3.4Het oordeel van de rechtbank
Juridisch kader voorhanden hebben en toepassen antimicrobiële diergeneesmiddelen
Op grond van artikel 2.8 Wet dieren (oud) is het verboden om een diergeneesmiddel toe te passen in strijd met de voorschriften die zijn verbonden aan de vergunning die voor dat diergeneesmiddel is verstrekt.
Op grond van artikel 5.8, onder c Besluit diergeneesmiddelen (oud) en artikel 2.17 Regeling diergeneesmiddelen (oud) kan de Minister van Economische Zaken aan een vergunning voor diergeneesmiddelen het voorschrift verbinden dat het middel alleen kan worden afgeleverd door toepassing door een dierenarts; de kanalisatiestatus UDD.
In artikel 2.19, eerste lid, Wet dieren (oud) is bepaald dat het verboden is een handeling te verrichten die ertoe strekt een diergeneesmiddel te ontvangen, voorhanden te hebben of in voorraad te hebben in strijd met de vergunningvoorschriften van dat diergeneesmiddel.
Op grond van artikel 3.6, eerste lid, onder c Regeling houders van dieren (oud) moeten een bedrijfsgezondheidsplan en een bedrijfsbehandelplan worden opgesteld als een houder van dieren vijf of meer kalveren houdt voor de productie van vlees. In het bedrijfsgezondheidsplan en bedrijfsbehandelplan worden voorwaarden opgenomen voor het gebruik van antibiotica. Een voorwaarde is dat een houder een schriftelijke overeenkomst heeft met een dierenarts, waarvan hij alle diergeneeskundige zorg afneemt zoals bepaald in artikel 3 en 4 van bijlage 9 van de Regeling diergeneesmiddelen (oud); een zogenoemde 1op1relatie. Op het bedrijf van een houder mag niet meer antibiotica aanwezig zijn dan voorgeschreven en nodig voor het voltooien voor een koppelbehandeling, of dan nodig voor een eenmalige individuele behandeling van vijftien procent van de op het bedrijf aanwezige dieren (eerste of tweede keus antibiotica) of vijf procent van de aanwezige dieren (derde keus antibiotica), op grond van artikel 6, onderdeel 5, van bijlage 9 van de Regeling diergeneesmiddelen (oud).
Juridisch kader registratie diergeneesmiddelengebruik
Een dierenarts moet melding maken van het afleveren en toepassen van diergeneesmiddelen bij kalveren in het systeem InfoKalf op grond van artikel 5.8 van het Besluit diergeneeskundigen (oud) juncto artikel 5.10 van de Regeling diergeneeskundigen (oud).
In artikel 5.11 van de Regeling diergeneeskundigen (oud) is bepaald dat in de melding de datum van aflevering of toepassing van het diergeneesmiddel moet worden vermeld. Daarnaast moet de dierenarts op grond van artikel 5.1, tweede lid, van de Regeling diergeneeskundigen (oud) een eigen administratie bijhouden waarin diergeneesmiddelenrecepten en kopieën van facturen worden bewaard.
De houder van dieren moet op grond van artikel 3.1 van de Regeling houders van dieren (oud) een administratie bijhouden waarin onder meer het recept is opgenomen indien dat is opgesteld, een lijst met data van uitgevoerde behandelingen met diergeneesmiddelen en de identificatie van de behandelde dieren.
Op grond van bijlage 9, onderdeel 6, tweede lid, van de Regeling diergeneesmiddelen (oud) moet in het bedrijfsbehandelplan worden opgenomen dat de dierenarts uitsluitend op basis van een klinische inspectie van de te behandelen dieren en de op grond daarvan gestelde diagnose antibiotica aflevert waarmee de dieren éénmaal behandeld kunnen worden.
Feit 1
Gelet op het verweer van de verdediging ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of verdachte diergeneesmiddelen in ontvangst heeft genomen, voorhanden heeft gehad of in voorraad heeft gehad voordat er kalveren aanwezig waren op zijn bedrijf en de dierenarts een bedrijfsbezoek had afgelegd.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij Nuflor, Oxytetracycline-HCL en Tilmovet voorhanden heeft gehad in strijd met de geldende voorschriften. Het diergeneesmiddel met de merknaam Nuflor bevat de werkzame stof Florfenicol. Het diergeneesmiddel met de merknaam OxytetracyclineHCL, afgekort OTC, bevat de werkzame stof Oxytetracyclinehydrochloride. Het diergeneesmiddel met de merknaam Tilmovet bevat de werkzame stof Tilmicosine. Voornoemde drie diergeneesmiddelen zijn eerste keus antibiotica.Niet ter discussie staat dat deze geneesmiddelen de UDD-status hebben.
