ECLI:NL:RBOVE:2024:1978

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
10 april 2024
Zaaknummer
08.100689-23 en 10.286538-20 (vnvv) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van oplichting en diefstal door middel van valse sleutels

Op 9 april 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van oplichting en diefstal door middel van valse sleutels. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het oplichten van een slachtoffer door zich voor te doen als medewerker van een speciaal team dat cybercriminaliteit bestrijdt. Op 7 oktober 2022 heeft de verdachte, samen met anderen, het slachtoffer telefonisch benaderd en haar misleid om haar bankgegevens en elektronische gegevensdragers af te geven. Vervolgens heeft de verdachte met de verkregen bankpassen geld opgenomen, zowel in Nederland als in Frankrijk, met een totaalbedrag van € 6.780,-. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden en de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van zes maanden bevolen. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, die bestaat uit materiële schade van € 5.635,-. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige deel van de schade, te weten € 1.000,- voor immateriële schade, niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. De rechtbank heeft de herkenningen van de verdachte door verbalisanten als betrouwbaar beschouwd en heeft het verweer van de verdediging verworpen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08.100689-23 en 10.286538-20 (vnvv) (P)
Datum vonnis: 9 april 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats],
nu verblijvende in de PI [locatie].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. J. Verstegen, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat door de benadeelde partij [slachtoffer] is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en bondig, op neer dat verdachte:
feit 1:op 7 oktober 2022 in Nederland samen met anderen of alleen [slachtoffer] heeft opgelicht door zich voor te doen als medewerker van een speciaal team dat cybercriminaliteit tegengaat en haar heeft bewogen tot afgifte van haar elektronische gegevensdragers, bankpassen en bijbehorende pincodes, dan wel dat verdachte daaraan medeplichtig was;
feit 2:in de periode van 7 tot en met 8 oktober 2022 in Nederland en Frankijk geld heeft gestolen van [slachtoffer] door onbevoegd met haar bankpas te pinnen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
feit 1hij op of omstreeks 7 oktober 2022 te Dalfsen, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten haar pinpassen en/of elektronische gegevensdragers, door:- die [slachtoffer] telefonisch te benaderen en zich voor te doen als bankmedewerker van een speciaal team dat cybercriminaliteit tegen gaat en/of- die [slachtoffer] te melden dat er sprake zou zijn van een virus, malware, in haar systeem en dat er iemand op dat moment geld probeerde over te boeken en/of- die [slachtoffer] te vragen naar haar bankgegevens en/of pincodes en/of- die [slachtoffer] te melden dat er een medewerker van een speciaal ICT Team zou langskomen met een verificatiecode om de geïnfecteerde goederen op te halen en/of- die [slachtoffer] te melden dat ze alle goederen in een enveloppe en/of tas moest klaarleggen en/of- de bankpassen en/of elektronische gegevensdragers op te (laten) halen bij die [slachtoffer];
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven persoon/personen op of omstreeks 7 oktober 2022 te Dalfsen, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] heeft/hebben bewogen tot de afgifte van enig goed, hetverlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten haar bankpassen en elektronische gegevensdragers, door:- die [slachtoffer] telefonisch te benaderen en zich voor te doen als bankmedewerker van een speciaal team dat cybercriminaliteit tegen gaat en/of- die [slachtoffer] te melden dat er sprake zou zijn van een virus, malware, in haarsysteem en dat er iemand op dat moment geld probeerde over te boeken en/of - die [slachtoffer] te vragen naar haar bankgegevens en/of pincodes en/of- die [slachtoffer] te melden dat er een medewerker van een speciaal ICT Team zou langskomen met een verificatiecode om de geïnfecteerde goederen op te halen en/of- die [slachtoffer] te melden dat ze alle goederen in een enveloppe en/of tas moest klaarleggen en/of- de bankpassen en/of elektronische gegevensdragers op te (laten) halen bij die [slachtoffer];bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 7 oktober 2022 te Dalfsen althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door die bankpassen over te nemen van een of meer onbekend gebleven personen en daarmee een of meerdere geldbedragen op te nemen
feit 2hij in of omstreeks de periode van 7 oktober 2022 tot en met 8 oktober 2022 te Dalfsen en/of Olst en/of Rotterdam, althans in Nederland en/of Parijs, althans in Frankrijk, 6780,- euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een bankpas door onbevoegd te pinnen met de bankpas behorende bij rekeningnummer [rekeningnummer].

