ECLI:NL:RBOVE:2024:1849

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 april 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
84-233720-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk overtreden van de Wet dieren met betrekking tot het gebruik van diergeneesmiddelen

Op 8 april 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het opzettelijk overtreden van de Wet dieren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 12 oktober 2018 tot en met 15 oktober 2018 meermalen diergeneesmiddelen voorhanden heeft gehad zonder dat er kalveren aanwezig waren op zijn bedrijf en zonder dat er een klinische inspectie door een dierenarts had plaatsgevonden. Dit was in strijd met de vergunningvoorschriften van de Wet dieren. De verdachte heeft onder andere de diergeneesmiddelen Nuflor, Oxytetracycline-HCL en Tilmovet voorhanden gehad, terwijl hij niet de houder van de dieren was in de zin van de wet. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte in de periode van 10 december 2018 tot en met 3 april 2019 meermalen diergeneesmiddelen heeft toegepast zonder voorafgaande klinische inspectie door een dierenarts, wat eveneens in strijd was met de wet. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 1.500,-. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een derde feit dat hem ten laste was gelegd, omdat niet bewezen kon worden dat hij zich schuldig had gemaakt aan valsheid in geschrift. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de voedselveiligheid en volksgezondheid.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84-233720-20 (P)
Datum vonnis: 8 april 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 13 maart 2024 en van 25 maart 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. T. van der Goot, advocaat in Leeuwarden, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 12 oktober 2018 tot en met 24 oktober 2018 in Garyp, al dan niet samen met anderen, meermalen, opzettelijk diergeneesmiddelen (antibiotica) voorhanden heeft gehad terwijl er nog geen bedrijfsbezoek door een dierenarts had plaatsgevonden en er nog geen kalveren aanwezig waren;
feit 2:in de periode van 10 december 2018 tot en met 3 april 2019 in Garyp, al dan niet samen met anderen, meermalen, opzettelijk diergeneesmiddelen (antibiotica) als koppelbehandeling heeft toegediend, zonder voorafgaande inspectie en/of diagnose van een dierenarts;
feit 3:in de periode van 12 maart 2019 tot en met 24 juli 2019 in Den Ham en/of Garyp, al dan niet samen met anderen, een Bedrijfsgezondheidsplan Vleeskalverhouderij 2019 en een Inzendformulier derde watermonster heeft vervalst en/of van die valse geschriften gebruik heeft gemaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 12 oktober 2018 tot en met 24 oktober 2018 te
Garyp, althans in de gemeente Tytsjerksteradiel,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
al dan niet opzettelijk,
een handeling heeft verricht die er toe strekt een diergeneesmiddel te ontvangen en/of voorhanden te hebben en/of in voorraad te hebben, terwijl deze handeling niet is toegestaan krachtens een vergunning die is verstrekt ingevolge een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van een bindend onderdeel van een EU-rechtshandeling vastgesteld voorschrift of een bij ministeriële regeling aangewezen voorschrift van een EU-verordening inzake het in de handel brengen, vervaardiging, invoer, of het bezit van, handel in of verstrekken van een diergeneesmiddel, immers heeft/hebben verdachte(n)
in strijd met het bepaalde bij en/of krachtens artikel 2.20 van de Wet dieren en/of artikel 5.8 onderdeel c Besluit diergeneesmiddelen en/of 2.17 Regeling diergeneesmiddelen en/of de in onderdeel 6 (onder 5) van bijlage 9 van de Regeling diergeneesmiddelen gestelde voorwaarde(n),
als houder van een dier, althans een andere persoon dan een dierenarts, een hoeveelheid antimicrobiële diergeneesmiddel(en), waaronder (een) diergeneesmiddel(en) met de kanalisatiestatus UDD (eerste keus antibiotica), te weten Nuflor, althans Florfenicol en/of Oxytetracycline-HCL, althans Oxytetracyclinehydrochloride (OTC) en/of Tilmovet, althans Tilmicosine voorhanden gehad terwijl
- er in de periode van 12 oktober 2018 tot en met 16 oktober 2018 (nog) geen
kalveren op de locatie [adres] aanwezig waren en het eerste
bedrijfsbezoek door een dierenarts van voornoemde locatie plaatsvond op 24
oktober 2018, en/of (aldus)
- de in de periode 12 oktober tot en met 16 oktober 2018 voornoemde
diergeneesmiddelen voorhanden waren terwijl er nog geen kalveren op het bedrijf
aanwezig waren;
2
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 december 2018 tot en met 3 april 2019 te Garyp, althans in de gemeente Tytsjerksteradiel,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
al dan niet opzettelijk,
(een) diergeneesmiddel(en) toegepast in strijd met voorschriften en beperkingen als
