ECLI:NL:RBOVE:2024:1913

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 april 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
C/08/311294 / KG ZA 24-55
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen buren over recht van overpad en plaatsing van een landbouwhek

In deze zaak, die zich afspeelt tussen twee buren in een buitengebied, is er een geschil ontstaan over het recht van overpad dat partij A c.s. heeft over het perceel van partij B c.s. De toegangsweg naar het perceel van partij A c.s. loopt over het perceel van partij B c.s. en eindigt op het perceel van partij A c.s. Dit is de tweede procedure die partijen voeren over het gebruik van dit recht van overpad. De aanleiding voor het kort geding is de plaatsing van een landbouwhek door partij B c.s. bij de doorgang naar het perceel van partij A c.s. Partij A c.s. vorderen dat het hek wordt verwijderd, omdat zij zich belemmerd voelen in hun recht van overpad. Partij B c.s. hebben daarentegen een tegenvordering ingesteld, waarin zij eisen dat partij A c.s. zich aan bepaalde voorwaarden houden bij het gebruik van het recht van overpad.

De voorzieningenrechter heeft in deze zaak geoordeeld dat partij B c.s. het recht hebben om het hek te plaatsen, omdat dit recht voortvloeit uit hun eigendomsrecht. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het hek niet op slot zit, waardoor partij A c.s. en hun bezoekers nog steeds gebruik kunnen maken van het recht van overpad. De vorderingen van partij A c.s. zijn afgewezen, terwijl de vorderingen van partij B c.s. deels zijn toegewezen, waaronder het verbod voor partij A c.s. om met een hogere snelheid dan 15 km/uur over het erf van partij B c.s. te rijden.

De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat er geen bewijs is dat de plaatsing van het hek de toegang voor hulpdiensten belemmert en dat de klachten van partij A c.s. over de honden van partij B c.s. niet voldoende zijn om het hek te laten verwijderen. De proceskosten zijn toegewezen aan partij B c.s., die in deze procedure in het gelijk zijn gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/311294 / KG ZA 24-55
Vonnis in kort geding van 8 april 2024
in de zaak van

1.[partij A1] ,

te [woonplaats 1] ,
2.
[partij A2],
te [woonplaats 2] ,
eisende partijen in conventie, tevens verweerders in reconventie,
hierna samen te noemen: [partij A] c.s.,
advocaat: mr. M. Geurts en mr. R.L. Murk te Apeldoorn,
tegen

1.[partij B1] ,

te [woonplaats 3] ,
2.
[partij B2],
te [woonplaats 4] ,
gedaagde partijen in conventie, tevens eisers in reconventie,
hierna samen te noemen: [partij B] c.s.,
advocaat: mr. M.H. Doornbos, advocaat

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in kort geding van 13 maart 2024, met bijbehorende producties genummerd 1 t/m 13,
- de schriftelijke eis in reconventie met bijbehorende producties genummerd 1 t/m 21,
- een filmpje van [partij B] c.s., verzonden 22 maart 2024,
- de mondelinge behandeling van 25 maart 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de pleitnota van [partij A] c.s.,
- de pleitnota van [partij B] c.s..
1.2.
Ten slotte is bepaald dat vonnis wordt gewezen op 8 april 2024.

2.Inleiding

Partijen zijn buren van elkaar. Zij wonen in het buitengebied van [plaats] . De toegangsweg die hen verbindt met de openbare weg, de [straatnaam] , loopt over het perceel van [partij B1] en [partij B2] met huisnummer [huisnummer 1] en eindigt op het perceel van [partij A] c.s. met huisnummer [huisnummer 2] . [partij A] c,s. hebben een recht van overpad om over het perceel van [partij B] c.s. naar hun perceel te gaan. Dit is de tweede procedure die partijen voeren over het gebruik van dat recht van overpad. Aanleiding voor het kort geding is het landbouwhek dat [partij B] c.s. hebben geplaatst bij de doorgang naar het perceel van [partij A] c.s. In deze kortgedingprocedure hebben partijen over en weer vorderingen met dwangsommen ingesteld. De voorzieningenrechter zal die vorderingen hierna bespreken en beoordelen.

