ECLI:NL:RBOVE:2024:1984

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
10 april 2024
Zaaknummer
71/147844-23 (P), 13/223827-22
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van handelen in illegale wapens en munitie met gevangenisstraf en tenuitvoerlegging van jeugddetentie

Op 9 april 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het handelen in illegale (vuur)wapens. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren en heeft de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie van 60 dagen bevolen. De verdachte is schuldig bevonden aan meerdere feiten, waaronder het zonder erkenning vervaardigen en/of transformeren van wapens en het voorhanden hebben van wapens en munitie van categorie II en III van de Wet wapens en munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen een beroep en/of gewoonte heeft gemaakt van het vervaardigen en transformeren van wapens, wat een ernstige inbreuk op de rechtsorde vormt. De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding voor feit 3 nietig verklaard, maar de overige feiten zijn bewezen verklaard. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en eerdere veroordelingen. De verdachte heeft eerder een kans gekregen om zijn leven op de rit te krijgen, maar heeft deze kans onbenut gelaten. De rechtbank heeft daarom besloten om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, zonder een geldboete, gezien de aanstaande ontnemingsprocedure.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 71/147844-23 (P)
Parketnummer TUL: 13/223827-22
Datum vonnis: 9 april 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2004 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats],
nu verblijvende in de P.I. [locatie].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 19 oktober 2023, 9 januari 2024 en 26 maart 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. H. de Kroon, advocaat in Hilversum, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 9 januari 2024, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1:medeplegen van het zonder erkenning vervaardigen en/of transformeren van wapens en/of munitie van categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie en daarvan een beroep of gewoonte maken;
feit 2:medeplegen van het voorhanden hebben wapens en/of onderdelen van wapens van categorie II en/of categorie III en/of munitie van categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie;
feit 3:medeplegen van een poging tot het overdragen van wapens en/of onderdelen van wapens van categorie II en/of categorie III en/of van munitie van categorie II en/of categorie III van de Wet wapens en munitie en daarvan een beroep of gewoonte maken.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
feit 1
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode 1 januari 2023 t/m 18 juli 2023 te ’s-Gravenhage, en/of te Hilversum, en/of te Wateringen, en/of te Amsterdam, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een beroep en/of gewoonte heeft gemaakt van het zonder erkenning vervaardigen en/of transformeren van een of meer wapens van categorie II en/of categorie III, en/of munitie van categorie II en/of categorie III van de Wet wapens en munitie;
feit 2
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode 1 januari 2023 t/m 18 juli 2023 te ’s-Gravenhage, en/of te Hilversum, en/of te Wateringen, en/of te Amsterdam, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, wapens en/of onderdelen van wapens van categorie II onder 2 en/of categorie III onder 1 en 4 van de Wet wapens en munitie, te weten onder andere:
  • een vuurwapen, merk CZ.45 97B, kaliber .45, voorzien van munitie, en/of
  • een (semi-automatisch) vuurwapen, merk Blow F92 auto, kaliber 9mm, voorzien van (bewerkte) munitie, en/of
  • zeven gasalarmpistolen, merk Blow TRI7, en/of
  • automatische vuurwapens, onder andere UZI, kaliber 9mm, en/of een M16, en/of
  • semi-automatische vuurwapens, onder andere een AR-15, en/of