bedoeld in artikel 2.19, derde lid, onderdeel a van de Wet dieren die zijn verbonden aan de vergunning die ten behoeve van dat diergeneesmiddel is verstrekt, immers heeft/hebben verdachte(n) in strijd met het bepaalde bij en/of krachtens artikel 7.5 lid 4 Wet dieren en/of artikel 5.8 onderdeel c Besluit diergeneesmiddelen en/of artikel 2.17 Regeling diergeneesmiddelen en/of de in onderdeel 6 van bijlage 9 van de Regeling diergeneesmiddelen gestelde voorwaarde(n), als houder van een dier, althans een andere persoon dan een dierenarts, een hoeveelheid antimicrobiële diergeneesmiddel(en) met de kanalisatiestatus UDD (eerste keus antibiotica),
anders dan ter individuele behandeling (namelijk als koppelbehandeling), toegediend aan meerdere kalveren gehouden aan de [adres] , namelijk
- een kuur Doxylin 50% WSP, althans Doxycyclinehyclaat (Doxy) op 10 december 2018 tot en met 15 december 2018 (zie DOC-00332, p. 4-00318 proces verbaal), en/of
- een kuur Oxytetracycline-HCL, althans Oxytetracyclinehydrochloride (OTC) op 29
januari 2019 tot en met 2 februari 2019 (zie DOC-00335, p. 4-00321 proces verbaal),
en/of
- een kuur Oxytetracycline-HCL, althans Oxytetracyclinehydrochloride (OTC) op 5
februari 2019 tot en met 9 februari 2019 (zie DOC-00335, p. 4-00321 proces verbaal),
en/of
- een kuur Oxytetracycline-HCL, althans Oxytetracyclinehydrochloride (OTC) op 13
maart 2019 tot en met 18 maart 2019 (zie DOC-00336, p. 4-00322 proces verbaal),
en/of
- een kuur Doxylin 50% WSP, althans Doxycyclinehyclaat (Doxy) op 31 maart 2019
tot en met 3 april 2019 (zie DOC-00336, p. 4-00322 proces verbaal),
terwijl het toepassen van voornoemde diergeneesmiddel(en) niet plaatsvond op
basis van een klinische inspectie door een dierenarts en/of een op grond daarvan
gestelde diagnose;
3
hij in of omstreeks de periode van 12 maart 2019 tot en met 24 juli 2019, te Den Ham en/of Garyp, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
(een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- Bedrijfsgezondheidsplan Vleeskalverhouderij 2019 (DOC-00982 t/m DOC-00987,
zie p. 5-00485 e.v. proces-verbaal),
- Inzendformulier derde watermonster (DOC-00992, zie p. 5-00495 proces-verbaal)
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door in strijd met de waarheid te vermelden dat het watermonster afkomstig was uit het koudwatervat op de bedrijfslocatie [adres] en/of dat er een daling van het kiemgetal had plaatsgevonden in het koudwatervat op voornoemde bedrijfslocatie,
terwijl hij wist en/of behoorde te weten dat het monster waarmee dit kiemgetal was vastgesteld niet afkomstig was uit voornoemd koudwatervat,
met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken en/of (vervolgens)
opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt van een vals en/of vervalst geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- Bedrijfsgezondheidsplan Vleeskalverhouderij 2019 (DOC-00982 t/m DOC-00987,
zie p. 5-00485 e.v. proces-verbaal),
- Inzendformulier derde watermonster (DOC-00992, zie p. 5-00495 proces-verbaal)
als ware het echt en onvervalst, door voornoemde geschriften te overleggen aan GD
Diergezondheid en/of de Stichting kwaliteitsgarantie Vleeskalversector,
terwijl verdachte en/of zijn mededaders wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat voornoemde geschriften bestemd waren om gebruik van te maken als ware deze echt en onvervalst.
3. De bewijsmotivering [1]
3.1
Inleiding
Verdachte is in loondienst bij (medeverdachte) [medeverdachte 1] BV. Deze vennootschap legt zich toe op het houden van melkvee, de groothandel in levend vee en het houden van vleeskalveren. [2] In dat kader is [medeverdachte 1] BV actief in de kalverhandel. [medeverdachte 2] en zijn broer [naam] zijn via hun houdstermaatschappij [bedrijf] BV respectievelijk [bedrijf] BV, directeur van [medeverdachte 1] BV. [medeverdachte 1] B.V. heeft drie opstartlocaties voor kalveren: in [vestigingsplaats 1] , [vestigingsplaats 2] en [vestigingsplaats 3] . De opstartlocatie in [vestigingsplaats 1] wordt geleid door [medeverdachte 2] . Op de locatie in [vestigingsplaats 3] is medeverdachte [medeverdachte 3] werkzaam.
Verdachte verricht administratieve werkzaamheden en op de bedrijfslocatie [vestigingsplaats 2] houdt hij kalveren voor [medeverdachte 1] BV. Verdachte is geen eigenaar van de kalveren. Voor het huisvesten en houden van de kalveren ontvangt verdachte stalhuur naast zijn vaste maandloon. De locatie van verdachte is een zogenoemde opstartlocatie, een locatie waar kalveren worden gehouden voordat ze naar mestbedrijven gaan.
De bedrijfslocatie van verdachte in [vestigingsplaats 2] heeft een éénopéénrelatie met dierenarts [dierenarts 1] van [dierenkliniek] . De bedrijfslocatie in [vestigingsplaats 1] en [vestigingsplaats 3] hebben een éénopéénrelatie met dierenarts [dierenarts 2] van [dierenkliniek] .
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de ten laste gelegde feiten.
Wat betreft feit 1 stelt de verdediging dat er onvoldoende bewijs is dat de in de tenlastelegging genoemde diergeneesmiddelen zijn afgeleverd voordat er kalveren aanwezig waren op de bedrijfslocatie.