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 primair (medeplegen van oplichting) en feit 2 (diefstal door middel van valse sleutels) ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs integraal van de ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt op grond van de hieronder opgenomen feiten en omstandigheden, die in de bewijsmiddelen [1] zijn vervat en waarop de bewezenverklaring steunt, tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De feiten en omstandigheden
Aangeefster [slachtoffer] verklaart dat zij op 7 oktober 2022 omstreeks 15:00 uur is gebeld door een persoon die zich voorstelde als ‘[alias 1]’. Tijdens dit telefoongesprek geeft die persoon aan dat hij voor een speciaal team werkt dat cybercriminaliteit tegengaat. Hij meldt aan aangeefster dat er een virus (een malware) in haar systemen zit en dat iemand geld van haar rekening probeert over te boeken. Om dit virus te stoppen, moet het speciale team in de systemen van aangeefster kunnen komen. Dit is gemakkelijker als aangeefster haar codes geeft. Aangeefster spreekt via de telefoon de (pin)codes in van vier van haar bankpassen. Ook geeft zij de inloggegevens van haar laptop, telefoon, en iPad en bankierenapps. ‘[alias 1]’ meldt dat een medewerker van een speciaal ICT-team, ‘[alias 2]’, zal komen om de geïnfecteerde goederen op te halen. Als die ‘[alias 2]’ bij aangeefster aan de deur staat, moet zij hem vragen naar zijn verificatiecode. Aangeefster moet alle pasjes in een enveloppe doen en deze vervolgens samen met haar laptop, telefoon en iPad in een tas doen en klaarleggen. Aangeefster ziet omstreeks 18:50 uur een zwarte auto langs haar woning in Dalfsen rijden. Even later loopt een jongen haar oprit op. Aangeefster loopt met de tas naar buiten en geeft de tas met spullen mee aan deze man.
De volgende dag ziet aangeefster dat meerdere bedragen van haar rekeningen zijn afgeschreven. Er blijkt in de periode van 7 oktober 2022 om 19.38 uur tot en met 8 oktober 2022 om 16.19 uur in Dalfsen, Olst, Rotterdam en in Frankrijk met haar bankpas geld op te zijn genomen of te zijn gepind. Zo worden van haar creditcard de volgende bedragen op de hierna genoemde data met tijdstippen gepind. Op 7 oktober 2022 wordt bij een pinautomaat in Dalfsen om 19:38 uur € 300,-- gepind, en daarna nog eens om 19:39 uur en 19:40 uur. Op diezelfde avond wordt bij een pinautomaat in Rotterdam om 23:00 uur € 200,-- en om 23:01 uur € 100,-- gepind. In de daaropvolgende nacht, op 8 oktober 2022, wordt bij een andere pinautomaat in Rotterdam om 00:36 uur € 1.000,-- en om 00:37 uur € 150,-- gepind. Vervolgens wordt ’s middags om 12:22 uur bij een tankstation in Frankrijk € 2,80 gepind, en om 15:28 uur € 1.885,-- en om 16:19 uur € 700,-- bij kledingwinkels in Parijs. [2] Ten behoeve van haar aangifte van bankpas-/helpdeskfraude heeft aangeefster nadien onder meer de afschriften van haar rekeningnummers aan de politie overgelegd, waaronder een bankafschrift van het rekeningnummer [rekeningnummer] met geldtransacties in Olst (op 7 oktober 2022 om 20:24 € 950,-- en 20:26 uur € 950,--) en Rotterdam (op 8 oktober 2022 om 00:20 uur € 950,--). [3] Gebleken is dat met de door aangeefster afgegeven bankpassen in totaal een bedrag van € 6.780,-- is gepind. [4]