  • vuurwapens met kaliber 6.35, en/of
  • vuurwapens met kaliber .380, onder andere met het merk Glock 4 (al dan niet met demper) en/of Blow Swat en/of Blow TR34 en/of Blow TR17, en/of
  • vuurwapens metkaliber 7.65mm, onder andere met het merk Blow TR34 en/of Blow TR17 en/of EKOL P29, en/of
  • onderdelen van vuurwapens, te weten een greep van een Glock, en/of patroonhouders en/of patroonmagazijnen, en/of geboorde lopen, en/of diverse RVS staafjes, en/of diverse buizen met kaliber 7.65mm en/of diverse buizen met kaliber .380, en/of

munitie van categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie, te weten:

  • kogelpatronen, onder andere met kaliber 9mm en/of 7.65 en/of .22 en/of .45 S&B en/of
  • knalpatronen, onder andere met kaliber 7.65,

in elk geval wapens en/of onderdelen van wapens en/of munitie in de zin van categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad;

feit 3
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode 1 januari 2023 t/m 18 juli 2023 te ’s-Gravenhage, en/of te Hilversum, en/of te Wateringen, en/of te Amsterdam, althans (elders) in Nederland, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, wapens en/of onderdelen van wapens van categorie II onder 2 en/of categorie III onder 1 en 4 van de Wet wapens en munitie, te weten onder andere:
  • vuurwapens met kaliber .380, onder andere met het merk Glock (al dan niet met demper) en/of Blow Swat en/of Blow TR34 en/of Blow TR17, en/of
  • vuurwapens met kaliber 7.65mm, onder andere met het merk Blow TR34 en/of Blow TR17 en/of EKOL P29, en/of
  • vuurwapens met kaliber 6.35, en/of
  • (semi-)automatische vuurwapens, onder andere UZI, kaliber 9mm, en/of een M16, en/of een AR-15, en/of
  • onderdelen van vuurwapens, te weten geboorde lopen, en/of diverse buizen met kaliber 7.65mm en/of diverse buizen met kaliber .380, en/of

munitie van categorie II en/of categorie III, te weten patronen met verschillende kalibers, in elk geval wapens en/of onderdelen van wapens en/of munitie in de zin van categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie, heeft overgedragen, en hij, verdachte, hiervan een beroep en/of gewoonte heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De voorvragen

3.1.
Ambtshalve oordeel ten aanzien van de geldigheid van feit 3 op de dagvaarding
De rechtbank stelt vast dat de officier van justitie verdachte beoogt te verwijten zich te hebben schuldig gemaakt aan – kort gezegd – medeplegen van een poging tot het overdragen van (onderdelen van) wapens en/of munitie en daarvan een beroep of gewoonte maken. Bij de tenlastelegging van een poging zullen, naast de omschrijving van het betrokken delict, feitelijke gedragingen moeten worden vermeld die aan de poging inhoud geven. Nu het bij poging juist op deze feitelijkheden aankomt, mogen die niet in de tenlastelegging ontbreken. Uit de letterlijke tekst van de tenlastelegging blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet welke handelingen het Openbaar Ministerie verdachte verwijt als zijnde handelingen die eventueel zouden kunnen worden aangemerkt als een begin van uitvoering. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet de tenlastelegging hiermee niet aan de eisen van artikel 261, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank verklaart de dagvaarding wat betreft het onder feit 3 ten laste gelegde nietig.
3.2
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding voor het overige geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, met uitzondering van de in de tenlastelegging genoemde pleegperiode. De officier van justitie gaat uit van een pleegperiode van 14 juni 2023 tot en met 18 juli 2023.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd, met uitzondering van de ten laste gelegde pleegperiode. Zij heeft betoogd dat de pleegperiode niet veel langer was dan een maand tot enkele maanden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen [1] .