Wat betreft feit 2 stelt de verdediging dat het toedienen van diergeneesmiddelen telkens is voorafgegaan door een klinische inspectie. De Regeling diergeneesmiddelen vereist niet dat de toediening van het geneesmiddel terstond na de klinische inspectie moet plaatsvinden; ook met een eerdere inspectie wordt voldaan aan de eis van een voorafgaande klinische inspectie, aldus de raadsman.
Wat betreft feit 3 stelt de verdediging dat verdachte niet wist dat het watermonster niet afkomstig was uit het koudwatervat, en dat er geen sprake kan zijn van valsheid in geschrift nu reeds aan de drinkwatereisen was voldaan en dat niet nog eens hoefde te worden bewezen, en aldus geen sprake is van enig geschrift dat tot bewijs van enig feit dient.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
Juridisch kader voorhanden hebben en toepassen antimicrobiële diergeneesmiddelen
Op grond van artikel 2.8 Wet dieren (oud) is het verboden om een diergeneesmiddel toe te passen in strijd met de voorschriften die zijn verbonden aan de vergunning die voor dat diergeneesmiddel is verstrekt.
Op grond van artikel 5.8, onder c Besluit diergeneesmiddelen (oud) en artikel 2.17 Regeling diergeneesmiddelen (oud) kan de Minister van Economische Zaken aan een vergunning voor diergeneesmiddelen het voorschrift verbinden dat het middel alleen kan worden afgeleverd door toepassing door een dierenarts; de kanalisatiestatus UDD.
In artikel 2.19, eerste lid, Wet dieren (oud) is bepaald dat het verboden is een handeling te verrichten die ertoe strekt een diergeneesmiddel te ontvangen, voorhanden te hebben of in voorraad te hebben in strijd met de vergunningvoorschriften van dat diergeneesmiddel.
Op grond van artikel 3.6, eerste lid, onder c Regeling houders van dieren (oud) moeten een bedrijfsgezondheidsplan en een bedrijfsbehandelplan worden opgesteld als een houder van dieren vijf of meer kalveren houdt voor de productie van vlees. In het bedrijfsgezondheidsplan en bedrijfsbehandelplan worden voorwaarden opgenomen voor het gebruik van antibiotica. Een voorwaarde is dat een houder een schriftelijke overeenkomst heeft met een dierenarts, waarvan hij alle diergeneeskundige zorg afneemt zoals bepaald in artikel 3 en 4 van bijlage 9 van de Regeling diergeneesmiddelen (oud); een zogenoemde 1op1relatie. Op het bedrijf van een houder mag niet meer antibiotica aanwezig zijn dan voorgeschreven en nodig voor het voltooien voor een koppelbehandeling, of dan nodig voor een eenmalige individuele behandeling van vijftien procent van de op het bedrijf aanwezige dieren (eerste of tweede keus antibiotica) of vijf procent van de aanwezige dieren (derde keus antibiotica), op grond van artikel 6, onderdeel 5, van bijlage 9 van de Regeling diergeneesmiddelen (oud).
Juridisch kader registratie diergeneesmiddelengebruik
Een dierenarts moet melding maken van het afleveren en toepassen van diergeneesmiddelen bij kalveren in het systeem InfoKalf op grond van artikel 5.8 van het Besluit diergeneeskundigen (oud) juncto artikel 5.10 van de Regeling diergeneeskundigen (oud).
In artikel 5.11 van de Regeling diergeneeskundigen (oud) is bepaald dat in de melding de datum van aflevering of toepassing van het diergeneesmiddel moet worden vermeld. Daarnaast moet de dierenarts op grond van artikel 5.1, tweede lid, van de Regeling diergeneeskundigen (oud) een eigen administratie bijhouden waarin diergeneesmiddelenrecepten en kopieën van facturen worden bewaard.
De houder van dieren moet op grond van artikel 3.1 van de Regeling houders van dieren (oud) een administratie bijhouden waarin onder meer het recept is opgenomen indien dat is opgesteld, een lijst met data van uitgevoerde behandelingen met diergeneesmiddelen en de identificatie van de behandelde dieren.
Op grond van bijlage 9, onderdeel 6, tweede lid, van de Regeling diergeneesmiddelen (oud) moet in het bedrijfsbehandelplan worden opgenomen dat de dierenarts uitsluitend op basis van een klinische inspectie van de te behandelen dieren en de op grond daarvan gestelde diagnose antibiotica aflevert waarmee de dieren éénmaal behandeld kunnen worden.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1
Gelet op het verweer van de verdediging ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of verdachte diergeneesmiddelen in ontvangst heeft genomen, voorhanden heeft gehad of in voorraad heeft gehad voordat er kalveren aanwezig waren op zijn bedrijf en de dierenarts een bedrijfsbezoek had afgelegd.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij Nuflor, Oxytetracycline-HCL en Tilmovet voorhanden heeft gehad in strijd met de geldende voorschriften. Het diergeneesmiddel met de merknaam Nuflor bevat de werkzame stof Florfenicol. Het diergeneesmiddel met de merknaam OxytetracyclineHCL, afgekort OTC, bevat de werkzame stof Oxytetracyclinehydrochloride. Het diergeneesmiddel met de merknaam Tilmovet bevat de werkzame stof Tilmicosine. Voornoemde drie diergeneesmiddelen zijn eerste keus antibiotica. [3] Niet ter discussie staat dat deze geneesmiddelen de UDD-status hebben.
