ECLI:NL:RBOVE:2024:1941

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
10702541 \ CV EXPL 23-3296
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding koopovereenkomst pony wegens ongeschiktheid voor kindergebruik

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 2 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en een gedaagde over de ontbinding van een koopovereenkomst betreffende een pony. De eiser, vertegenwoordigd door mr. I.M. de Groot, had een pony gekocht van de gedaagde, een besloten vennootschap, vertegenwoordigd door mr. M.T. van Daatselaar. De pony, die als kinderpony was aangeboden, bleek na de aankoop niet geschikt te zijn voor de dochter van de eiser, wat leidde tot de vordering van de eiser om de koopovereenkomst te ontbinden en terugbetaling van de koopsom en bijkomende kosten te eisen. De rechtbank oordeelde dat de pony niet voldeed aan de verwachtingen die de eiser op basis van de koopovereenkomst mocht hebben, en verklaarde de koopovereenkomst ontbonden. De gedaagde werd veroordeeld tot terugbetaling van de koopsom en bijkomende kosten, inclusief wettelijke rente. De rechtbank overwoog dat de verkoop van de pony onder de bedrijfsactiviteit van de gedaagde viel, waardoor er sprake was van een consumentenovereenkomst. De eiser had voldoende bewijs geleverd dat de pony niet geschikt was voor de beoogde gebruiksdoeleinden, wat leidde tot de ontbinding van de overeenkomst. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 10702541 \ CV EXPL 23-3296
Vonnis van 2 april 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. I.M. de Groot,
verbonden aan DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., kantoorhoudende te Arnhem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. M.T. van Daatselaar,
verbonden aan BDDMED B.V., h.o.d.n. Sense Juristen,
kantoorhoudende te Hoogeveen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 7 september 2023;
- de conclusie van antwoord d.d. 28 november 2023;
- de e-mail d.d. 31 januari 2024 van de zijde van [eiser], met als bijlage een USB-stick;
- de e-mail d.d. 5 februari 2024 van de zijde van [gedaagde], met een productie;
- de e-mail d.d. 15 februari 2024 van de zijde van [gedaagde], met een tweetal producties;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 15 februari 2024;
- de e-mail d.d. 16 februari 2024 van de zijde van [gedaagde].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft aan [eiser] een 11-jarige pony genaamd [naam 1], hierna te noemen: [naam 1], verkocht voor € 6.800,00.
2.2.
[naam 1] is te koop aangeboden op de website www.sporthorses.nl. De verkoopadvertentie is geplaatst door [naam 2], hierna te noemen: [naam 2]. Zij heeft bij de verkoop opgetreden als tussenpersoon voor [gedaagde]. De tekst van de verkoopadvertentie luidt onder meer als volgt:
[… .]
[naam 1] is een 11 jarige pony met veel wedstrijd ervaring.
Helpt elke ruiter naar de overkant in het parcours.
Weigeren staat absoluut niet in zijn woordenboek beschreven.
Denkt met je mee qua afstanden en word niet sterk op de sprong.
Dus zijn we op zoek naar een jong ruitertje dat graag verder wil komen in de springsport.
[naam 1] is 3 maand geleden volledig röntgenologisch na gekeken en goed bevonden (voorbenen, achterbenen, nek en rug) [… .]. Ook zijn de inentingen allemaal in orde. [naam 1] is volledig vrij van (stal)gebreken.
[… .]
[naam 1] is wel een fanatieke pony en heeft daardoor wel een ruiter nodig die zelfverzekerd is.
[… . ]
2.3.
Op 7 februari 2023 schrijft [eiser] aan [naam 2] een WhatsApp-bericht met onder meer de navolgende inhoud:
[… .]
Ik zoek een fijn springende c pony voor mijn dochter. Zij rijdt nu een voorwaartse d pony in de 70 cm en L1 dressuur. Maar ze is 9 dus zoek nu een allround c pony voor haar waar ze verder mee kan in de wedstrijden. [… .]
2.4.
Op 11 februari 2023 heeft [eiser] [naam 1] bezichtigd en bereden.
[eiser] heeft een bod uitgebracht van € 6.800,00. [naam 2] heeft het bod doorgegeven aan [gedaagde] die het bod heeft aanvaard. Na de keuring door een veearts is op 27 februari 2023 de koopovereenkomst tot standgekomen.
2.5.
Op 28 februari 2023 e-mailt [eiser] aan [naam 2] onder meer het navolgende:
[… .]
