten met alle personen en zaken die zich vanwege hen daar bevinden en het gehuurde onder overgave van de sleutels ter beschikking van de Woningstichting te stellen, indien en zodra binnen één jaar na heden aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- [gedaagde] betaalt niet of niet tijdig (uiterlijk de 30e of 31e van iedere maand) de maandelijkse termijn van € 100,00, die hij met ingang van 30 april 2024 moet betalen totdat de betalingsachterstand (zie 5.1.) en de proceskosten (zie 5.2.) volledig zijn betaald. De regeling van € 100,00 per maand wordt aangegaan voor de duur van maximaal zes maanden en zal na verloop van deze termijn, of zoveel eerder als mogelijk, opnieuw worden beoordeeld. Zo mogelijk zal dan een hogere aflossing moeten plaats vinden. De aflossingen dienen plaats te vinden op één derdenrekening van de gemachtigde van de Woningstichting onder vermelding van het dossiernummer 12302113;
- [gedaagde] betaalt niet of niet tijdig (uiterlijk de 1e van iedere maand) de maandelijkse huur.
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag gelijk aan de geldende huurprijs als vergoeding voor voortgezet gebruik voor iedere maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde] de woning vanaf de eventuele ontbinding in gebruik heeft tot en met de dag van ontruiming;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Haarhuis, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2024. (ak)