De rechtbank stelt voorop dat het wettelijke systeem van de registratie van het gebruik van diergeneesmiddelen leidend is bij de beantwoording van de vraag of en op welke data verdachte diergeneesmiddelen voorhanden heeft gehad.
In InfoKalf zijn de diergeneesmiddelen Nuflor, OxytetracyclineHCL en Tilmovet geregistreerd voor de bedrijfslocatie in [vestigingsplaats 2] op de datum 12 oktober 2018.
In het logboek van [dierenkliniek] is vastgelegd dat op 12 oktober 2018 door de bezorgdienst Nuflor, OxytetraHCL en Tilmovet is geleverd aan de bedrijfslocatie van verdachte in [vestigingsplaats 2] ; in de logboekregels staat bij de medicatie de datum 12 oktober 2018.
Op 26 oktober 2018 heeft verdachte een email ontvangen van [dierenkliniek] waarin staat dat verdachte het logboek nogmaals ontvangt ‘nu met de juiste afgiftedatum’.In de aanhef van het aangepaste logboek zijn de afhaaldatum en het afhaaltijdstip ongewijzigd.
In het logboek van verdachte is vastgelegd dat op 16 oktober 2018 een kalf is behandeld met Nuflor.
Uit het overzicht van de identificatie en registratiegegevens van de bedrijfslocatie van verdachte over de periode 1 januari 2017 tot en met 25 januari 2019 volgt dat de eerste dieren die in voornoemde periode zijn aangevoerd, zijn aangevoerd op 15 oktober 2019.
Op 12, 13 en 14 oktober 2018 waren er derhalve geen kalveren aanwezig op de bedrijfslocatie van verdachte.
In een visitebrief van 19 oktober 2018 is vastgelegd dat dierenarts [dierenarts 1] op die datum een bezoek heeft gebracht aan het bedrijf van verdachte.In het logboek van [dierenkliniek] van 19 oktober 2018 staat bij ordertype vermeld ‘mee met dierenarts’; ook daaruit volgt dat de dierenarts op 19 oktober 2018 een bezoek heeft gebracht aan het bedrijf van verdachte.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte op 12 oktober 2018 de diergeneesmiddelen Nuflor, OTC en Tilmovet heeft ontvangen en vanaf die datum voorhanden heeft gehad en in voorraad heeft gehad, terwijl er tot 15 oktober 2018 nog geen kalveren aanwezig waren op de bedrijfslocatie en er nog geen klinische inspectie van de dierenarts had plaatsgevonden. OTC en Tilmovet zijn daarnaast niet opgenomen in het bedrijfsbehandelplan van verdachte.
Op grond van artikel 6, onderdeel 5, onder a, in samenhang met artikel 6, onderdeel 2, onder a, van bijlage 9 van de Regeling diergeneesmiddelen (oud) was de aanwezigheid van voornoemde antimicrobiële diergeneesmiddelen op het bedrijf van verdachte in die periode dan ook niet toegestaan zonder voorafgaande klinische inspectie van de dierenarts.
De aanwezigheid van Nuflor, bestemd voor individuele behandeling, is opgenomen in het bedrijfsbehandelplan van de bedrijfslocatie van verdachte.Op grond van artikel 6, onderdeel 5, onder b, van bijlage 9 van de Regeling diergeneesmiddelen (oud) is de aanwezigheid van dit middel toegestaan mits het is afgeleverd door de dierenarts en het een hoeveelheid betreft voor maximaal vijftien procent van de aanwezige en voor de ziekte vatbare dieren behandeld kan worden, of de kleinst mogelijke verpakking. Het eerste bedrijfsbezoek van de dierenarts, na aankomst van de kalveren, vond plaats op 19 oktober 2018; verdachte mocht dan ook niet eerder dan die datum Nuflor voorhanden hebben.
Verdachte was in de periode 12 tot en met 14 oktober 2018 geen houder van dieren in de zin van de Wet dieren. De rechtbank zal verdachte daarom van dat deel van de tenlastelegging vrijspreken.