1. de bekennende verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van
26 maart 2024;
2. het proces-verbaal van doorzoeking van de [adres 1] van
18 juli 2023 (pagina’s 84 tot en met 97);
3. het proces-verbaal van doorzoeking van de [adres 2] van 19 juli 2023 + lijst van inbeslaggenomen goederen (pagina’s 150 tot en met 156);
4. het proces-verbaal van doorzoeking van de [adres 3] van
19 juli 2023 (pagina’s 99 en 100) + lijst van inbeslaggenomen goederen (pagina’s 218 tot en met 222);
5. het proces-verbaal van bevindingen aangetroffen papieren met aantekeningen over gereedschappen en de metaalwinkel op het adres [adres 3] van
14 augustus 2023 (pagina’s 247 tot en met 261);
6. het proces-verbaal doorzoeking van [adres 4] van 27 juli 2023 (pagina’s 101 tot en met 113) + lijst van inbeslaggenomen goederen;
7. het proces-verbaal van bevindingen groene map met administratie aangetroffen op [adres 4] van 4 augustus 2023 (pagina’s 313 tot en met 317);
8. het proces-verbaal van bevindingen grijze map administratie aangetroffen aan [adres 4] van 9 augustus 2023 (pagina’s 318 tot en met 322);
9. het proces-verbaal van voorlopige bevindingen IPhone 12 pro Berg49.5.0 (pagina’s 279 tot en met 288);
10. het proces-verbaal voorlopige bevindingen uitlezen [naam 1] van 26 juli 2023 (pagina’s 359 tot en met 366);
11. het aanvullend proces-verbaal van bevindingen uitlezen [naam 1] (pagina’s 367 tot en met 381);
12. het proces-verbaal van onderzoek wapen van 14 augustus 2023 (pagina’s 391 tot en met 394);
13. het proces-verbaal van onderzoek (alarm)pistolen, onderdelen en munitie van
28 augustus 2023 (pagina’s 171 tot en met 178 van het Forensisch Dossier 26Dieppe);
14. het proces-verbaal van onderzoek foto en filmmateriaal van 22 november 2023 (pagina’s 207 tot en met 208 van het Forensisch Dossier 26Dieppe);
14. het proces-verbaal van bevindingen over de omvang van de aangetroffen vuurwapen, gas/alarm pistolen en toebehoren van 14 september 2023 (pagina’s 447 tot en met 453).
De rechtbank is van oordeel dat een pleegperiode van 14 juni 2023 tot en met 18 juli 2023 kan worden bewezen, zoals de officier van justitie en de raadsvrouw hebben betoogd. Met betrekking tot feit 1 is de rechtbank van oordeel dat uit de bewijsmiddelen en de door verdachte ter zitting afgelegde verklaring kan worden afgeleid dat verdachte de wil had om stelselmatig samen met anderen wapens en munitie te vervaardigen en transformeren met het oog op financieel gewin en dat hij daarom een beroep en/of gewoonte heeft gemaakt van het medeplegen van het vervaardigen en transformeren van wapens en munitie.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1
hij in de periode van 14 juni 2023 t/m 18 juli 2023 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, een beroep en/of gewoonte heeft gemaakt van het zonder erkenning vervaardigen en transformeren van wapens van categorie III en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie;
feit 2
hij in de periode van 14 juni 2023 t/m 18 juli 2023 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, wapens en/of onderdelen van wapens van categorie II onder 2 en/of categorie III onder 1 en 4 van de Wet wapens en munitie, te weten onder andere:
  • een vuurwapen, merk CZ.45 97B, kaliber .45, voorzien van munitie, en
  • een (semi-automatisch) vuurwapen, merk Blow F92 auto, kaliber 9mm, voorzien van (bewerkte) munitie, en
  • zeven gasalarmpistolen, merk Blow TRI7, en
  • automatische vuurwapens, onder andere UZI, kaliber 9mm, en/of een M16, en
  • semi-automatische vuurwapens, onder andere een AR-15, en
  • vuurwapens met kaliber 6.35, en
  • vuurwapens met kaliber .380, onder andere met het merk Glock 4 (al dan niet met demper) en/of Blow Swat en/of Blow TR34 en/of Blow TR17, en
  • vuurwapens met kaliber 7.65mm, onder andere met het merk Blow TR34 en/of Blow TR17 en/of EKOL P29, en
  • onderdelen van vuurwapens, te weten een greep van een Glock, en patroonhouders en patroonmagazijnen, en geboorde lopen, en diverse RVS staafjes, en diverse buizen met kaliber 7.65mm en diverse buizen met kaliber .380, en
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten:
  • kogelpatronen, onder andere met kaliber 9mm en 7.65 en .22 en .45 S&B en
  • knalpatronen, onder andere met kaliber 7.65,
voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 9, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 9, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en van het transformeren en vervaardigen van wapens en munitie een beroep of gewoonte maken;
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 2º;
en:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
en:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes jaren wordt opgelegd met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft tevens gevorderd aan verdachte een geldboete ten bedrage van € 7.000,00 op te leggen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor toepassing van het jeugdstrafrecht en heeft daarbij verwezen naar de inhoud van het door de verdediging ingebrachte rapport van Forensisch Maatwerk en de rapporten die werden opgemaakt in juni 2023 ten behoeve van de behandeling van een eerdere strafzaak tegen verdachte door de rechtbank Amsterdam. Een straf gebaseerd op pedagogische overwegingen is in dit geval passender dan een straf op basis van punitieve en vergeldende argumenten. De raadsvrouw heeft gepleit voor een deels voorwaardelijke jeugddetentie, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte in detentie zal hebben doorgebracht in augustus 2024, zodat verdachte in september 2024 kan starten met zijn opleiding.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft samen met zijn medeverdachten een groot aantal (omgebouwde) wapens, (bewerkte) munitie en onderdelen van wapens in zijn bezit gehad. Het ongecontroleerde bezit en de daarmee vaak gepaard gaande ondeugdelijke opslag van vuurwapens brengt grote risico’s voor de veiligheid met zich. Het bezit van wapens brengt onder burgers verder gevoelens van onveiligheid teweeg en vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Bovendien is het algemeen bekend dat vuurwapenbezit niet zelden leidt tot het (ondeskundig) gebruik ervan, met ernstige gevolgen voor anderen.
Daarnaast hebben verdachte en zijn medeverdachten zelf munitie bewerkt en (gas)alarmpistolen omgebouwd naar scherp schietende vuurwapens en hebben zij daar een beroep of gewoonte van gemaakt. Daarmee hebben verdachte en zijn medeverdachten een bijdrage geleverd aan het makkelijker beschikbaar maken van vuurwapens en mogelijk zelfs schietpartijen en/of liquidaties gefaciliteerd. Gelet op de toename van het vuurwapenbezit en het ongeoorloofde gebruik daarvan, in samenhang bezien met het hoge gevaarzettende karakter daarvan, is de rechtbank van oordeel dat daartegen streng dient te worden opgetreden.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 29 januari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte recent, op 20 juni 2023, door de rechtbank Amsterdam werd veroordeeld voor (onder meer) overtreding van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank heeft kennis genomen van de over verdachte opgemaakte rapporten, te weten:
Ten behoeve van de onderhavige zaak:
- de voorlichtingsrapportage van Forensisch Maatwerk van 16 oktober 2023, opgemaakt door [naam 2], forensisch adviseur/rapporteur en ondertekend door
[naam 2] en [naam 3], forensisch supervisor;
Ten behoeve van de strafzaak in juni 2023:
  • het rapport van Reclassering Nederland van 27 mei 2023 ondertekend door [naam 4], reclasseringsmanager, en [naam 5], Unitmanager;
  • het rapport van Pro Justitia van 11 april 2023, opgemaakt en ondertekend door
S.A. Moonen, GZ-psycholoog.
In de voorlichtingsrapportage van Forensisch Maatwerk is te lezen dat verdachte bij de rapporteur niet inhoudelijk heeft willen verklaren over de strafbare feiten. Met de informatie die beschikbaar was, komt de adviseur tot de volgende conclusies. Verdachte woonde, voorafgaand aan de voorlopige hechtenis, samen met zijn vader, moeder, broer en zus. De onderlinge familiebanden zijn positief en alle gezinsleden zijn betrokken bij het welzijn van verdachte nu hij in detentie verblijft. Er zijn geen aanwijzingen voor actuele problemen ten aanzien van middelengebruik en/of financiële problematiek, die een (aanvullende) interventie behoeven. Wel is mogelijk sprake is van een negatief sociaal netwerk. Op welke schaal en welke invloed dit netwerk op verdachte heeft, is vanwege zijn proceshouding, niet duidelijk geworden. Gelet op de recente veroordeling voor een soortgelijk feit alsmede het feit dat de pleegperiode van onderhavige verdenking parallel loopt aan de schorsingsperiode en de inhoudelijke behandeling van dat eerdere feit, acht de adviseur de kans op recidive aanwezig. Dat verdachte onder het dak van zijn ouders doorging met risicovol gedrag en zich ook niet liet tegenhouden door elektronische controle, acht de adviseur zorgelijk. Zij merkt echter ook op dat de huidige voorlopige hechtenis een corrigerende werking lijkt te hebben op verdachte. Volgens verdachte is sprake van een groeiend besef van de consequenties van zijn keuzes. Dat besef zou het recidiverisico positief kunnen beïnvloeden. Het is wenselijk dat er meer zicht komt op de onderliggende problematiek van verdachte. Naast aanvullende diagnostiek en ambulante behandeling gericht op delictpreventie wordt geadviseerd ook oog te hebben voor het vermoedelijk negatieve sociale netwerk van verdachte.
