7.3De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft samen met zijn medeverdachten een groot aantal (omgebouwde) wapens, (bewerkte) munitie en onderdelen van wapens in zijn bezit gehad. Het ongecontroleerde bezit en de daarmee vaak gepaard gaande ondeugdelijke opslag van vuurwapens brengt grote risico’s voor de veiligheid met zich. Het bezit van wapens brengt onder burgers verder gevoelens van onveiligheid teweeg en vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Bovendien is het algemeen bekend dat vuurwapenbezit niet zelden leidt tot het (ondeskundig) gebruik ervan, met ernstige gevolgen voor anderen.
Daarnaast hebben verdachte en zijn medeverdachten zelf munitie bewerkt en (gas)alarmpistolen omgebouwd naar scherp schietende vuurwapens en hebben zij daar een beroep of gewoonte van gemaakt. Daarmee hebben verdachte en zijn medeverdachten een bijdrage geleverd aan het makkelijker beschikbaar maken van vuurwapens en mogelijk zelfs schietpartijen en/of liquidaties gefaciliteerd. Gelet op de toename van het vuurwapenbezit en het ongeoorloofde gebruik daarvan, in samenhang bezien met het hoge gevaarzettende karakter daarvan, is de rechtbank van oordeel dat daartegen streng dient te worden opgetreden.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 29 januari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte recent, op 20 juni 2023, door de rechtbank Amsterdam werd veroordeeld voor (onder meer) overtreding van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank heeft kennis genomen van de over verdachte opgemaakte rapporten, te weten:
Ten behoeve van de onderhavige zaak:
- de voorlichtingsrapportage van Forensisch Maatwerk van 16 oktober 2023, opgemaakt door [naam 2], forensisch adviseur/rapporteur en ondertekend door
[naam 2] en [naam 3], forensisch supervisor;
Ten behoeve van de strafzaak in juni 2023:
- het rapport van Reclassering Nederland van 27 mei 2023 ondertekend door [naam 4], reclasseringsmanager, en [naam 5], Unitmanager;
- het rapport van Pro Justitia van 11 april 2023, opgemaakt en ondertekend door
S.A. Moonen, GZ-psycholoog.
In de voorlichtingsrapportage van Forensisch Maatwerk is te lezen dat verdachte bij de rapporteur niet inhoudelijk heeft willen verklaren over de strafbare feiten. Met de informatie die beschikbaar was, komt de adviseur tot de volgende conclusies. Verdachte woonde, voorafgaand aan de voorlopige hechtenis, samen met zijn vader, moeder, broer en zus. De onderlinge familiebanden zijn positief en alle gezinsleden zijn betrokken bij het welzijn van verdachte nu hij in detentie verblijft. Er zijn geen aanwijzingen voor actuele problemen ten aanzien van middelengebruik en/of financiële problematiek, die een (aanvullende) interventie behoeven. Wel is mogelijk sprake is van een negatief sociaal netwerk. Op welke schaal en welke invloed dit netwerk op verdachte heeft, is vanwege zijn proceshouding, niet duidelijk geworden. Gelet op de recente veroordeling voor een soortgelijk feit alsmede het feit dat de pleegperiode van onderhavige verdenking parallel loopt aan de schorsingsperiode en de inhoudelijke behandeling van dat eerdere feit, acht de adviseur de kans op recidive aanwezig. Dat verdachte onder het dak van zijn ouders doorging met risicovol gedrag en zich ook niet liet tegenhouden door elektronische controle, acht de adviseur zorgelijk. Zij merkt echter ook op dat de huidige voorlopige hechtenis een corrigerende werking lijkt te hebben op verdachte. Volgens verdachte is sprake van een groeiend besef van de consequenties van zijn keuzes. Dat besef zou het recidiverisico positief kunnen beïnvloeden. Het is wenselijk dat er meer zicht komt op de onderliggende problematiek van verdachte. Naast aanvullende diagnostiek en ambulante behandeling gericht op delictpreventie wordt geadviseerd ook oog te hebben voor het vermoedelijk negatieve sociale netwerk van verdachte.