Van laatstgenoemde pintransacties in Olst en Rotterdam zijn camerabeelden. Verbalisant [verbalisant 1] heeft geverbaliseerd dat op die beelden onder meer een brildragend donkergekleurde man te zien is, met een brede neus, volle lippen, een lichtelijk baardje. [verbalisant 1] ziet dat de betreffende man meerdere keren een pas aanbiedt en daarbij verschillende keren op zijn telefoon kijkt of die erbij pakt. [5] Hij heeft de man op deze camerabeelden herkend als zijnde verdachte. Verbalisant [verbalisant 1] kent verdachte vanuit zijn werkzaamheden; hij heeft verdachte op 21 juli 2022 aangehouden en vervoerd naar Zwolle en hem daarbij in totaal meer dan een uur gezien. [verbalisant 1] verklaart dat hij verdachte direct herkende aan zijn gezicht; de deels onvolledige baardgroei aan de rechterzijde, deze is kenmerkend, de volle lippen, de neus en de oogverhouding tot het gezicht. [6]
Daarnaast hebben verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] aan de hand van dezelfde fotobladen als die verbalisant [verbalisant 1] bij zijn herkenning heeft gevoegd, de man op die stills herkend als verdachte. Ook zij kennen verdachte vanuit hun werkzaamheden; zij waren betrokken bij de aanhouding van verdachte in juli 2022 en hebben verdachte toen enige tijd gezien, en herkennen verdachte, onafhankelijk van elkaar en zonder dat zij de beschikking hadden over voorinformatie, aan zijn gezicht, neus, volle lippen en baardgroei, in het bijzonder wat betreft het rechterzijaanzicht waarop te zien is dat er een klein gedeelte van de baard mist qua haargroei. [7]
Overwegingen en conclusies
Herkenningen van verdachte
De rechtbank is – anders dan de verdediging – van oordeel dat voornoemde herkenningen door de verbalisanten voldoende betrouwbaar zijn en bezigt deze dan ook voor het bewijs. De rechtbank overweegt hiertoe dat alle drie de verbalisanten afzonderlijk van elkaar verklaren waaraan zij verdachte herkennen en waarom zij zeker zijn in de herkenning van verdachte. Alle drie de verbalisanten beschrijven dezelfde specifieke gezichtskenmerken van verdachte en verklaren dat zij hem daaraan herkennen omdat zij hem in juli 2022 fysiek hebben gezien bij zijn aanhouding. De rechtbank acht de genoemde stills overigens ook van voldoende kwaliteit om een herkenning op te kunnen baseren. Bovendien geldt dat de herkenningen niet alleen aan de hand van (een aandachtvestiging in de vorm van) stills hebben plaatsgevonden. Eén van de verbalisanten heeft ook de diverse bewegende videobeelden (waarvan de stills zijn gemaakt) bekeken die tot de herkenning van verdachte hebben geleid. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsvrouw.
Ook wijst de rechtbank het voorwaardelijke verzoek van de raadsvrouw tot het laten verrichten van een gezichtsvergelijkend onderzoek af. Omdat de rechtbank geen enkele reden heeft om aan de herkenningen door verbalisanten te twijfelen, is van de noodzaak van een gezichtsvergelijkend onderzoek niet gebleken. Evenmin is de rechtbank van oordeel dat het nader horen van voornoemde verbalisanten noodzakelijk is.