3.De feiten

3.1.
[partij A] c.s. zijn sinds 2 november 1992 eigenaren van het perceel aan het adres [adres 1] . [partij B] c.s. zijn sinds 19 februari 2018 eigenaren van het perceel aan het adres [adres 3] . De beide percelen grenzen aan elkaar.
3.2.
De beide percelen zijn verbonden met de [straatnaam] door een doodlopende weg die over het erf van nummer [huisnummer 1] doorloopt naar het erf van nummer [huisnummer 2] . Dit is de enige weg om de percelen te kunnen bereiken. In verband hiermee is er in het verleden een erfdienstbaarheid, een recht van overpad, gevestigd op de beide percelen, waarbij het perceel van nummer [huisnummer 2] heeft te gelden als heersend erf en het perceel van nummer [huisnummer 1] als dienend erf.
3.3.
Met betrekking tot de uitvoering van de erfdienstbaarheid is tussen partijen een gerechtelijke bodemprocedure gevoerd, waarin op 11 november 2020 vonnis gewezen.
3.4.
Op of omstreeks 4 november 2023 hebben [partij B] c.s. een landbouwhek, met aan beide zijden een afrastering, geplaatst bij de doorgang naar het perceel van [partij A] c.s.
[afbeelding]
3.5.
Aan de kant van het perceel van nummer [huisnummer 1] ( [partij B] c.s.) is aan het hek een bord bevestigd met de tekst:
Toegangshek
[adres 1] [huisnummer 2]
Hek sluiten aub
3.6.
Aan de kant van het perceel van nummer [huisnummer 2] ( [partij A] c.s.) is aan het hek een bord bevestigd met de tekst:
Eigen erf [adres 1] [huisnummer 1]
stapvoets rijden!
max 10-15 km per uur
conform
rvv 1990
Woonerfregeling van toepassing!
hek sluiten aub
3.7.
In de periode na de plaatsing van het hek tot aan de dagvaarding in deze kortgedingprocedure is tussen (de advocaten van) partijen gecorrespondeerd over het gebruik van de erfdienstbaarheid.