Kleurloos opzet
Gelet op artikel 2 van de Wet op de economische delicten (WED) en de tenlastelegging, moet worden beoordeeld of de gedragingen al dan niet opzettelijk zijn verricht. Volgens vaste jurisprudentie volstaat kleurloos opzet. Het opzet dient te zijn gericht op de feitelijk omschreven gedraging. Dat betekent dat sprake is van opzet indien willens en wetens is gehandeld of nagelaten. Het opzet hoeft niet mede op het overtreden van het verbod te zijn gericht. Kennis over de specifieke regelgeving die van toepassing is op de activiteiten mag worden verondersteld, nu verdachte reeds meerdere jaren werkzaam is voor een veehandel. Uit de aard van het bewezen verklaarde feit kan niet anders volgen dan dat verdachte er niet op heeft toegezien, noch heeft bewerkstelligd dat de genoemde geneesmiddelen niet op de bedrijfslocatie [vestigingsplaats 2] aanwezig waren voordat dit volgens de toepasselijke regelgeving, zoals hiervoor overwogen, was toegestaan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het ten laste gelegde feit opzettelijk door verdachte is begaan.
Medeplegen
De rechtbank overweegt dat sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] . Verdachte hield zich aan een door [medeverdachte 2] voor hem opgesteld protocol over de verzorging van de kalveren, waarin een voerschema is opgenomen en is beschreven welke medicatie verdachte moest bestellen bij dierenarts [dierenarts 2] .De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 12 oktober 2018 tot en met 15 oktober 2018 opzettelijk meermalen een handeling heeft verricht die ertoe strekt een diergeneesmiddel te ontvangen, voorhanden te hebben en in voorraad te hebben, terwijl dat niet is toegestaan krachtens de vergunningvoorschriften van dat diergeneesmiddel, door Nuflor, OTC en Tilmovet voorhanden te hebben terwijl er op zijn bedrijf geen kalveren aanwezig waren en er geen bedrijfsbezoek van een dierenarts had plaatsgevonden.
Feit 2
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte de diergeneesmiddelen Doxylin en OxytetracyclineHCL heeft toegepast als koppelbehandeling zonder een voorafgaande klinische inspectie door een dierenarts en op basis daarvan gestelde diagnose.
Het diergeneesmiddel Doxylin 50% WSP, met de werkzame stof Doxycyclinehyclaat, afgekort ‘doxy’ is een eerste keus antibioticum met de kanalisatiestatus U.D.D.Het diergeneesmiddel met de merknaam OxytetracyclineHCL, ook bekend onder de merknamen Oxymax en Oxy LA, bevat de werkzame stof Oxytetracyclinehydrochloride, en is een eerste keus antibioticum.
De rechtbank stelt voorop dat het wettelijke systeem van de registratie van het gebruik van diergeneesmiddelen leidend is bij de beantwoording van de vraag of en op welke data diergeneesmiddelen zijn voorgeschreven en afgeleverd door de dierenarts.
Op basis van het dossier, waarin de gegevens uit InfoKalf, de visitebrieven, de logboeken van de dierenarts en het logboek van verdachte zijn vastgelegd, stelt de rechtbank het volgende vast en overweegt als volgt.
10 december 2018 tot en met 15 december 2018
In het logboek van verdachte staat vermeld ‘doxy kuur alle’ voor 10 december tot en met 15 december 2018.
In InfoKalf is Doxylin geregistreerd op 12 december 2018; er is geen registratie voor 10 december 2018.
De administratie van [dierenkliniek] bevat geen logboek of visitebrief met de datum 10 december 2018 voor de bedrijfslocatie van verdachte.
In het logboek van [dierenkliniek] is vermeld dat op 12 december 2018 Doxylin 50% WSP is voorgeschreven door dierenarts [dierenarts 2] voor de bedrijfslocatie van verdachte.In een visitebrief van 12 december 2018 is een Doxy-kuur voorgeschreven voor alle aanwezige kalveren op het bedrijf, vanwege een luchtweginfectie.In het factuuroverzicht van [dierenkliniek] zijn portokosten opgenomen met de datum 12 december 2018.