De rechtbank stelt voorop dat het wettelijke systeem van de registratie van het gebruik van diergeneesmiddelen leidend is bij de beantwoording van de vraag of en op welke data verdachte diergeneesmiddelen voorhanden heeft gehad.
In InfoKalf zijn de diergeneesmiddelen Nuflor, OxytetracyclineHCL en Tilmovet geregistreerd voor de bedrijfslocatie in [vestigingsplaats 2] op de datum 12 oktober 2018. [4]
In het logboek van [dierenkliniek] is vastgelegd dat op 12 oktober 2018 door de bezorgdienst Nuflor, OxytetraHCL en Tilmovet is geleverd aan de bedrijfslocatie van verdachte in [vestigingsplaats 2] ; in de logboekregels staat bij de medicatie de datum 12 oktober 2018. [5]
Op 26 oktober 2018 heeft verdachte een email ontvangen van [dierenkliniek] waarin staat dat verdachte het logboek nogmaals ontvangt ‘nu met de juiste afgiftedatum’. [6] In de aanhef van het aangepaste logboek zijn de afhaaldatum en het afhaaltijdstip ongewijzigd. [7]
In het logboek van verdachte is vastgelegd dat op 16 oktober 2018 een kalf is behandeld met Nuflor. [8]
Uit het overzicht van de identificatie en registratiegegevens van de bedrijfslocatie van verdachte over de periode 1 januari 2017 tot en met 25 januari 2019 volgt dat de eerste dieren die in voornoemde periode zijn aangevoerd, zijn aangevoerd op 15 oktober 2019.
Op 12, 13 en 14 oktober 2018 waren er derhalve geen kalveren aanwezig op de bedrijfslocatie van verdachte. [9]
In een visitebrief van 19 oktober 2018 is vastgelegd dat dierenarts [dierenarts 1] op die datum een bezoek heeft gebracht aan het bedrijf van verdachte. [10] In het logboek van [dierenkliniek] van 19 oktober 2018 staat bij ordertype vermeld ‘mee met dierenarts’; ook daaruit volgt dat de dierenarts op 19 oktober 2018 een bezoek heeft gebracht aan het bedrijf van verdachte. [11]
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte op 12 oktober 2018 de diergeneesmiddelen Nuflor, OTC en Tilmovet heeft ontvangen en vanaf die datum voorhanden heeft gehad en in voorraad heeft gehad, terwijl er tot 15 oktober 2018 nog geen kalveren aanwezig waren op de bedrijfslocatie en er nog geen klinische inspectie van de dierenarts had plaatsgevonden. OTC en Tilmovet zijn daarnaast niet opgenomen in het bedrijfsbehandelplan van verdachte. [12]
Op grond van artikel 6, onderdeel 5, onder a, in samenhang met artikel 6, onderdeel 2, onder a, van bijlage 9 van de Regeling diergeneesmiddelen (oud) was de aanwezigheid van voornoemde antimicrobiële diergeneesmiddelen op het bedrijf van verdachte in die periode dan ook niet toegestaan zonder voorafgaande klinische inspectie van de dierenarts.
De aanwezigheid van Nuflor, bestemd voor individuele behandeling, is opgenomen in het bedrijfsbehandelplan van de bedrijfslocatie van verdachte. [13] Op grond van artikel 6, onderdeel 5, onder b, van bijlage 9 van de Regeling diergeneesmiddelen (oud) is de aanwezigheid van dit middel toegestaan mits het is afgeleverd door de dierenarts en het een hoeveelheid betreft voor maximaal vijftien procent van de aanwezige en voor de ziekte vatbare dieren behandeld kan worden, of de kleinst mogelijke verpakking. Het eerste bedrijfsbezoek van de dierenarts, na aankomst van de kalveren, vond plaats op 19 oktober 2018; verdachte mocht dan ook niet eerder dan die datum Nuflor voorhanden hebben.
Verdachte was in de periode 12 tot en met 14 oktober 2018 geen houder van dieren in de zin van de Wet dieren. De rechtbank zal verdachte daarom van dat deel van de tenlastelegging vrijspreken.
Kleurloos opzet
Gelet op artikel 2 van de Wet op de economische delicten (WED) en de tenlastelegging, moet worden beoordeeld of de gedragingen al dan niet opzettelijk zijn verricht. Volgens vaste jurisprudentie volstaat kleurloos opzet. Het opzet dient te zijn gericht op de feitelijk omschreven gedraging. Dat betekent dat sprake is van opzet indien willens en wetens is gehandeld of nagelaten. Het opzet hoeft niet mede op het overtreden van het verbod te zijn gericht. Kennis over de specifieke regelgeving die van toepassing is op de activiteiten mag worden verondersteld, nu verdachte reeds meerdere jaren werkzaam is voor een veehandel. Uit de aard van het bewezen verklaarde feit kan niet anders volgen dan dat verdachte er niet op heeft toegezien, noch heeft bewerkstelligd dat de genoemde geneesmiddelen niet op de bedrijfslocatie [vestigingsplaats 2] aanwezig waren voordat dit volgens de toepasselijke regelgeving, zoals hiervoor overwogen, was toegestaan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het ten laste gelegde feit opzettelijk door verdachte is begaan.
