ECLI:NL:RBOVE:2024:1962

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
08.279039.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 26-jarige man voor meermalen medeplegen van het handelen in cocaïne en het kweken en verkopen van hennep

Op 9 april 2024 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 26-jarige man. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 jaar voor het meermalen medeplegen van het handelen in cocaïne en het kweken en verkopen van hennep. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2024, waar de officier van justitie zijn vordering heeft gepresenteerd en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. H.L. Heemskerk, zijn verdediging heeft gevoerd. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk handelen in cocaïne en hennep in de periode van 1 september 2022 tot en met 2 februari 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen handelde in grote hoeveelheden cocaïne en hennep, waarbij hij fungeerde als tussenpersoon in een professioneel georganiseerde drugshandel. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar heeft de feiten onder 1 en 3 bewezen verklaard. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de drugshandel, en heeft geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 jaar passend is. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verdachte eerder met justitie in aanraking is geweest en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die zijn strafbaarheid uitsluiten. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de rechtbank en is vastgelegd in het vonnis.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.279039.23 (P)
Datum vonnis: 9 april 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
nu verblijvende in de [locatie] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. H.L. Heemskerk, advocaat in Rotterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 313 Sv ter terechtzitting van 30 januari 2024, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen of alleen van 1 september 2022 tot en met 2 februari 2023, opzettelijk:
feit 1:meermalen heeft gehandeld in cocaïne of cocaïne aanwezig heeft gehad;
feit 2:meermalen voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor de verkoop en/of de uitvoer van cocaïne naar Duitsland;
feit 3:meermalen heeft gehandeld in hennep of hennep aanwezig heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2022 tot en met
2 februari 2023 te Enschede en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen (telkens) opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of (in elk geval) (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een (grote) hoeveelheid cocaïne,
in ieder geval (telkens) een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2022 tot en met
2 februari 2023 te Enschede en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten (telkens) het opzettelijk
buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of
bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren
van (een) (grote) hoeveelheid/hoeveelheden cocaïne,
in ieder geval (telkens) een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
voor te bereiden en/of te bevorderen (telkens)
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen
en/of
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen
en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers heeft verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer mededader(s), dan wel alleen, (telkens)
- opgetreden als (tussen)handelaar en/of aanspreekpunt voor de aankoop en/of (door)verkoop (in Nederland en/of naar/aan Duitsland) van (grote) hoeveelheden cocaïne
en/of
- ( in die hoedanigheid) met (een) andere persoon/personen gecommuniceerd en/of (telefonische) contacten en/of ontmoetingen en/of besprekingen en/of afspraken gehad en/of gemaakt ten behoeve van/over de aankoop en/of (door)verkoop en/of het stashen/of klaarleggen en/of de samenstelling en/of de kwaliteit en/of de kostprijs en/of de levering en/of het transport/vervoer van cocaïne;
3
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2022 tot en met
2 februari 2023 te Enschede en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of (in elk geval) (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
(een) (grote) hoeveelheid/hoeveelheden hennep,
in ieder geval (telkens) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen verklaard kunnen worden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde feit wegens het ontbreken van bewijs. De raadsman heeft verder betoogd dat de onder 1 en onder 3 ten laste gelegde feiten bewezen verklaard kunnen worden, met dien verstande dat voor beide feiten de ten laste gelegde periode moet worden verkort tot de periode van 15 september 2022 tot en met 28 november 2022 voor feit 1 en de periode van 3 oktober 2022 tot en met 25 januari 2023 voor feit 3.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Feit 1
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit in de periode van 15 september 2022 tot en met 28 november 2022 op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen [1] .
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 26 maart 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
2.
Het proces-verbaal van bevindingen, handel in verdovende middelen LEONIDAS,
van 11 oktober 2023.
3.3.2
Feit 2
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Hoewel in het dossier een enkele keer de term ‘dl’ voorkomt en verdachte heeft verklaard dat deze afkorting staat voor ‘Duitsland’, kan op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet worden vastgesteld dat verdachte de ten laste gelegde voorbereidingshandelingen voor de uitvoer van een cocaïne en/of (kort gezegd) verkoop daarvan heeft gepleegd.
3.3.3
Feit 3
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde feit in de periode van 3 oktober 2022 tot en met 25 januari 2023 op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv, zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen [2] .