4.De vordering in kort geding

IN CONVENTIE
4.1.
[partij A] c.s. vorderen, bij wege van voorlopige voorziening, in een uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
  • [partij B] c.s. [huisnummer 1] hoofdelijk te bevelen om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis ongestoorde en onvoorwaardelijke toegang te verlenen op hun dienend erf, ten behoeve van het heersende erf, door alle roerende zaken, en tenminste het landbouwhek zoals beschreven in de dagvaarding te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom van € 1.000,= per dag met een maximum van € 25.000,=;
  • [partij B] c.s. hoofdelijk te bevelen om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis ongestoorde en onvoorwaardelijke toegang te verlenen op hun dienend erf, ten behoeve van het heersende erf, door de omheining (zoals aangeduid in de dagvaarding) te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom van € 1.000,= per dag met een maximum van € 25.000,=;
  • [partij B] c.s. hoofdelijk te verbieden om het dienend erf geheel of ten dele ter zake van het recht van overpad af te sluiten of afgesloten te houden, binnen 14 dagen na betekening van het te wijzen vonnis, op straffe van een dwangsom van € 1.000,= per dag met een maximum van € 25.000,=;
  • Om [partij A] c.s. zelf, als bewoners van nummer [huisnummer 2] , hoofdelijk te machtigen om ter effectuering van het recht van overpad, zo nodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie, en steeds op kosten van de wederpartij, zichzelf toegang tot het dienend erf te verschaffen te behoeve van het heersende erf binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis;
  • [partij B] c.s. te veroordelen in de kosten van de procedure.
4.2.
[partij A] c.s hebben ter onderbouwing van hun vordering aangevoerd dat zij door de plaatsing van het landbouwhek tussen de beide percelen ernstig en onevenredig worden gehinderd en belemmerd in het gebruik van hun recht van erfdienstbaarheid. Het hek vormt volgens hen een belemmering voor hulpdiensten (ambulance, brandweer) om het erf van nummer [huisnummer 2] te kunnen bereiken. Verder bestaat de hinder uit het moeten uit- en instappen (met betrekking tot de auto) of het af- en op stappen (met betrekking tot de fiets) om het hek te openen en te sluiten. Daarbij worden [partij A] c.s. en/of hun bezoekers vaak geconfronteerd met de honden van [partij B] c.s. die los over het erf van nummer [huisnummer 1] lopen. Bovendien ondervinden zij hinder door kinderfietsen of skelters die in de weg staan bij de doorgang naar hun perceel. Volgens [partij B] c.s. heeft de plaatsing van het hek ook tot gevolg gehad dat de postbode de post voor nummer [huisnummer 2] niet meer aan huis wil bezorgen. [partij B] c.s. willen daarom dat het hek wordt verwijderd.
4.3.
[partij B] c.s. hebben, kort gezegd, daartegen aangevoerd dat zij er belang bij hebben om als eigenaren hun eigen erf af te kunnen sluiten. Zij willen voorkomen dat de honden of de paarden uitbreken en op het erf van [partij A] c.s. komen. Verder willen zij dat gebruikers van het recht van overpad hun snelheid aanpassen in het belang van de veiligheid van personen (waaronder spelende kinderen) en dieren (honden en paarden) op het erf van [partij B] c.s. In verband daarmee hebben zij een tegenvordering (een vordering in reconventie) ingesteld.
IN RECONVENTIE
4.4.
[partij B] c.s. vorderen op hun beurt dat de voorzieningenrechter, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis,
  • [partij A] c.s. zal verbieden om met onmiddellijke ingang met hun auto en/of elektrische fiets en/of ander motorvoertuig met een hogere snelheid dan 15 kilometer per uur over het erf van [partij B] c.s. te rijden op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 15.000,= per keer dat zij dit verbod overtreden;
  • [partij A] c.s. zal verbieden om met onmiddellijke ingang personen en dieren die zich op het erf van [partij B] c.s. bevinden aan te rijden op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 15.000,= voor iedere keer dat zij dit verbod overtreden;
  • [partij A] c.s. zal verbieden om met onmiddellijke ingang gebruik te maken van het recht van overpad over het erf van [partij B] c.s. als hij of zij een container achter de auto heeft gehangen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,= voor iedere keer dat zij dit verbod overtreden;
  • [partij A] c.s. veroordelen om met onmiddellijke ingang hun bezoekers erop te wijzen dat zij de snelheid met hun auto, motorvoertuig en/of elektrische fiets dienen te beperken tot maximaal 15 kilometer per uur als zij gebruik maken van het recht van overpad over het erf van [partij B] c.s., waarbij bezoekers rekening dienen te houden met personen, dieren en zaken die zich op het erf van [partij B] c.s. bevinden en erop toe te zien dat de bezoekers dat doen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 15.000,= voor iedere keer dat deze veroordeling niet wordt nagekomen;
  • [partij A] c.s. veroordelen om met onmiddellijke ingang het hek op het erf van [partij B] nabij de erfgrens tussen de percelen van [partij B] c.s. en [partij A] c.s. te sluiten nadat zij dit geopend hebben om gebruik te maken van het recht van overpad en erop toe te zien dat bezoekers dit doen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 15.000,= voor iedere keer dat deze veroordeling niet wordt nagekomen;
  • [partij A] c.s. veroordelen om met onmiddellijke ingang hun bezoekers erop te wijzen dat zij het hek op het erf van [partij B] nabij de erfgrens tussen de percelen van [partij B] c.s. en [partij A] c.s. dienen te sluiten nadat zij dit geopend hebben om gebruik te maken van het recht van overpad en erop toe te zien dat hun bezoekers dit doen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 15.000,= voor iedere keer dat deze veroordeling niet wordt nagekomen;
  • [partij A2] te verbieden met onmiddellijke ingang de kinderen van [partij B] c.s. aan te spreken met haar klachten en/of beschuldigingen over (gedragingen van) [partij B] c.s. op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,= voor iedere keer dat [partij A2] dit verbod overtreedt;
  • [partij A] en/of [partij A2] met onmiddellijke ingang te verbieden de honden van [partij B] c.s. te roepen, aan te halen, te sarren, te treiteren en/of uit te lokken op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,= voor iedere keer dat [partij A] en/of [partij A2] dit verbod overtreedt;
  • [partij A] en/of [partij A2] te verbieden om met onmiddellijke ingang ten onrechte meldingen over [partij B] c.s. te doen bij politie, brandweer, Veiligheidsregio IJsselland, dierenpolitie, dierenbescherming, gemeente Raalte of een andere instantie op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 15.000,= voor iedere keer dat [partij A] en/of [partij A2] dit verbod overtreedt;
  • [partij A] en [partij A2] hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure (met wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening en met de kosten van betekening van het vonnis).
4.5.
[partij A] c.s. hebben verweer gevoerd.