Vanavond tijdens het voeren liep ik achter hem langs en haalde hij uit naar mij met z’n achterbeen. [… .] Vooral de losse achterbenen en het natrappen tijdens de val baren mij zorgen bij ’n kinderpony. [… .] ik wilde mest uit z’n stal halen en hij viel me gewoon aan. Dit kan toch niet kloppen. [… .]
2.6.
Op 5 maart 2023 e-mailt [eiser] aan [naam 2] onder meer het navolgende:
[… .]
Ik ben hem nu zelf aan het rijden omdat hij voor kinderen gewoon niet veilig genoeg is. Het valt mij op dat hij vaak in stal of in de paddock zijn oren plat in zijn nek legt.
[… .]
2.7.
Bij brief van 7 juli 2023 verklaart [naam 3] aan [eiser] onder meer het navolgende:
[… .]
Ik ben gediplomeerd instructeur Paardensport (Opleiding Ruiterfederatie Nederland [orun niveau 3] [… .]
Mijn dagelijkse werkzaamheden bestaan uit: verzorging, taining & africhting en verkoop van pony’s en paarden. Ook geef ik dagelijks les aan volwassenen en kinderen. [… .] Allereerst viel mij op dat [naam 1] niet gemakkelijk te hanteren is. Ik zie een pony die [… .] in de stal direct agressief reageert. [… .]
Naast het agressieve gedrag bij het uit de stal halen laat hij ook op de poetsplaats gevaarlijk gedrag zien, zoals zijn kont naar je toe draaien en uithalen met zijn achterbeen tijdens het poetsen en opzadelen.
[… .] Tijdens het rijden is de pony gevoelig in de mond en bij het been geven (voorwaarts rijden) gaan zijn oren weer plat in zijn nek.
Bovenstaande situaties hebben ervoor gezorgd dat ik het geen geschikte kinderpony vind. [… .]

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat -
primairdat de kantonrechter:
 voor recht verklaart dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst van 27 februari 2023 en als gevolg daarvan de koopovereenkomst ontbindt
en [gedaagde] veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van:
  • € 6.800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover per 29 mei 2023;
  • € 1.970,37, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover per 29 mei 2023;
  • € 286,60 per maand en € 48,00 per week tot het moment dat [naam 1] aan [gedaagde] is overgedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover per 29 mei 2023;
  • € 715,00, ter zake buitengerechtelijke kosten en
met veroordeling van [gedaagde] in de (na)kosten van de procedure.
3.2.
Subsidiairvordert [eiser] dat de kantonrechter:
 voor recht verklaart dat er sprake is van dwaling aan de zijde van [eiser] en als gevolg daarvan de koopovereenkomst van 27 februari 2023 vernietigt
en [gedaagde] veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van:
  • € 6.800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover per 29 mei 2023;
  • € 1.970,37, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover per 29 mei 2023;
  • € 286,60 per maand en € 48,00 per week tot het moment dat [naam 1] aan [gedaagde] is overgedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover per 29 mei 2023;
  • € 715,00, ter zake buitengerechtelijke kosten en
met veroordeling van [gedaagde] in de (na)kosten van de procedure.
3.3.
[gedaagde] concludeert - samengevat - tot afwijzing van de vordering van
[eiser].
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De koopovereenkomst

4.1.
Het gaat in deze zaak over de koop van een pony. Tussen partijen bestaat de discussie of in het onderhavige geval sprake is van een consumentenovereenkomst. De kantonrechter is van oordeel dat dit het geval is. Daartoe wordt het navolgende overwogen. [gedaagde] staat als ondernemer in de Kamer van Koophandel ingeschreven. Als ondernemingsactiviteit van [gedaagde] wordt onder meer vermeld: ‘De handel in agrarische goederen en in het bijzonder het vermeerderen en het mesten van varkens en andere levende have’. Naar het oordeel van de kantonrechter valt de verkoop van een pony onder de bedrijfsactiviteit van [gedaagde]. Het feit dat [eiser] ten tijde van de verkoop niet wist met een professioneel verkoper van doen te hebben maakt dit niet anders. [eiser] wist wel dat [naam 2] niet de eigenaar van [naam 1] was en bemiddelde namens de eigenaar. Vast staat dat [naam 1] ten tijde van de koop op de naam van [gedaagde] stond geregistreerd. Dat louter en alleen om administratief- en/of belastingtechnische reden de tenaamstelling van [naam 1] op [gedaagde] heeft plaatsgevonden, zoals door [gedaagde] wordt gesteld, maakt dit niet anders. In tegendeel: die keuze is kennelijk gemaakt en als dat op een ander rechtsgebied minder voordelig is, dan is dat simpelweg ook de consequentie van die keuze.