In het rapport van Reclassering Nederland is te lezen dat verdachte baat heeft bij een strak kader, zoals hem werd geboden tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis in afwachting van de inhoudelijke behandeling van de strafzaak bij de rechtbank Amsterdam in juni 2023. Verdachte had zich ingeschreven voor een opleiding en zou beginnen in september 2023. Hij werkte destijds vier dagen per week en heeft met behulp van zijn ouders een start gemaakt om zijn schulden aan te pakken en het contact met zijn ouders verbeterde. Gelet op het bovenstaande heeft de reclassering destijds geadviseerd om een reclasseringstoezicht met bijzondere voorwaarden op te leggen, waaronder schuldhulpverlening en het volgen van een opleiding, om de structuur te waarborgen. De reclassering heeft, hoewel ook indicaties voor toepassing van het volwassenenrecht worden gezien, geadviseerd jeugdstrafrecht toe te passen, gelet op de sociaal-emotionele en morele ontwikkeling van verdachte. Verdachte lijkt verbaal sterk en wekt de indruk niet onder de indruk te zijn van personen of gebeurtenissen. De reclassering ziet daarin een onvermogen bij verdachte om zich aan te passen aan de sociale situatie. Hij lijkt in veel gevallen niet te overzien welke consequentie(s) zijn overkomen en communicatie (voornamelijk non-verbaal) hebben en wat dit teweeg brengt bij anderen. Voorts lijkt verdachte voornamelijk op het morele vlak nog in ontwikkeling. Zowel perspectief innemen, moreel redeneren en empathie tonen, lijken lastig voor hem. De reclassering neemt in haar overweging voorts mee dat verdachte is gediagnosticeerd met ADD, hetgeen impulsiviteit met zich meebrengt.
Ook in het rapport van Pro Justitia is te lezen dat, op basis van de ASR-wegingslijst, enkele argumenten worden gezien die pleiten voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Verdachte kan volgens de psycholoog worden beschouwd als een typische adolescent die onderweg is naar volwassenheid maar nog geen uitgerijpte/verharde indruk maakt. De psycholoog constateert voorts dat bij verdachte sprake is van een psychische stoornis in de zin van ADD en een ongespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis, maar onthoudt zich van advies ten aanzien van de toerekenbaarheid van verdachte.
Toepassing volwassenenstrafrecht
De rechtbank stelt voorop dat, gelet op het feit dat verdachte meerderjarig was ten tijde van het plegen van de strafbare feiten, toepassing van het volwassenenstrafrecht het uitgangspunt is. Hoewel de rechtbank indicaties ziet voor toepassing van het jeugdstrafrecht, ziet zij ook contra-indicaties en die wegen naar het oordeel van de rechtbank in dit geval zwaarder. Zo heeft verdachte een eerder reclasseringstraject laten mislukken, door zich opnieuw bezig te houden met strafbare feiten, lijkt hij te kiezen voor een criminele levensstijl en lijkt hij niet onder de indruk van justitiële autoriteiten. Verdachte heeft ter terechtzitting van
26 maart 2024 verklaard dat de door de rechtbank Amsterdam opgelegde jeugddetentie niet zoveel indruk op hem heeft gemaakt, in tegenstelling tot de voorlopige hechtenis in deze zaak. Anders dan de raadsvrouw, is de rechtbank bovendien van oordeel dat de rapporten, die werden opgemaakt voor de behandeling van de strafzaak in juni 2023, niet zonder meer ook in deze zaak kunnen worden gebruikt. Het vonnis van de rechtbank Amsterdam van
juni 2023 en het gegeven dat verdachte nadien opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd, ondanks dat hem een strak kader met elektronisch toezicht werd geboden, maken dat sprake is van een situatie die niet gelijk kan worden gesteld aan de situatie voorafgaand aan het vonnis van juni 2023. De rechtbank is van oordeel dat de huidige situatie toepassing van het jeugdstrafrecht niet rechtvaardigt. De rechtbank zal dan ook het volwassenstrafrecht toepassen.