5.De beoordeling

Spoedeisend belang, in conventie en in reconventie
5.1.
Partijen stellen in deze procedure over en weer dat inbreuk wordt gemaakt op hun rechten bij het gebruik van de erfdienstbaarheid. In dit geval gaat het om een recht van overpad, dat rust op het perceel van [partij B] c.s. (het dienende erf) ten gunste van het perceel van [partij A] c.s. (het heersende erf). Uit de aard van de vorderingen vloeit voort dat er zowel in conventie als in reconventie sprake is van een spoedeisend belang. Van de erfdienstbaarheid wordt namelijk dagelijks gebruik gemaakt. Beide partijen hebben dan ook spoedeisend belang bij de beoordeling van hun vorderingen over de wijze van dit gebruik.
5.2.
Hierna zullen eerst de vorderingen van [partij A] c.s. in conventie worden besproken en daarna de vorderingen van [partij B] c.s. in reconventie.
IN CONVENTIE
De vorderingen
5.3.
De vorderingen van [partij A] c.s. onder 1 en 2 hebben direct betrekking op het landbouwhek en de daaraan grenzende afrastering, aangebracht door [partij B] c.s. bij de doorgang naar het perceel van [partij A] c.s. De vordering onder 3 gaat over een meer algemeen verbod op het afsluiten van het erf en heeft daarom ook met het hek en de afrastering te maken. [partij A] c.s. willen met hun vorderingen, kort gezegd, dat [partij B] c.s. het hekwerk met afrastering verwijderen en verwijderd houden (althans) dat zij het zelf mogen verwijderen. De voorzieningenrechter gaat hierna eerst in op het algemene recht om een hek te plaatsen en daarna op de concrete bezwaren van [partij A] c.s.
Het recht om een hekwerk te plaatsen
5.4.
Voorop staat dat [partij B] c.s. als eigenaren van hun perceel in beginsel het recht hebben om een hekwerk te plaatsen. Dit volgt niet alleen uit artikel 5:48 BW, waarin is bepaald dat een eigenaar van een erf bevoegd is om zijn erf af te sluiten, maar ook uit het algemene eigendomsrecht als bedoeld in artikel 5:1 BW. In dit geval hebben [partij B] c.s. een hekwerk geplaatst en daarbij rekening gehouden met het recht van overpad ten behoeve van [partij A] c.s. Het hek zit namelijk niet op slot, zodat [partij A] c.s. en hun bezoek van en naar het erf van nummer [huisnummer 1] kunnen gaan door zelf het hek te openen en daarna weer te sluiten. De voorzieningenrechter heeft kennis genomen van de tegenargumenten van [partij A] c.s en zal toelichten waarom die niet slagen.
In- of afsluiten
5.5.
[partij A] c.s. stellen dat geen sprake is van het afsluiten van het erf van [partij B] c.s. maar het insluiten van [partij A] c.s. Dat argument volgt de voorzieningenrechter niet, omdat het afsluiten van de één en het insluiten van de ánder onlosmakelijk met elkaar verbonden is, [partij B] c.s. heeft toegelicht dat ook aan de andere kant van zijn perceel nog een hek geplaatst gaat worden en – zoals hiervoor is overwogen – niet alleen artikel 5:48 BW maar ook het eigendomsrecht in beginsel het recht geeft om een hek te plaatsen.
Open- en dichtdoen
5.6.
[partij A] c.s. stellen dat het belastend voor hen is om telkens hun gang te moeten onderbreken om hek te openen en daarna ook weer te sluiten. Hoewel de voorzieningenrechter zich dat goed kan voorstellen, is het naar haar voorlopig oordeel onvoldoende zwaarwegend tegenover het eerder genoemde recht en het belang van [partij B] c.s. om hun erf af te kunnen sluiten. [partij B] c.s. hebben namelijk concreet toegelicht dat zij meerdere dieren houden (o.a. honden en paarden) en dat zij willen voorkomen dat die dieren op het terrein van [partij A] c.s. komen. Ook willen zij dat het voor hun jonge kinderen duidelijk is waar hun erf eindigt. Door hun erf zodanig af te sluiten dat de passanten van en naar het erf van [partij A] c.s. het hek zelf kunnen openen en sluiten, hebben [partij B] c.s naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter op een gerechtvaardigde manier invulling gegeven aan het recht om een hekwerk te plaatsen.