Ten aanzien van feit 2: de diefstal door middel van valse sleutels
De rechtbank stelt op basis van voormelde herkenningen door de verbalisanten vast dat het verdachte is geweest die te zien is op voornoemde camerabeelden van de pintransacties bij de geldautomaat in Olst op 7 oktober 2022 om 20:24 uur en 20:26 uur en de geldautomaat in Rotterdam op 8 oktober 2022 om 00:20 uur. De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, ook vast dat aangeefster in Dalfsen woonachtig is, zij op 7 oktober omstreeks 18:50 uur onder meer haar pinpas met rekeningnummer [rekeningnummer] aan ‘[alias 2]’ heeft afgegeven, en dat nog geen uur later, meerdere pintransacties bij een pinautomaat in Dalfsen worden verricht. Diezelfde avond en de daaropvolgende nacht worden, binnen een kort tijdsbestek, meerdere pintransacties verricht in Olst en Rotterdam. In de middag van 8 oktober 2022 worden vervolgens meerdere pintransacties in Frankrijk verricht.
Verdachte heeft voor genoemde feiten en omstandigheden geen ontzenuwende verklaring gegeven, terwijl dit naar het oordeel van de rechtbank wel van hem mocht worden verlangd. Gezien het zeer korte tijdsverloop tussen de veelvuldig verrichte pintransacties in Dalfsen en de overige pintransacties die met genoemde pinpas van aangeefster zijn verricht, stelt de rechtbank vast dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte ook de overige met die pinpas verrichte transacties in Nederland en Frankrijk heeft verricht. Dit maakt dat verdachte in totaal ten minste een bedrag van € 6.780,-- van aangeefster heeft weggenomen.
De rechtbank acht de onder feit 2 ten laste gelegde diefstal door middel van valse sleutels wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 1 primair: medeplegen van oplichting
Gelet op al het bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank ook tot het oordeel dat verdachte op 7 oktober 2022 samen met (een) ander(en) aangeefster heeft bewogen tot de afgifte van haar pinpassen en gegevensdragers. Door verdachte en zijn mededaders is daartoe gebruikgemaakt van een valse hoedanigheid door zich in strijd met de waarheid voor te doen als een medewerker van een speciaal team dat cybercriminaliteit tegengaat die voornemens was om aangeefster vanwege een virus (een malware) in haar systeem te helpen en waarbij de werkwijze onder meer bestond uit het afgeven van de (pin)codes van vier van haar bankpassen en inloggegevens van haar laptop, telefoon, iPad en bankierenapps. Met de door aangeefster afgegeven bankpassen zijn vervolgens binnen een zeer kort tijdsbestek veelvuldig pintransacties verricht. Hieruit volgt dat verdachte en zijn mededader(s) bij aangeefster een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wilde(n) roepen met betrekking tot de persoon die aangeefster belde en haar spullen afnam (qua hoedanigheid) om daarvan misbruik te maken. Hierbij is aldus gebruik gemaakt van het oplichtingsmiddel ‘het aannemen van een valse hoedanigheid’, wat maakt dat sprake is geweest van een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen en dit handelen daarom als oplichting in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) kan worden geduid.
De wijze waarop aangeefster is opgelicht, kenmerkt zich door een planmatige aanpak, intensieve samenwerking en duidelijke afstemming tussen in ieder geval twee personen. Dit volgt ook uit de verklaring van aangeefster; terwijl zij nog met de ene persoon een telefoongesprek voerde, haalde de andere persoon haar spullen op. Gelet op de zeer korte tijdspanne tussen deze oplichting en het pinnen met de door oplichting verkregen bankpassen en het feit dat verdachte degene is geweest die met die bankpassen heeft gepind, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de onbekend gebleven andere(n).
De rechtbank acht het onder feit 1 primair ten laste gelegde daarom wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1 primairhij op 7 oktober 2022 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, [slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van haar pinpassen en elektronische gegevensdragers, door:- haar telefonisch te benaderen en zich voor te doen als medewerker van een speciaal team dat cybercriminaliteit tegengaat,- haar te melden dat sprake zou zijn van een virus, malware, in haar systeem en iemand op dat moment geld probeerde over te boeken,- haar te vragen naar haar bankgegevens/pincodes,-haar te melden dat er een medewerker van een speciaal ICT-team zou langskomen met een verificatiecode om de geïnfecteerde goederen op te halen,- haar te melden dat ze alle goederen in een enveloppe en tas moest klaarleggen, en,- de bankpassen en elektronische gegevensdragers bij haar op te (laten) halen;feit 2hij in de periode van 7 oktober 2022 tot en met 8 oktober 2022 in Nederland en Frankrijk 6.780,-- euro, dat geheel aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd te pinnen met de bankpas behorende bij rekeningnummer [rekeningnummer].