De kern van de zaak
4.2.
[eiser] stelt dat [naam 1] niet aan de koopovereenkomst beantwoordt in de zin van artikel 7:17 lid 2 BW, nu [naam 1] vanaf het moment van de verkoop voor haar
9-jarige dochter ongeschikt was te berijden.
4.3.
Op grond van artikel 7:17 lid 1 BW moet een verkochte zaak - in dit geval de pony [naam 1] - beantwoorden aan de overeenkomst. Daarvan is sprake indien de pony de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten.
[eiser] mag verwachten dat de pony de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan zij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen. Het gaat erom wat [eiser], rekening houdend met alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de zaak, mededelingen van [naam 2], als bemiddelaar van de verkoper, de prijs en de overige omstandigheden waaronder de koop plaatsvond, van de pony mocht verwachten. In dat kader is van belang de wijze waarop [gedaagde], althans [naam 2] als de door [gedaagde] ingeschakelde bemiddelaar, met [naam 1] heeft geadverteerd (zie 2.2.). In deze advertentie wordt door [gedaagde] onder meer aangegeven voor [naam 1] op zoek te zijn ‘naar een jong ruitertje dat graag verder wil komen in de springsport’. [eiser] reageert per WhatsApp-bericht (zie 2.3.) op deze advertentie waarbij zij aangeeft op zoek te zijn naar een fijn springende c pony voor haar 9-jarige dochter. [eiser] heeft een aanbod gedaan voor [naam 1] welk aanbod door [naam 2] namens [gedaagde] is aanvaard. Op 27 februari 2023 wordt, na een fysieke keuring door een dierenarts, uitvoering gegeven aan de koopovereenkomst en wordt [naam 1] in het bezit gesteld van [eiser]. Daags na de verkoop reageert [eiser] reeds naar [naam 2] toe over het gedrag van [naam 1], te weten de losse achterbenen en het natrappen tijdens de val van de pony van haar dochter. Ter staving van haar stelling dat [naam 1] niet als geschikte pony voldoet voor haar 9-jarige dochter heeft [eiser] een 10-tal filmpjes in het geding gebracht, die naar het oordeel van de kantonrechter niets aan duidelijkheid te wensen overlaten. Ook de ingebrachte verklaring van gediplomeerd instructeur paardensport [naam 3] (zie 2.7.) onderschrijven de stelling van [eiser]. Illustratief in deze is ook dat de gemachtigde van [gedaagde], dhr. [naam 4], ter mondelinge behandeling heeft verklaard dat na driekwart jaar tot verkoop van [naam 1] te zijn overgaan omdat was gebleken dat zijn 13-jarige dochter onvoldoende sterk was om [naam 1] te berijden, evenals als productie 28 overgelegde correspondentie waaruit de problemen die (de dochter van) [naam 4] ondervond met [naam 1].
4.4.
Alles overziend is de kantonrechter van oordeel dat [naam 1] niet beantwoordt aan dat wat [eiser] op basis van de advertentie mocht verwachten van de door haar aangeschafte pony voor haar 9-jarige dochter. [naam 1] beantwoordt niet aan de koopovereenkomst in de zin van artikel 7:17 lid 2 BW en de kantonrechter zal voor recht verklaren dat de tussen partijen bestaande koopovereenkomst rechtsgeldig is ontbonden nu dat reeds bij brief van 13 juni 2023 is gebeurd.
4.5.
De ontbinding van de koopovereenkomst bevrijdt partijen van de uit die overeenkomst voortvloeiende verbintenissen. Voor zover deze reeds zijn nagekomen, blijft de rechtsgrond voor deze nakoming in stand, maar ontstaat voor partijen een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds door hen ontvangen prestaties. Voor het onderhavige geval betekent dit dat [eiser] [naam 1] zal moeten teruggeven aan [gedaagde] als [gedaagde] [naam 1] bij haar ophaalt en dat [gedaagde] gehouden is om aan [eiser] de koopprijs terug te betalen. De vordering tot betaling van die koopsom zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van ontbinding, zijnde 13 juni 2023.
de vergoeding van schade en (buitengerechtelijke) kosten
4.6.