Toegankelijkheid hulpdiensten
5.7.
[partij A] c.s. stellen dat de doorgang na de plaatsing van het hek te smal is geworden voor hulpdiensten als brandweer of ambulance. Dat is in deze procedure evenwel onvoldoende komen vast te staan. Er is van de kant van [partij B] c.s. overgelegd een emailbericht van Veiligheidsregio IJsselland, waarin de minimale breedte van de weg wordt genoemd die nodig is voor hulpdiensten. Tussen partijen staat vast dat de weg daaraan voldoet. Volgens [partij A] c.s. mankeert het aan de benodigde extra ruimte die nodig is voor de draaicirkel van de voertuigen. De voorzieningenrechter kan echter op grond van de stukken die in deze procedure zijn overgelegd, niet vaststellen dat er ten aanzien van de draaicirkel concreet een probleem is zodanig dat voertuigen van hulpdiensten het perceel van [partij A] c.s. niet zouden kunnen bereiken. Uit hetgeen op de mondelinge behandeling is aangevoerd volgt eerder dat het perceel van nummer [huisnummer 2] wel toegankelijk is. [partij B] c.s. hebben namelijk op de mondelinge behandeling onbetwist aangevoerd dat de wijkagent op 29 januari 2024 de situatie ter plaatse heeft bekeken en dat hij van oordeel was dat de hulpdiensten het perceel van [partij A] c.s. goed kunnen bereiken.
Honden
5.8.
Volgens [partij A] c.s. ondervinden zij en hun bezoekers bij het openen van het hek last van de hond(en) van [partij B] c.s. Deze omstandigheid vormt echter geen aanleiding om de verwijdering van het hek en de afrastering te bevelen. Er is niet gesteld of gebleken dat de hond mensen bij het hek aanvalt en uit de filmpjes die door [partij B] c.s. in het geding zijn gebracht, volgt dat ook niet. Bovendien hebben [partij B] c.s. uitdrukkelijk verzocht om de hond(en) met rust te laten omdat dat helpt om de hond(en) rustig te houden. Van [partij A] c.s. mag worden verwacht dat zij zich aan dat verzoek houden.
Postbezorging
5.9.
Ten slotte heeft [partij A] c.s. aangevoerd dat de postbezorging niet meer aan huis plaatsvindt als gevolg van de plaatsing van het hek. Nog los van de vraag of deze beslissing van het postbedrijf direct het gevolg is van de plaatsing van het hek, is deze omstandigheid niet van doorslaggevende betekenis. [partij B] c.s. hebben immers concreet aan [partij A] c.s. aangeboden om een pakketbrievenbus voor hen aan de openbare weg te plaatsen. Het ligt daarom in de risicosfeer van [partij A] c.s. dat zij daar geen gebruik van hebben gemaakt.
Machtiging om toegang te verschaffen
5.10.
[partij A] c.s. vorderen onder 4 om een machtiging om zichzelf toegang tot het dienend erf te verschaffen. Wat [partij A] c.s. concreet met deze vordering voor ogen hebben, is niet toegelicht. Voor zover bedoeld wordt om een machtiging om het hekwerk met afrastering te verwijderen, wordt het afgewezen omdat uit het voorgaande volgt dat de voorzieningenrechter voorlopig van oordeel is dat [partij B] c.s. het recht hebben om het hekwerk te plaatsen. Voor zover het [partij A] c.s. enkel gaat om het openen en sluiten van het hek, is de voorzieningenrechter van oordeel dat een belang bij deze vordering ontbreekt. Zoals hiervoor al is genoemd is het hek door [partij A] c.s. en hun bezoekers zelf te openen en te sluiten, zodat al gebruik gemaakt kan worden van het recht van overpad.
Pesterijen
5.11.