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 311 en 326 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1 primair:
het misdrijf:
medeplegen van oplichting;
feit 2:
het misdrijf:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van de gepleegde feiten
Verdachte heeft zich, al dan niet samen met zijn mededader(s), schuldig gemaakt aan oplichting en diefstal door middel van valse sleutels. Het slachtoffer in kwestie is telefonisch door een persoon benaderd die zich voordeed als medewerker van een speciaal team dat cybercrime tegengaat omdat er een virus (een malware) in haar systeem zou zitten en er gepoogd werd een geldbedrag van haar rekening af te boeken. Om dit probleem te laten verhelpen is zij overgehaald de (pin)codes van vier van haar bankpassen en inloggegevens van haar laptop, telefoon, iPad en bankierenapps af te geven. Met die afgegeven bankpassen zijn vervolgens binnen een zeer kort tijdsbestek veelvuldig pintransacties verricht, door in ieder geval verdachte. Verdachte heeft hierdoor een bijdrage geleverd aan het op grove wijze schaden van het vertrouwen van het slachtoffer en hij heeft misbruik gemaakt van zijn slachtoffer, enkel en alleen voor zijn eigen financiële gewin. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De persoon van verdachte
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte van 22 maart 2023. Hieruit blijkt dat verdachte in het verleden eerder voor vermogensdelicten met politie en justitie in aanraking is geweest. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het reclasseringsrapport van Reclassering Nederland van 21 juli 2023, waaruit volgt dat de reclassering geen mogelijkheden ziet om met interventies of toezicht het recidiverisico dat van verdachte uitgaat in te perken. Om die reden adviseert zij de oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden.
De strafoplegging
De rechtbank is van oordeel dat vanwege de aard en de ernst van de feiten, zoals hiervoor is omschreven, niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Verdachte heeft zich al eerder schuldig gemaakt aan vermogensdelicten en dit heeft hem er niet van weerhouden deze delicten opnieuw te plegen. Ook heeft verdachte geenszins compassie met het slachtoffer getoond. Gelet op straffen die in vergelijkbare gevallen door rechters zijn opgelegd, acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met aftrek van het voorarrest passend en geboden.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in dit strafproces gevoegd. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 6.635,--, bestaande uit materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • het niet-vergoede gedeelte van de creditcard: € 5.000,--;
  • de aanschafkosten voor een nieuwe laptop: € 635,--.
Als immateriële schadevergoeding is een bedrag van € 1.000,-- gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partijen [slachtoffer] geheel toewijsbaar is, te vermeerderen met de daartoe geldende wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft wat betreft de toewijsbaarheid van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] geen opmerkingen gemaakt.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting vast dat voldoende verband bestaat tussen het onder feit 1 primair en feit 2 bewezen verklaarde handelen van verdachte en de door de benadeelde partij [slachtoffer] gestelde schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreekse schade is toegebracht.
De materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de opgevoerde materiële schadeposten, die overigens niet door de raadsvrouw zijn betwist, voldoende met bewijsstukken zijn onderbouwd en aannemelijk zijn. De gevorderde materiële schadeposten zijn dus toewijsbaar voor een bedrag van in totaal € 5.635,--.