De op te leggen straf
Verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan het plegen van ernstige strafbare feiten. Dat heeft hij gedaan terwijl hij recent door de rechtbank Amsterdam werd veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Van de rechtbank Amsterdam kreeg verdachte de kans zijn leven op de rit te krijgen doormiddel van intensieve begeleiding en reclasseringstoezicht. De rechtbank stelt vast dat verdachte die kans onbenut heeft gelaten en door is gegaan met het plegen van strafbare feiten. Mede gelet op de ernst van deze feiten zal de rechtbank verdachte niet nogmaals een dergelijke kans bieden. De rechtbank is van oordeel dat thans niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van forse duur. Zij zal aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren opleggen. Dat is een jaar minder dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, uitgaat van twee bewezenverklaarde feiten. De rechtbank ziet geen aanleiding daarnaast nog een geldboete op te leggen, mede gelet op de door de officier van justitie aangekondigde ontnemingsprocedure.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de op de beslaglijst van
25 maart 2024 genoemde (onderdelen van) wapens en munitie en softdrugs moeten worden onttrokken aan het verkeer en dat de op de beslaglijst genoemde telefoons, gereedschap, metalen buisjes en instructies ten behoeve van vervaardigen van vuurwapens worden verbeurd verklaard.
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de voorwerpen, op de beslaglijst van 25 maart 2024 vermeld onder de nummers 4 tot en met 7 en 10, moeten worden verbeurdverklaard, omdat
het voorwerpen betreffen die aan verdachte toebehoren en met behulp waarvan de feiten zijn begaan of voorbereid.
De rechtbank is van oordeel dat de voorwerpen, op de beslaglijst van 25 maart 2024 vermeld onder de nummers 1, 3 en 8 vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van de feiten zijn verkregen (nummer 1 op de beslaglijst) of aangezien die voorwerpen tot het begaan van de feiten zijn vervaardigd of bestemd (nummers 3 en 8) en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Een afschrift van de beslaglijst van 25 maart 2024 zal als bijlage bij dit vonnis worden gevoegd.

8.De vordering tenuitvoerlegging

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging wordt toegewezen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering toe te wijzen, mits de 60 dagen jeugddetentie worden omgezet in een taakstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen. Het is gebleken dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van nieuwe strafbare feiten heeft schuldig gemaakt. De rechtbank ziet geen aanleiding om de 60 dagen jeugddetentie om te zetten in een taakstraf.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 45, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
geldigheid dagvaarding
- verklaart de dagvaarding nietig ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde;
- verklaart de dagvaarding voor het overige geldig;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 9, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en van het transformeren en vervaardigen van wapens en munitie een beroep of gewoonte maken;
feit 2, het misdrijf:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 2º;
en:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
en:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart verbeurd de in beslag genomen voorwerpen, te weten de op de beslaglijst genoemde voorwerpen onder de nummers 4 tot en met 7 en 10;
- verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen voorwerpen, te weten de op de beslaglijst genoemde voorwerpen onder de nummers 1, 3 en 8;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 13/223827-22
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de Rechtbank Amsterdam van
20 juni 2023 voorwaardelijk opgelegde
jeugddetentievoor de duur van
60 (zestig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.K. Huisman, voorzitter, mr. M.J.A.L. Beljaars en
mr. P.A.M. Miltenburg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Leyendijk, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 april 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie Landelijke Eenheid Dienst Infrastructuur met nummer LEFCP23009 (onderzoek 26Dieppe). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.