[partij A] c.s. stellen dat sprake is van pesterijen door [partij B] c.s. Het gaat [partij A] c.s. daarbij in de eerste plaats om het hekwerk dat is geplaatst en daarnaast om een hangslot dat aan het hek is bevestigd, fietsen die op de weg worden gezet en hondenpoep dat op het hek is aangebracht. [partij B] c.s. betwisten de pesterijen. Zij stellen dat zij belang hebben bij het hek, dat het hangslot niet is geplaatst als dreigement, dat hun kinderen spelen op het erf en daardoor fietsen aanwezig zijn en dat zij geen hondenpoep hebben aangebracht. De voorzieningenrechter leidt uit de stellingen van partijen over en weer af dat sprake is van een verstoorde verstandhouding. Die zullen partijen echter zelf moeten herstellen, bijvoorbeeld door via buurtbemiddeling of betrokken dienst- en hulpverleners met elkaar in gesprek te gaan. De stellingen op dit punt leiden er naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in ieder geval niet toe dat de vorderingen van [partij A] c.s. slagen.
Conclusie
5.12.
Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter voorlopig van oordeel dat [partij B] c.s. het recht hebben om het hekwerk met afrastering te plaatsen zoals zij dat gedaan hebben en leiden de bezwaren van [partij A] c.s. er niet toe dat het hekwerk verwijderd moet worden. De vorderingen van [partij A] c.s. in conventie zullen daarom afgewezen worden.
Proceskosten in conventie
5.13.
[partij A] c.s. zijn in conventie in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [partij B] c.s. worden begroot op:
- griffierecht
320,-
- salaris advocaat
1.107,-
Totaal
1.427,-
5.14.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
5.15.
De proceskostenveroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
IN RECONVENTIE
De vorderingen van [partij B] c.s.
5.16.
De vorderingen van [partij B] c.s. in reconventie zien op de wijze waarop de erfdienstbaarheid door [partij A] c.s. wordt gebruikt. De voorzieningenrechter gaat de vorderingen hierna achtereenvolgens langs.
Snelheid over het erf
5.17.
[partij B] c.s. vorderen onder 1, kort gezegd, dat voertuigen niet meer dan 15 km/uur mogen rijden. Omdat het hier gaat over het oversteken van een (privaat) woonerf, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter gerechtvaardigd dat [partij B] c.s. van [partij A] c.s. en hun bezoekers mogen vragen om de snelheid aan te passen naar een snelheid van maximaal 15 km per uur. Voor erven in het algemeen, waaronder woonerven, geldt op grond van artikel 45 RVV 1990 een snelheid van maximaal 15 km per uur. Bij die regeling kan aansluiting worden gezocht. Daarbij spreekt voor zich dat rekening moet worden gehouden met personen en dieren die zich op het erf bevinden. Het gaat daarom om een maximum snelheid. Als de situatie dat vraagt, dient langzamer gereden te worden. Door [partij B] c.s. is aangevoerd dat [partij A] c.s. en hun bezoekers zich niet altijd aan die snelheidslimiet houden. Hoewel op de filmpjes die door [partij B] c.s. zijn ingebracht de snelheid van de passanten niet direct is af te lezen, wekken die beelden wel de indruk dat er harder wordt gereden dan 15 km/uur. [partij B] c.s. hebben daarom belang bij de ingestelde vorderingen. De voorzieningenrechter zal aan het verbod om met een hogere snelheid dan 15 km per uur over het erf te rijden een dwangsom verbinden van € 500,- per overtreding met een maximum van € 5.000,-. Dat geldt zowel voor [partij A] c.s. zelf als voor hun bezoekers. Voor de handhaving van dit verbod en het verbeuren van een dwangsom is praktisch bezien nodig dat de snelheid wordt gemeten. Hoe partijen dat voor ogen hebben, ligt buiten het bestek van deze procedure.
Aanrijden van personen en dieren
5.18.