De immateriële schade
De rechtbank overweegt, naar aanleiding van door benadeelde partijen gevorderde immateriële schade, het volgende. Op basis van artikel 6:106 lid 1, aanhef en onder b, BW kan een benadeelde aansprak maken op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van niet-vermogensschade, indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn/haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn of haar persoon is aangetast. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij in dit geval slachtoffer zijn geweest van vermogensdelicten, namelijk oplichting en diefstal door middel van valse sleutels. Van lichamelijk letsel of een schending in zijn of haar eer of goede naam is dan ook geen sprake. De vraag is vervolgens of de benadeelde ‘op andere wijze in zijn of haar persoon is aangetast’. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde dit niet met concrete gegevens heeft onderbouwd. Het nader onderbouwen van dat deel van de vordering is een onevenredige belasting van dit strafproces. Hoewel de benadeelde is opgelicht en ook is bestolen en zij daarmee zonder meer nadelige gevolgen heeft ervaren, komt de gevorderde vergoeding van immateriële schade zonder nadere onderbouwing in dit geval niet voor toewijzing in aanmerking. De rechtbank zal de benadeelde partij voor dit deel van de vordering, te weten een bedrag van € 1.000,--, dan ook niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Verdachte is voor de schade van de benadeelde partij naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 63 (drieënzestig) dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De vordering tenuitvoerlegging (met parketnummer 10.286538-20)

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van een aan verdachte voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf gevorderd. Het gaat om een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden die de meervoudige kamer in de rechtbank Rotterdam op 4 mei 2021 aan hem heeft opgelegd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen opmerkingen gemaakt over de vordering tenuitvoerlegging.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal vordering van de officier van justitie toewijzen. Verdachte heeft zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van meerdere strafbare feiten schuldig gemaakt. De consequentie daarvan is dat hij de voorwaardelijke gevangenisstraf alsnog moet ondergaan.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen en artikel 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 en feit 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het onder feit 1 primair en feit 2 bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:
het misdrijf:
medeplegen van oplichting;
feit 2:
het misdrijf:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1 primair en feit 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de
benadeelde partij [slachtoffer]toe tot een bedrag van
€ 5.635,-- (vijfduizend en zeshonderdvijfendertig euro)(bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt verdachte tot (hoofdelijke) betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 5.635,-- (vijfduizend en zeshonderdvijfendertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2022, met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op , alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ten aanzien van het bewezen verklaarde tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 5.635,-- (vijfduizend en zeshonderdvijfendertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
63 (drieënzestig) dagenkan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het
overige niet-ontvankelijkis in de vordering, te weten een deel van € 1.000,--, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf (met parketnummer 10.286538-20)
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan
gevangenisstrafvan
6 (zes) maandendie de meervoudige kamer van de rechtbank Rotterdam bij vonnis van 4 mei 2021 aan verdachte voorwaardelijk heeft opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. ter Riet, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Drent en mr. N. Klunder, griffiers, en is in het openbaar uitgesproken op 9 april 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie- eenheid Oost-Nederland, met proces-verbaalnummer PL0600-2022465312. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] van 8 oktober 2022 (pagina’s 7 tot en met 9, pagina 10, de eerste tot en met de vijfde alinea, de eerste zin van de zesde alinea en de achtste alinea), inclusief de fotobijlage van bankafschriften (pagina’s 12 tot en met 17).
3.Het proces-verbaal van bevindingen van 19 november 2022 (pagina’s 18 en 19).
4.Het proces-verbaal van bevindingen van 17 februari 2022 (pagina 27, de alinea onder het kopje ‘Aanleiding’).
5.Het proces-verbaal van bevindingen van 14 november 2022 (pagina’s 31 en 32), inclusief de fotobijlage met de stills van de camerabeelden (pagina’s 34 tot en met 37), en het proces-verbaal van bevindingen van 19 april 2023 (pagina’s 39 tot en met 41), inclusief de fotobijlage met de stills van de camerabeelden (pagina’s 42 tot en met 46).
6.Het proces-verbaal van bevindingen van 18 november 2022 (pagina 56), inclusief de fotobijlage met de stills van de camerabeelden (pagina’s 58 tot en met 60).
7.Het proces-verbaal van bevindingen van 18 november 2022 (pagina 61), inclusief de fotobijlage met de stills van de camerabeelden (pagina’s 63 en 64), en het proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar van 27 oktober 2022 (pagina’s 51 en 52), inclusief de fotobijlage met de stills van de camerabeelden (pagina’s 54 en 55).