Medeplegen
De rechtbank overweegt dat sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] . Verdachte hield zich aan een door [medeverdachte 2] voor hem opgesteld protocol over de verzorging van de kalveren, waarin een voerschema is opgenomen en is beschreven welke medicatie verdachte moest bestellen bij dierenarts [dierenarts 2] . [14] De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 12 oktober 2018 tot en met 15 oktober 2018 opzettelijk meermalen een handeling heeft verricht die ertoe strekt een diergeneesmiddel te ontvangen, voorhanden te hebben en in voorraad te hebben, terwijl dat niet is toegestaan krachtens de vergunningvoorschriften van dat diergeneesmiddel, door Nuflor, OTC en Tilmovet voorhanden te hebben terwijl er op zijn bedrijf geen kalveren aanwezig waren en er geen bedrijfsbezoek van een dierenarts had plaatsgevonden.
Feit 2
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte de diergeneesmiddelen Doxylin en OxytetracyclineHCL heeft toegepast als koppelbehandeling zonder een voorafgaande klinische inspectie door een dierenarts en op basis daarvan gestelde diagnose.
Het diergeneesmiddel Doxylin 50% WSP, met de werkzame stof Doxycyclinehyclaat, afgekort ‘doxy’ is een eerste keus antibioticum met de kanalisatiestatus U.D.D. [15] Het diergeneesmiddel met de merknaam OxytetracyclineHCL, ook bekend onder de merknamen Oxymax en Oxy LA, bevat de werkzame stof Oxytetracyclinehydrochloride, en is een eerste keus antibioticum. [16]
De rechtbank stelt voorop dat het wettelijke systeem van de registratie van het gebruik van diergeneesmiddelen leidend is bij de beantwoording van de vraag of en op welke data diergeneesmiddelen zijn voorgeschreven en afgeleverd door de dierenarts.
Op basis van het dossier, waarin de gegevens uit InfoKalf, de visitebrieven, de logboeken van de dierenarts en het logboek van verdachte zijn vastgelegd, stelt de rechtbank het volgende vast en overweegt als volgt.
10 december 2018 tot en met 15 december 2018
In het logboek van verdachte staat vermeld ‘doxy kuur alle’ voor 10 december tot en met 15 december 2018. [17]
In InfoKalf is Doxylin geregistreerd op 12 december 2018; er is geen registratie voor 10 december 2018. [18]
De administratie van [dierenkliniek] bevat geen logboek of visitebrief met de datum 10 december 2018 voor de bedrijfslocatie van verdachte. [19]
In het logboek van [dierenkliniek] is vermeld dat op 12 december 2018 Doxylin 50% WSP is voorgeschreven door dierenarts [dierenarts 2] voor de bedrijfslocatie van verdachte. [20] In een visitebrief van 12 december 2018 is een Doxy-kuur voorgeschreven voor alle aanwezige kalveren op het bedrijf, vanwege een luchtweginfectie. [21] In het factuuroverzicht van [dierenkliniek] zijn portokosten opgenomen met de datum 12 december 2018. [22]
Het verweer van de verdediging dat de data in het logboek van verdachte een schrijffout bevatten, acht de rechtbank niet aannemelijk gelet op de verklaring die verdachte, in bijzijn van zijn eerste raadsman, heeft afgelegd bij de NVWA. Verdachte heeft in dat verhoor verklaard dat het voorkomt dat de dierenarts een diergeneesmiddelen per post stuurt en dat verdachte dan start met de kuur voordat de dierenarts is geweest. [23]
29 januari 2019 tot en met 2 februari 2019
In het logboek van verdachte staat vermeld dat een OTCkuur is toegediend aan een koppel kalveren van 29 januari 2019 tot en met 2 februari 2019. [24]
Er is geen logboekvermelding of visitebrief van de dierenarts van 29 januari 2019 waarin een OTCkuur is voorgeschreven. [25] In InfoKalf staat geen registratie van OTC op de datum 29 januari 2019 voor de bedrijfslocatie van verdachte. [26]
In het logboek van [dierenkliniek] is vermeld dat op 24 januari 2019 Oxymax is voorgeschreven voor de bedrijfslocatie van verdachte. [27] Uit whatsapp-gesprekken tussen verdachte en dierenarts [dierenarts 1] blijkt dat verdachte op 24 januari 2019 aan [dierenarts 1] heeft verzocht om een OTCkuur toe te sturen en dat hij op 28 januari 2019 een verpakking OTC heeft ontvangen. [28]
Wat betreft het verweer van de verdediging dat er een klinische inspectie heeft plaatsgevonden op 24 januari 2019, overweegt de rechtbank als volgt. Een visite op 24 januari 2019 kan – vanwege het tijdsverloop – niet aangemerkt worden als een klinische inspectie op basis waarvan vijf dagen later, op 29 januari 2019, wordt gestart met een behandeling met diergeneesmiddelen waarbij de te behandelen dieren zijn geïdentificeerd gelet op het grote verloop in de kalverpopulatie op het bedrijf van verdachte.
5 februari 2019 tot en met 9 februari 2019
In het logboek van verdachte staat vermeld dat een OTCkuur is toegediend aan een koppel kalveren van 5 februari 2019 tot en met 9 februari 2019. [29] In de administratie van [dierenkliniek] bevindt zich geen logboek of visitebrief gedateerd op 5 februari 2019. [30] In InfoKalf staat geen registratie van OTC op 5 februari 2019. [31]
Wat betreft het verweer van de verdediging dat een visite heeft plaatsgevonden op 24 en 31 januari 2019 overweegt de rechtbank dat visites op die data niet aangemerkt kunnen worden als een klinische inspectie op basis waarvan acht respectievelijk vijf dagen later een behandeling met antibiotica wordt gestart, mede gelet op het grote verloop in de kalverpopulatie op het bedrijf van verdachte.
