ECLI:NL:RBOVE:2024:1939

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
10555205 CV EXPL 2088-23
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de kantonrechter in een civiele zaak met onbepaalde waarde

In deze civiele procedure heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel zich onbevoegd verklaard om de zaak te behandelen. De eiser had een vordering ingediend die onderdeel uitmaakte van een aanspraak met een onbepaalde waarde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende aanwijzingen waren dat de vordering de competentiegrens van € 25.000,00 niet overschreed. De eiser weigerde haar vordering te beperken tot dit bedrag, wat leidde tot de conclusie dat de kantonrechter niet bevoegd was om over de vordering te beslissen.

De procedure begon met een tussenvonnis op 6 februari 2024, waarin de kantonrechter het voornemen uitsprak om zich onbevoegd te verklaren. Beide partijen kregen de gelegenheid om hierop te reageren. De gemachtigde van de eiser verzocht om de zaak over te dragen aan de afdeling handelsrecht, en de gemachtigde van de gedaagde stemde in met deze doorverwijzing. Uiteindelijk heeft de kantonrechter op 2 april 2024 de beslissing genomen om de zaak te verwijzen naar de handelskamer van de rechtbank, locatie Almelo, voor verdere behandeling.

De kantonrechter heeft ook de partijen geïnformeerd over de proceskosten en de griffierechten die verschuldigd zijn na de verwijzing. De eiseres moet een verhoogd griffierecht van € 320,00 betalen, terwijl de gedaagde een griffierecht van € 87,00 verschuldigd is, tenzij de vordering wordt verhoogd. De griffier is opgedragen om de processtukken en een afschrift van het vonnis tijdig aan de handelskamer te doen toekomen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 10555205 CV EXPL 2088-23
Uitspraak : 2 april 2024
Vonnis in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats 1],
eisende partij, hierna ook wel te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. P. van der Zalm,
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde partij, hierna ook wel te noemen [gedaagde]
gemachtigde: mr. I. Koster

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 6 februari 2024;
- de akte uitlaten van [eiser];
- de e-mail van [gedaagde] van 5 maart 2024.
1.2.
Vervolgens is een verwijzingsvonnis gewezen.

2.Het geschil

2.1.
In het tussenvonnis heeft de kantonrechter vastgesteld dat [eiser] in deze procedure heeft verzocht om over een vordering van onbepaalde waarde te beslissen, waarbij geen duidelijke aanwijzingen bestaan dat deze vordering geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000,00. Daarbij is overwogen dat de kantonrechter vanwege een mogelijke overschrijding van de competentiegrens voornemens is zich onbevoegd te verklaren, tenzij [eiser] haar vordering alsnog beperkt tot € 25.000,00 en daarbij nadrukkelijk afstand doet van het meerdere.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over dat voornemen van de kantonrechter. Beide partijen hebben op het voornemen van de kantonrechter gereageerd.
In de akte uitlaten aan de zijde van [eiser] verzoekt haar gemachtigde om de zaak over te dragen aan de afdeling handelsrecht.
De gemachtigde van [gedaagde] heeft in zijn e-mail van 5 maart 2024 laten weten dat hij kan instemmen met doorverwijzing van de zaak naar de afdeling handelsrecht.

3.De beoordeling

3.1.
De vordering van [eiser] maakt onderdeel uit van een aanspraak (rechtstitel) met een onbepaalde waarde, waarbij niet voldoende aanwijzingen bestaan dat de vordering de competentiegrens van € 25.000,00 niet overschrijdt.
3.2.
Nu [eiser] haar vordering niet wenst te beperken tot € 25.000,00 leidt dat tot de uitkomst dat de kantonrechter niet bevoegd is over deze vordering te beslissen.
3.3.
Dat betekent dat de kantonrechter zich onbevoegd zal verklaren het onderhavige geschil te behandelen en te beslissen, en dat zij de zaak in de stand waarin deze zich bevindt, op de voet van artikel 71 Rv ter verdere behandeling zal verwijzen naar de handelskamer van deze rechtbank, een en ander als hierna gemeld.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
verklaart zich onbevoegd de zaak te behandelen en te beslissen;
4.2.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de handelskamer van deze rechtbank, locatie Almelo, van
woensdag 8 mei 2024, 10.00 uur;
4.3.
wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure alleen bij advocaat kunnen procederen;
4.4.
wijst partijen er op dat de handelskamer van deze rechtbank, locatie Almelo, zal beslissen over de (verdere) proceskosten in deze procedure, daaronder begrepen het reeds aan eiseres in rekening gebrachte griffierecht van € 244,00;
4.5.
wijst eiseres erop dat na verwijzing een verhoogd griffierecht verschuldigd is;
€ 320,00 en de verhoging bedraagt dus € 76,00. Deze verhoging moet binnen vier weken na voormelde roldatum zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank dan wel ter griffie gestort, waarvoor eiseres een nota met betaalinstructies ontvangt van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR);
4.6.
wijst gedaagde erop dat na verwijzing een griffierecht is verschuldigd; als de vordering niet wordt verhoogd is het € 87,00. Dit bedrag moet binnen vier weken na bovengenoemde roldatum zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank dan wel ter griffie gestort, waarvoor gedaagde een nota met betaalinstructies ontvangt van het LDCR;
4.7.
draagt de griffier op de processtukken en een afschrift van dit vonnis tijdig voor genoemde rolzitting te doen toekomen aan de griffier van de handelskamer van deze rechtbank, locatie Almelo.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.S. Kuipers en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2024.