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 26 maart 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen, handel in verdovende middelen LEONIDAS, van
11 oktober 2023.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten onder 1 en 3 heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
een ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 15 september 2022 tot en met 28 november 2023 te Enschede en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen
, althans alleen, meermalen (telkens
)opzettelijk heeft
bewerkt en/of verwerkt en/ofverkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd
en/of (in elk geval) (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,een
(grote
)hoeveelheid cocaïne,
in ieder geval (telkens) een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,zijnde
cocaïne (telkens)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
3.
hij op
een ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 3 oktober 2022 tot en met 25 januari 2023 te Enschede en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, (telkens
)opzettelijk heeft geteeld
en/of bereid en/of bewerkten/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt
en/of vervoerd en/of (in elk geval) (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad(een)
(grote
)hoeveelheid/hoeveelheden hennep,
in ieder geval (telkens) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde
hennepeen middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 10 en 11 van de Opiumwet (OW). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft oplegging gevorderd van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twintig maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis, eventueel aangevuld met een voorwaardelijk deel en een taakstraf.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft samen met anderen gedurende een periode van twee en een halve maand gedeald in cocaïne en gedurende een periode van bijna vier maanden in hennep. Daarnaast heeft verdachte samen met anderen geïnvesteerd in een hennepkwekerij. Verdachte handelde niet in kleine (gebruikers)hoeveelheden, maar - als tussenpersoon tussen leveranciers en dealers - in grote hoeveelheden drugs. Via een speciaal hiervoor aangeschafte zogenoemde PGP-telefoon voor versleutelde communicatie, heeft verdachte contact onderhouden met de leveranciers, prijsafspraken gemaakt, afnemers geregeld, afspraken gemaakt over het afleveren en ophalen van de drugs. Ook incasseerde hij de te betalen geldbedragen. Verdachte heeft hiervoor regelmatig zijn horecaonderneming gebruikt. Verdachte fungeerde zo als een spin in het web van een professioneel opgezette handel in zowel hard- als softdrugs, zonder zich te bekommeren om de ernstige en schadelijke gevolgen daarvan voor de samenleving. Niet alleen is het gebruik van drugs een bedreiging van de volksgezondheid, maar ook gaat achter die handel een door intimidatie en geweld gekenmerkte wereld van georganiseerde criminaliteit schuil, die een bedreiging vormt voor de maatschappij. Dat verdachte met zijn handelen hieraan een bijdrage heeft geleverd, rekent de rechtbank verdachte aan.
Documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 12 januari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder met justitie in aanraking is geweest onder meer wegens overtreding van de Opiumwet.
De persoon van verdachte
Over verdachte zijn twee reclasseringsrapporten opgesteld. Hieruit komt onder meer het volgende naar voren. Verdachte lijkt zijn leven op orde te hebben. Verdachte kan consequenties overzien, komt niet beïnvloedbaar over en is zelfredzaam. Daar staat tegenover dat hij in het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis in een andere strafzaak ruim drie jaren onder toezicht van de reclassering heeft gestaan en in die tijd gedurende een langere periode de onderhavige feiten heeft gepleegd. Tijdens dat toezicht zijn hem alle ‘tools’ en mogelijkheden aangereikt om recidive te voorkomen, te werken aan zichzelf en zijn leven te stabiliseren. De reclassering ziet geen meerwaarde in het wederom opleggen van een reclasseringstoezicht nu zij geen mogelijkheid ziet om door aanvullende interventies of voorwaarden delictgedrag te voorkomen of het recidiverisico te verlagen. De reclassering adviseert oplegging van een straf zonder reclasseringstoezicht, interventies of voorwaarden waarbij er nog op wordt gewezen dat een langdurige gevangenisstraf verlies van het bedrijf en dus inkomsten tot gevolg zou kunnen hebben.
De strafoplegging
De rechtbank neemt de LOVS-oriëntatiepunten voor drugsfeiten als uitgangspunt van denken. Gelet op de door verdachte professioneel georganiseerde grootschalige tussenhandel als onderdeel van een groter crimineel netwerk, is geen andere straf dan gevangenisstraf in onvoorwaardelijke vorm passend en geboden.
De rechtbank is alles overziend van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een jaar moet worden opgelegd, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel, meermalen gepleegd;
feit 3, het misdrijf:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (een) jaar;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en
mr. D.K. ten Cate, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockotter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 april 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar processen-verbaal zijn dit processen-verbaal uit het voorgeleidingsdossier van de politie eenheid Oost-Nederland onderzoek Radio23 met nummer ONRAA23007/PL0600-2023152366, gesloten op 25 oktober 2023. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakte processen-verbaal.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar processen-verbaal zijn dit processen-verbaal uit het voorgeleidingsdossier van de politie eenheid Oost-Nederland onderzoek Radio23 met nummer ONRAA23007/PL0600-2023152366, gesloten op 25 oktober 2023. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt processen-verbaal.