13 maart 2019 tot en met 18 maart 2019
In het logboek van verdachte staat vermeld dat een OTCkuur is toegediend aan een koppel kalveren van 13 maart 2019 tot en met 18 maart 2019. [32]
In de administratie van [dierenkliniek] bevindt zich geen logboek of visitebrief gedateerd op 13 maart 2019. [33] In InfoKalf staat geen registratie van OTC op 13 maart 2019; er is wel een registratie met de datum 15 maart 2019. [34]
Uit whatsapp-gesprekken tussen verdachte en [dierenarts 1] blijkt dat verdachte op 12 maart 2019 aan [dierenarts 1] heeft verzocht om een OTCkuur toe te sturen, waarop [dierenarts 1] bevestigend heeft gereageerd. [35] In het factuuroverzicht van [dierenkliniek] zijn portokosten opgenomen met datum 12 maart 2019 voor de bedrijfslocatie van verdachte. [36]
Het verweer van de verdediging dat de data in het logboek van verdachte een schrijffout bevatten, acht de rechtbank niet aannemelijk gelet op het Whatsapp-gesprek tussen verdachte en de dierenarts, de op 12 maart 2019 in rekening gebrachte portokosten en de verklaring van verdachte in zijn eerste verhoor dat het voorkomt dat de dierenarts een geneesmiddel per post stuurt en dat verdachte dan start met de kuur voordat de dierenarts is geweest. [37] Wat betreft het verweer van de verdediging dat de datum van 15 maart 2019 op de visitebrief mogelijk onjuist is en de visite al eerder heeft plaatsgevonden, overweegt de rechtbank dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte bij de dierenkliniek heeft gemeld dat de visitebrief onjuist was gedateerd.
31 maart 2019 tot en met 3 april 2019
In het logboek van verdachte staat vermeld dat een Doxykuur is toegediend aan alle aanwezige kalveren van 31 maart 2019 tot en met 3 april 2019. [38] De administratie van [dierenkliniek] bevat geen logboek of visitebrief van 31 maart 2019. [39] In InfoKalf staat geen registratie voor Doxylin op 31 maart 2019. [40]
Wat betreft het verweer van de verdediging dat een visite heeft plaatsgevonden op 22 maart 2019 overweegt de rechtbank dat een visite op die datum niet aangemerkt kan worden als een klinische inspectie op basis waarvan negen dagen later een behandeling met antibiotica wordt gestart, mede gelet op het grote verloop in de kalverpopulatie op het bedrijf van verdachte.
Gelet op het voorgaande, stelt de rechtbank vast dat verdachte op 10 december 2018 en 31 maart 2019 is gestart met een Doxykuur, en op 29 januari 2019, 5 februari 2019 en 13 maart 2019 is gestart met een OCTkuur, zonder voorafgaande klinische inspectie door de dierenarts. Doxylin en OxytetracyclineHCL zijn niet opgenomen in het bedrijfsbehandelplan van verdachte. [41] Doxylin en OxytetracyclineHCL mogen dan ook niet zonder een voorafgaande klinische inspectie door de dierenarts en op grond daarvan gestelde diagnose worden toegepast. Het toepassen van Doxylin en OxytetracyclineHCL als koppelbehandeling zonder voorafgaande klinische inspectie en diagnose door de dierenarts, is in strijd met de voor die middelen geldende regelgeving ter zake van het gebruik daarvan.
Kleurloos opzet
Gelet op artikel 2 van de Wet op de economische delicten (WED) en de tenlastelegging, moet worden beoordeeld of de gedragingen al dan niet opzettelijk zijn verricht. Volgens vaste jurisprudentie volstaat kleurloos opzet. Het opzet dient te zijn gericht op de feitelijk omschreven gedraging. Dat betekent dat sprake is van opzet indien willens en wetens is gehandeld of nagelaten. Het opzet hoeft niet mede op het overtreden van het verbod te zijn gericht. Kennis over de specifieke regelgeving die van toepassing is op de activiteiten mag worden verondersteld, nu verdachte reeds meerdere jaren werkzaam is voor een veehandel. Uit de aard van het bewezen verklaarde feit kan niet anders volgen dan dat verdachte er niet op heeft toegezien, noch heeft bewerkstelligd dat de genoemde geneesmiddelen niet op de bedrijfslocatie [vestigingsplaats 2] aanwezig waren voordat dit volgens de toepasselijke regelgeving, zoals hiervoor overwogen, was toegestaan.. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het ten laste gelegde feit opzettelijk door verdachte is begaan.
Medeplegen
De rechtbank overweegt dat sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] . Verdachte hield zich aan een door [medeverdachte 2] voor hem opgesteld protocol over de verzorging van de kalveren, waarin een voerschema is opgenomen, is beschreven welke medicatie verdachte moest bestellen bij de dierenarts en waarin is beschreven dat een Doxykuur moet worden toegediend als drie of meer kalveren hoesten en waarin is vermeld dat OTC-poeder vijf dagen lang via de voeding wordt toegediend bij het opstarten van kalveren. [42] De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd.