In het rapport van Reclassering Nederland is te lezen dat verdachte baat heeft bij een strak kader, zoals hem werd geboden tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis in afwachting van de inhoudelijke behandeling van de strafzaak bij de rechtbank Amsterdam in juni 2023. Verdachte had zich ingeschreven voor een opleiding en zou beginnen in september 2023. Hij werkte destijds vier dagen per week en heeft met behulp van zijn ouders een start gemaakt om zijn schulden aan te pakken en het contact met zijn ouders verbeterde. Gelet op het bovenstaande heeft de reclassering destijds geadviseerd om een reclasseringstoezicht met bijzondere voorwaarden op te leggen, waaronder schuldhulpverlening en het volgen van een opleiding, om de structuur te waarborgen. De reclassering heeft, hoewel ook indicaties voor toepassing van het volwassenenrecht worden gezien, geadviseerd jeugdstrafrecht toe te passen, gelet op de sociaal-emotionele en morele ontwikkeling van verdachte. Verdachte lijkt verbaal sterk en wekt de indruk niet onder de indruk te zijn van personen of gebeurtenissen. De reclassering ziet daarin een onvermogen bij verdachte om zich aan te passen aan de sociale situatie. Hij lijkt in veel gevallen niet te overzien welke consequentie(s) zijn overkomen en communicatie (voornamelijk non-verbaal) hebben en wat dit teweeg brengt bij anderen. Voorts lijkt verdachte voornamelijk op het morele vlak nog in ontwikkeling. Zowel perspectief innemen, moreel redeneren en empathie tonen, lijken lastig voor hem. De reclassering neemt in haar overweging voorts mee dat verdachte is gediagnosticeerd met ADD, hetgeen impulsiviteit met zich meebrengt.
Ook in het rapport van Pro Justitia is te lezen dat, op basis van de ASR-wegingslijst, enkele argumenten worden gezien die pleiten voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Verdachte kan volgens de psycholoog worden beschouwd als een typische adolescent die onderweg is naar volwassenheid maar nog geen uitgerijpte/verharde indruk maakt. De psycholoog constateert voorts dat bij verdachte sprake is van een psychische stoornis in de zin van ADD en een ongespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis, maar onthoudt zich van advies ten aanzien van de toerekenbaarheid van verdachte.
Toepassing volwassenenstrafrecht
De rechtbank stelt voorop dat, gelet op het feit dat verdachte meerderjarig was ten tijde van het plegen van de strafbare feiten, toepassing van het volwassenenstrafrecht het uitgangspunt is. Hoewel de rechtbank indicaties ziet voor toepassing van het jeugdstrafrecht, ziet zij ook contra-indicaties en die wegen naar het oordeel van de rechtbank in dit geval zwaarder. Zo heeft verdachte een eerder reclasseringstraject laten mislukken, door zich opnieuw bezig te houden met strafbare feiten, lijkt hij te kiezen voor een criminele levensstijl en lijkt hij niet onder de indruk van justitiële autoriteiten. Verdachte heeft ter terechtzitting van
26 maart 2024 verklaard dat de door de rechtbank Amsterdam opgelegde jeugddetentie niet zoveel indruk op hem heeft gemaakt, in tegenstelling tot de voorlopige hechtenis in deze zaak. Anders dan de raadsvrouw, is de rechtbank bovendien van oordeel dat de rapporten, die werden opgemaakt voor de behandeling van de strafzaak in juni 2023, niet zonder meer ook in deze zaak kunnen worden gebruikt. Het vonnis van de rechtbank Amsterdam van
juni 2023 en het gegeven dat verdachte nadien opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd, ondanks dat hem een strak kader met elektronisch toezicht werd geboden, maken dat sprake is van een situatie die niet gelijk kan worden gesteld aan de situatie voorafgaand aan het vonnis van juni 2023. De rechtbank is van oordeel dat de huidige situatie toepassing van het jeugdstrafrecht niet rechtvaardigt. De rechtbank zal dan ook het volwassenstrafrecht toepassen.
De op te leggen straf
Verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan het plegen van ernstige strafbare feiten. Dat heeft hij gedaan terwijl hij recent door de rechtbank Amsterdam werd veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Van de rechtbank Amsterdam kreeg verdachte de kans zijn leven op de rit te krijgen doormiddel van intensieve begeleiding en reclasseringstoezicht. De rechtbank stelt vast dat verdachte die kans onbenut heeft gelaten en door is gegaan met het plegen van strafbare feiten. Mede gelet op de ernst van deze feiten zal de rechtbank verdachte niet nogmaals een dergelijke kans bieden. De rechtbank is van oordeel dat thans niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van forse duur. Zij zal aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren opleggen. Dat is een jaar minder dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, uitgaat van twee bewezenverklaarde feiten. De rechtbank ziet geen aanleiding daarnaast nog een geldboete op te leggen, mede gelet op de door de officier van justitie aangekondigde ontnemingsprocedure.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.