[partij B] c.s. vorderen onder 2 dat het [partij A] c.s. verboden wordt om personen en dieren aan te rijden. Dat het verboden is om personen of dieren aan te rijden, spreekt voor zich. Dat volgt reeds uit het Wetboek van Strafrecht en geldt overal. Daarvoor is geen specifiek verbod, zoals nu is gevorderd, nodig. [partij B] c.s. hebben daarom geen belang bij de vordering onder 2. De voorzieningenrechter wijst die vordering af.
Vuilcontainer
5.19.
[partij B] c.s. hebben een verbod gevorderd op het door [partij A] c.s. vervoeren van de vuilcontainer achter de auto over hun erf naar de openbare weg. Aangezien de vordering onder 1 is toegewezen, geldt ook voor deze manier van passeren de maximumsnelheid van 15 km per uur. Dat in die situatie het vervoer van de container een gevaar oplevert, zoals [partij B] c.s. stellen, is onvoldoende onderbouwd. Bovendien is het voor [partij A] c.s. van belang dat zij eenmaal per maand de volle en dan ook zware container aan de weg kunnen zetten. De vordering van [partij B] c.s. onder 3 wordt daarom afgewezen.
Het sluiten van het hek
5.20.
Zoals hiervoor in conventie (onder 5.4 en 5.5.) al is overwogen heeft [partij B] c.s. een gerechtvaardigd belang bij de plaatsing van het hek. Dat belang wordt alleen gediend als het hek weer wordt gesloten nadat het is gebruikt. [partij A] c.s. en hun bezoekers dienen daarom het hek te sluiten als zij er gebruik van hebben gemaakt. De voorzieningenrechter zal [partij A] c.s. veroordelen om het hek te sluiten, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50,- per overtreding, tot een maximum van € 5.000,-. Dat geldt ook voor bezoekers van [partij A] c.s.
Aanspreken van kinderen, honden
5.21.
Volgens [partij B] c.s. zou [partij A2] de kinderen van [partij B] c.s. op een bedreigende manier hebben aangesproken en zouden de kinderen daarvan overstuur zijn geraakt. [partij A] c.s. betwisten dat dit het geval is (geweest). Omdat het verwijt is gesteld en betwist en in deze kort geding procedure geen ruimte is voor verdere bewijslevering, ziet de voorzieningenrechter onvoldoende grond voor toewijzing van de vordering van [partij B] c.s. Datzelfde geldt voor de benadering van de honden. In hoeverre er sprake is geweest van treiteren of sarren van de honden, kan de voorzieningenrechter niet vaststellen. [partij A] c.s. betwisten namelijk dat hiervan van sprake is. De voorzieningenrechter zal daarom ook die vordering afwijzen.
Het doen van meldingen
5.22.
Volgens [partij B] c.s. is er bij verschillende instanties (o.a. bij de Veiligheidsregio, wijkagent, gemeente Raalte, de dierenbescherming) over hen geklaagd en zijn die klachten afkomstig van [partij A] c.s. [partij B] c.s. willen daarom een verbod op het doen van meldingen op straffe van een dwangsom. [partij A] c.s. hebben echter betwist dat zij verantwoordelijk zijn voor de bedoelde meldingen. Bij deze stand van zaken kan de voorzieningenrechter niet vaststellen dat het gaat om meldingen die afkomstig zijn van [partij A] c.s. en of deze al dan niet onrechtmatig zijn gedaan. De vordering met betrekking tot de meldingen moet daarom worden afgewezen.
Conclusie
5.23.
De voorzieningenrechter zal de vorderingen van [partij B] c.s. met betrekking tot de snelheid voor [partij A] c.s. en hun bezoekers wanneer zij het erf van [partij B] c.s. oversteken toewijzen (de vorderingen onder 1 en 4). Ook de vorderingen waarbij aan [partij A] c.s. en hun bezoekers wordt opgedragen om na gebruik het hek te sluiten worden toegewezen (de vorderingen onder 5 en 6). De overige vorderingen worden afgewezen.
Proceskosten
5.24.
In reconventie is [partij B] c.s. deels in het gelijk en deels in het ongelijk gesteld. De voorzieningenrechter ziet daarin aanleiding om de proceskosten in reconventie te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing in kort geding