Conclusie
Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, samen met een ander, meermalen opzettelijk diergeneesmiddelen heeft toegepast in strijd met voorschriften en beperkingen als bedoeld in artikel 2.19, derde lid, onderdeel a, van de Wet dieren die zijn verbonden aan de vergunning die ten behoeve van die diergeneesmiddelen zijn verstrekt.
Feit 3
Op basis van het dossier en hetgeen is besproken ter terechtzitting kan de feitelijke gang van zaken omtrent het tappen van het watermonster niet worden vastgesteld. De rechtbank acht daarom niet bewezen wat aan verdachte onder 3 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij in de periode van 12 oktober 2018 tot en met 18 oktober 2018 te Garyp, in de gemeente Tytsjerksteradiel,
tezamen en in vereniging met één ander, meermalen, opzettelijk,
een handeling heeft verricht die er toe strekt een diergeneesmiddel te ontvangen en voorhanden te hebben en in voorraad te hebben, terwijl deze handeling niet is toegestaan krachtens een vergunning die is verstrekt ingevolge een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van een bindend onderdeel van een EU-rechtshandeling vastgesteld voorschrift of een bij ministeriële regeling aangewezen voorschrift van een EUverordening inzake het in de handel brengen, vervaardiging, invoer, of het bezit van, handel in of verstrekken van een diergeneesmiddel, immers heeft verdachte
in strijd met het bepaalde krachtens artikel 2.20 van de Wet dieren en artikel 5.8 onderdeel c Besluit diergeneesmiddelen en 2.17 Regeling diergeneesmiddelen enf de in onderdeel 6 onder 5 van bijlage 9 van de Regeling diergeneesmiddelen gestelde voorwaarden,
als een andere persoon dan een dierenarts, een hoeveelheid antimicrobiële diergeneesmiddelen met de kanalisatiestatus UDD (eerste keus antibiotica), te weten Nuflor/Florfenicol en Oxytetracycline-HCL/Oxytetracyclinehydrochloride (OTC) en Tilmovet/Tilmicosine voorhanden gehad terwijl
- er in de periode van 12 oktober 2018 tot 15 oktober 2018 (nog) geen kalveren op de locatie [adres] aanwezig waren en het eerste bedrijfsbezoek door een dierenarts van voornoemde locatie plaatsvond op 19 oktober 2018, en/of (aldus)
- de in de periode 12 oktober tot 15 oktober 2018 voornoemde diergeneesmiddelen voorhanden waren terwijl er nog geen kalveren op het bedrijf aanwezig waren;
2
hij op in de periode van 10 december 2018 tot en met 3 april 2019 te Garyp, in de gemeente Tytsjerksteradiel,
tezamen en in vereniging met één ander,
meermalen, opzettelijk,
(een) diergeneesmiddel(en) heeft toegepast in strijd met voorschriften en beperkingen als bedoeld in artikel 2.19, derde lid, onderdeel a van de Wet dieren die zijn verbonden aan de vergunning die ten behoeve van dat diergeneesmiddel is verstrekt, immers heeft verdachte in strijd met het bepaalde krachtens artikel 7.5 lid 4 Wet dieren en artikel 5.8 onderdeel c Besluit diergeneesmiddelen en artikel 2.17 Regeling diergeneesmiddelen en de in onderdeel 6 van bijlage 9 van de Regeling diergeneesmiddelen gestelde voorwaarden als houder van een dier, een hoeveelheid antimicrobiële diergeneesmiddelen met de kanalisatiestatus UDD (eerste keus antibiotica),
anders dan ter individuele behandeling (namelijk als koppelbehandeling), toegediend aan meerdere kalveren gehouden aan de [adres] , namelijk
- een kuur Doxylin 50% WSP/Doxycyclinehyclaat (Doxy) op 10 december 2018 tot en met 11 december 2018 , en
- een kuur Oxytetracycline-HCL/ Oxytetracyclinehydrochloride (OTC) op 29 januari 2019 tot en met 2 februari 2019, en
- een kuur Oxytetracycline-HCL/Oxytetracyclinehydrochloride (OTC) op 5 februari 2019 tot en met 9 februari 2019, en
- een kuur Oxytetracycline-HCL/Oxytetracyclinehydrochloride (OTC) op 13 maart 2019 tot en met 14 maart 2019, en
- een kuur Doxylin 50% WSP/Doxycyclinehyclaat (Doxy) op 31 maart 2019 tot en met 3 april 2019,
terwijl het toepassen van voornoemde diergeneesmiddelen niet plaatsvond op basis van een klinische inspectie door een dierenarts en een op grond daarvan gestelde diagnose.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij:
  • feit 1:de artikelen 1, 2 en 6 van de WED juncto artikel 2.19, eerste lid, van de Wet dieren (oud) en artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht (Sr);
  • feit 2:de artikelen 1, 2 en 6 van de WED juncto artikel 2.8, eerste lid, onder c van de Wet dieren (oud) en artikel 47 Sr.
In artikel 1 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht is bepaald dat bij verandering in de wetgeving na het tijdstip waarop het feit begaan is, de voor de verdachte gunstigste bepalingen worden toegepast.