Ten aanzien van de aanvullende kosten vordert [eiser] schadevergoeding voor de kosten van het ontvangen en teruggeven van [naam 1] in de zin van artikel 6:207 BW, als mede de uitgaven aan [naam 1] welke zij niet zou hebben gemaakt als zij [naam 1] niet zou hebben ontvangen, als volgt gespecificeerd:
aanvullende röntgenfoto’s € 655,77;
plaatsing stal 24 februari 2023 € 938,10;
stalling vanaf 25 februari 2023 € 193,60 per maand;
hooi en zaagsel vanaf 27 februari 2023 € 48,00 per week;
voer vanaf 27 februari 2023 € 93,00 per maand;
startkaart € 91,50;
hoefsmit 1 maart 2023 – 14 juli 2023 (3 x € 95,00) € 285,00;
4.7.
In dit geval is [gedaagde] als gevolg van de ongedaanmakingsverplichtingen die voortvloeien uit de ontbinding van de koopovereenkomst weer de rechthebbende van [naam 1] geworden. Zij moet daarom op grond van artikel 3:120 BW in beginsel die kosten die [eiser] ten behoeve van [naam 1] heeft gemaakt, te vergoeden. Het gaat om kosten tot behoud of ten dienste van [naam 1]. Uit artikel 3:120 lid 2 BW volgt echter ook dat de rechter de vergoeding kan beperken als dat zou leiden tot een onbillijke bevoordeling van [eiser] ten opzichte van [gedaagde].
4.8.
[eiser] vordert een bedrag van € 655,77 aan kosten röntgenfoto’s. Deze kosten heeft zij gemaakt omdat deze foto’s, hoewel door [gedaagde] toegezegd, niet ten tijde van de koop van de pony aanwezig waren. De hiermee gepaard gaande kosten acht de kantonrechter dan ook toewijsbaar.
4.9.
De kosten van het plaatsen van een stal zal door de kantonrechter worden afgewezen. Deze kosten heeft [eiser] niet specifiek voor [naam 1] gemaakt, immers wanneer [eiser] een andere pony had gekocht, had zij deze kosten ook moeten maken. Hetzelfde geldt voor de stallingskosten tot aan datum van de ontbinding. In dit verband is van belang dat de ontbinding geen terugwerkende kracht maar eerst ‘werkt’ vanaf het moment van de ontbinding. De stallingskosten na de ontbinding van de koopovereenkomst komen voor rekening van [gedaagde]. De kosten voor een startkaart zal de kantonrechter bij gebreke van een deugdelijke onderbouwing, eveneens afwijzen.
4.10.
De overige kosten die [eiser] onder d. e. en g. vordert, zijn kosten voor het behoud van [naam 1] en komen dan ook voor vergoeding in aanmerking voor zover deze zijn gemaakt vanaf 13 juni 2023. Overigens heeft [gedaagde] tegen de toewijzing van deze vorderingen geen gemotiveerd verweer gevoerd.
4.11.
De kantonrechter zal de wettelijke rente toewijzen vanaf dag van dagvaarding;
4.12.
De hoogte van de gevorderde niet weersproken buitengerechtelijke kosten ad € 715,00 is in overeenstemming met de tarieven die zijn weergegeven in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en worden geacht redelijk te zijn. De vordering is daarom toewijsbaar.
4.13.
[gedaagde] zal als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij in de
(na-)kosten van deze procedure worden veroordeeld, tot op heden begroot op € 1.189,42, als volgt gespecificeerd:
  • kosten exploot € 132,42;
  • griffierecht € 244,00;
  • salaris gemachtigde € 678,00 (2 punten x € 339,00);
  • nakosten
totaal € 1.189,42.

5.5. De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart voor recht dat de tussen partijen gesloten koopovereenkomst met betrekking tot [naam 1] is ontbonden met ingang van 13 juni 2023;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag van:
  • € 6.800,00, ter zake (teruggave) koopsom;
  • € 655,77, ter zake aanvullende röntgenfoto’s;
  • € 193,60 per maand, ter zake stallingskosten, vanaf 13 juni 2023 tot aan de dag dat [naam 1] weer in het bezit van [gedaagde] is gesteld;
  • € 48,00 per week, ter zake hooi en zaagsel, vanaf 13 juni 2023 tot aan de dag dat [naam 1] weer in het bezit van [gedaagde] is gesteld;
  • € 93,00 per maand, ter zake voer, vanaf 13 juni 2023 tot aan de dag dat [naam 1] weer in het bezit van [gedaagde] is gesteld;
  • € 95,00, ter zake kosten hoefsmit,
alle bedragen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag van € 715,00, ter zake buitengerechtelijke kosten;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure tot deze uitspraak aan de zijde van [eiser] gevallen en begroot op € 1.189,42;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.S. Kuipers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2024.
(PR(O)