De voorzieningenrechter,
IN CONVENTIE
6.1.
wijst de vorderingen van [partij A] c.s. af,
6.2.
veroordeelt [partij A] c.s. hoofdelijk in de proceskosten van € 1.427,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 90,- plus de kosten van betekening als [partij A] c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
veroordeelt [partij A] c.s. hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
IN RECONVENTIE
6.4.
verbiedt [partij A] c.s. met onmiddellijke ingang met hun auto en/of elektrische fiets en/of ander motorvoertuig met een hogere snelheid dan 15 kilometer per uur over het erf van [partij B] c.s. aan de [adres 3] te rijden op straffe van verbeurte van een dwangsom ter hoogte van € 500,- per overtreding tot een maximum van € 5.000,-,
6.5.
veroordeelt [partij A] c.s. met onmiddellijke ingang hun bezoekers erop te wijzen dat zij de snelheid met hun auto, motorvoertuig en/of elektrische fiets dienen te beperken tot maximaal 15 kilometer per uur als zij gebruik maken van het recht van overpad op of over het erf van [partij B] c.s. aan de [adres 3] waarbij bezoekers rekening dienen te houden met personen, dieren en zaken die zich op het erf van [partij B] c.s. bevinden en erop toe te zien dat bezoekers dit doen op straffe van verbeurte van een dwangsom ter hoogte van € 500,- per overtreding tot een maximum van € 5.000,-,
6.6.
veroordeelt [partij A] c.s. om met onmiddellijke ingang het hek op het erf van [partij B] c.s. aan de [adres 3] nabij de erfgrens met het perceel van [partij A] c.s. aan de [adres 1] te sluiten nadat zij dit geopend hebben, op straffe van verbeurte van een dwangsom ter hoogte van € 50,- per keer dat zij deze veroordeling niet nakomen met een maximum van € 5.000,-,
6.7.
veroordeelt [partij A] c.s. om met onmiddellijke ingang hun bezoekers erop te wijzen dat zij het hek op het erf van [partij B] c.s. aan de [adres 3] nabij de erfgrens met het perceel van [partij A] c.s. aan de [adres 1] dienen te sluiten nadat zij dit geopend hebben en erop toe te zien dat hun bezoekers dit doen, op straffe van verbeurte van een dwangsom ter hoogte van € 50,- per keer dat deze veroordeling niet wordt nagekomen met een maximum van € 5.000,-,
6.8.
compenseert de proceskosten in de zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.9.
wijst het meer of anders gevorderde af,
In conventie en in reconventie
6.10.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.C. Rozeboom en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2024.