Het bewezen verklaarde onder 1 was ten tijde van het begaan van het feit strafbaar gesteld in artikel 2.19, eerste lid, van de Wet dieren. Hoewel die bepaling sindsdien is gewijzigd, is niet gebleken dat de ten laste gelegde feiten, waarvan de strafbaarstelling nu is opgenomen in de Europese verordening met nummer 2019/6 betreffende diergeneesmiddelen, in samenhang gelezen met artikel 2.20, eerste lid, van de Wet dieren, artikel 5.3, derde lid, van het Besluit diergeneesmiddelen 2022, en artikel 3.13, vijfde lid, van de Regeling diergeneesmiddelen 2022, niet meer strafbaar zijn of dat de wetgever deze nu in mindere mate strafwaardig acht.
Het bewezen verklaarde onder 2 was ten tijde van het begaan van het feit strafbaar gesteld in artikel 8, eerste lid, onder c van de Wet dieren. Hoewel die bepaling sindsdien is gewijzigd, is niet gebleken dat de ten laste gelegde feiten, waarvan de strafbaarstelling nu is opgenomen in de Europese verordening met nummer 2019/6 betreffende diergeneesmiddelen, in samenhang gelezen met artikel 2.20, eerste lid, van de Wet dieren, artikel 5.3, derde lid, van het Besluit diergeneesmiddelen 2022, en de artikelen 3.9 en 3.13, tweede lid, van de Regeling diergeneesmiddelen 2022, niet meer strafbaar zijn of dat de wetgever deze nu in mindere mate strafwaardig acht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2.19, eerste lid Wet dieren (oud), opzettelijk begaan;
feit 2
het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2.8, eerste lid, onder c Wet dieren (oud), opzettelijk begaan.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van alle ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren en een geldboete van 1.500 euro.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om rekening te houden met de negatieve publiciteit over verdachte naar aanleiding van de zaak en de impact van de doorzoeking van de bedrijfslocatie van verdachte.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft meermalen antibiotica toegepast bij vleeskalveren zonder voorafgaande klinische inspectie door de dierenarts en een op grond daarvan gestelde diagnose. Daarnaast heeft verdachte antibiotica voorhanden gehad, terwijl dat niet was toegestaan. Het ongecontroleerde gebruik van antibiotica kan resistentie veroorzaken en levert risico’s op voor de voedselveiligheid en volksgezondheid. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 13 februari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
Omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, acht zij ook een lagere geldboete passend dan de geldboete die door de officier van justitie is geëist. De rechtbank ziet geen aanleiding tot het opleggen van een taakstraf zoals door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegende, acht de rechtbank de oplegging van een geldboete van vijftienhonderd euro passend en geboden.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 23, 24c en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2.19, eerste lid Wet dieren (oud), opzettelijk begaan;
feit 2, het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2.8, eerste lid, onder c Wet dieren (oud), opzettelijk begaan.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot betaling van
een geldboete van € 1.500,-- (zegge: vijftienhonderd euro);
- beveelt dat bij niet volledige betaling en verhaal van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
25 (vijfentwintig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. ten Boer, voorzitter, mr. H. Manuel en mr. F.M.A. ’t Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Lautenbag, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 8 april 2024.
Buiten staat
Mr. Manuel en mr. ’t Hart zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Indien hierna wordt verwezen naar documenten/dossierpagina’s zijn dit documenten of pagina’s uit het dossier genaamd Corsica, van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) met dossiernummer 2018-145815. Er wordt steeds verwezen naar documenten/dossierpagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal, tenzij hieronder anders wordt vermeld.
2.DOC00031A, pagina 400034.
3.AMB00166, pagina 200009 (tabel)
4.AMB00166, pagina 200013.
5.DOC00734, pagina 500233.
6.DOC00899, pagina 500398.
7.DOC00903, pagina 500402.
8.DOC01005, pagina 600011.
9.DOC01010, pagina’s 600013 en 600016.
10.DOC00768, pagina 500267.
11.DOC00736, pagina 500235.
12.DOC00354, pagina’s 400340 tot en met 400345.
13.DOC00354, pagina’s 400342 en 400343.
14.DOC01000, pagina’s 600003 tot en met 600006.
15.AMB00166, pagina 200009 (tabel); AMB00163, pagina 300359.
16.AMB00166, pagina 200009 (tabel).
17.DOC00332, pagina 400318.
18.DOC00607, pagina 500102.
19.AMB00166, pagina 200023.
20.DOC00741, pagina 500240.
21.DOC00778, pagina’s 500277 en 500278.
22.DOC01044, pagina 600041.
23.V00400001, pagina 100102.
24.DOC00335, pagina 400321.
25.AMB00166, pagina 2-00024.
26.AMB00166, pagina 2-00024.
27.DOC00745, pagina’s 500244 en 500245.
28.DOC01032, pagina’s 600028 (laatste drie regels) en 6-00029 (regel 2).
29.DOC00335, pagina 400321.
30.AMB00166, pagina 200024.
31.AMB00166, pagina 200025.
32.DOC00336, pagina 400322.
33.AMB00166, pagina 200026.
34.AMB00166, pagina 200026.
35.DOC01032, pagina 600029 (regels 43 en 45).
36.DOC01045, pagina 600042.
37.V00400001, pagina 100102.
38.DOC00336, pagina 400322.
39.AMB00166, pagina 200027.
40.DOC00609, pagina 500104.
41.AMB00100, pagina 300175.
42.DOC01000, pagina’s 600003 tot en met 600006.