Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
2.Het geschil
3.De beoordeling
4.De beslissing
woensdag 8 mei 2024, 10.00 uur;
Rechtbank Overijssel
In deze civiele procedure heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel zich onbevoegd verklaard om de zaak te behandelen. De eiser had een vordering ingediend die onderdeel uitmaakte van een aanspraak met een onbepaalde waarde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende aanwijzingen waren dat de vordering de competentiegrens van € 25.000,00 niet overschreed. De eiser weigerde haar vordering te beperken tot dit bedrag, wat leidde tot de conclusie dat de kantonrechter niet bevoegd was om over de vordering te beslissen.
De procedure begon met een tussenvonnis op 6 februari 2024, waarin de kantonrechter het voornemen uitsprak om zich onbevoegd te verklaren. Beide partijen kregen de gelegenheid om hierop te reageren. De gemachtigde van de eiser verzocht om de zaak over te dragen aan de afdeling handelsrecht, en de gemachtigde van de gedaagde stemde in met deze doorverwijzing. Uiteindelijk heeft de kantonrechter op 2 april 2024 de beslissing genomen om de zaak te verwijzen naar de handelskamer van de rechtbank, locatie Almelo, voor verdere behandeling.
De kantonrechter heeft ook de partijen geïnformeerd over de proceskosten en de griffierechten die verschuldigd zijn na de verwijzing. De eiseres moet een verhoogd griffierecht van € 320,00 betalen, terwijl de gedaagde een griffierecht van € 87,00 verschuldigd is, tenzij de vordering wordt verhoogd. De griffier is opgedragen om de processtukken en een afschrift van het vonnis tijdig aan de handelskamer te doen toekomen.