Het verweer van de verdediging dat de data in het logboek van verdachte een schrijffout bevatten, acht de rechtbank niet aannemelijk gelet op de verklaring die verdachte, in bijzijn van zijn eerste raadsman, heeft afgelegd bij de NVWA. Verdachte heeft in dat verhoor verklaard dat het voorkomt dat de dierenarts een diergeneesmiddelen per post stuurt en dat verdachte dan start met de kuur voordat de dierenarts is geweest.
29 januari 2019 tot en met 2 februari 2019
In het logboek van verdachte staat vermeld dat een OTCkuur is toegediend aan een koppel kalveren van 29 januari 2019 tot en met 2 februari 2019.
Er is geen logboekvermelding of visitebrief van de dierenarts van 29 januari 2019 waarin een OTCkuur is voorgeschreven.In InfoKalf staat geen registratie van OTC op de datum 29 januari 2019 voor de bedrijfslocatie van verdachte.
In het logboek van [dierenkliniek] is vermeld dat op 24 januari 2019 Oxymax is voorgeschreven voor de bedrijfslocatie van verdachte.Uit whatsapp-gesprekken tussen verdachte en dierenarts [dierenarts 1] blijkt dat verdachte op 24 januari 2019 aan [dierenarts 1] heeft verzocht om een OTCkuur toe te sturen en dat hij op 28 januari 2019 een verpakking OTC heeft ontvangen.
Wat betreft het verweer van de verdediging dat er een klinische inspectie heeft plaatsgevonden op 24 januari 2019, overweegt de rechtbank als volgt. Een visite op 24 januari 2019 kan – vanwege het tijdsverloop – niet aangemerkt worden als een klinische inspectie op basis waarvan vijf dagen later, op 29 januari 2019, wordt gestart met een behandeling met diergeneesmiddelen waarbij de te behandelen dieren zijn geïdentificeerd gelet op het grote verloop in de kalverpopulatie op het bedrijf van verdachte.
5 februari 2019 tot en met 9 februari 2019
In het logboek van verdachte staat vermeld dat een OTCkuur is toegediend aan een koppel kalveren van 5 februari 2019 tot en met 9 februari 2019.In de administratie van [dierenkliniek] bevindt zich geen logboek of visitebrief gedateerd op 5 februari 2019.In InfoKalf staat geen registratie van OTC op 5 februari 2019.
Wat betreft het verweer van de verdediging dat een visite heeft plaatsgevonden op 24 en 31 januari 2019 overweegt de rechtbank dat visites op die data niet aangemerkt kunnen worden als een klinische inspectie op basis waarvan acht respectievelijk vijf dagen later een behandeling met antibiotica wordt gestart, mede gelet op het grote verloop in de kalverpopulatie op het bedrijf van verdachte.
13 maart 2019 tot en met 18 maart 2019
In het logboek van verdachte staat vermeld dat een OTCkuur is toegediend aan een koppel kalveren van 13 maart 2019 tot en met 18 maart 2019.
In de administratie van [dierenkliniek] bevindt zich geen logboek of visitebrief gedateerd op 13 maart 2019.In InfoKalf staat geen registratie van OTC op 13 maart 2019; er is wel een registratie met de datum 15 maart 2019.
Uit whatsapp-gesprekken tussen verdachte en [dierenarts 1] blijkt dat verdachte op 12 maart 2019 aan [dierenarts 1] heeft verzocht om een OTCkuur toe te sturen, waarop [dierenarts 1] bevestigend heeft gereageerd.In het factuuroverzicht van [dierenkliniek] zijn portokosten opgenomen met datum 12 maart 2019 voor de bedrijfslocatie van verdachte.
Het verweer van de verdediging dat de data in het logboek van verdachte een schrijffout bevatten, acht de rechtbank niet aannemelijk gelet op het Whatsapp-gesprek tussen verdachte en de dierenarts, de op 12 maart 2019 in rekening gebrachte portokosten en de verklaring van verdachte in zijn eerste verhoor dat het voorkomt dat de dierenarts een geneesmiddel per post stuurt en dat verdachte dan start met de kuur voordat de dierenarts is geweest.Wat betreft het verweer van de verdediging dat de datum van 15 maart 2019 op de visitebrief mogelijk onjuist is en de visite al eerder heeft plaatsgevonden, overweegt de rechtbank dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte bij de dierenkliniek heeft gemeld dat de visitebrief onjuist was gedateerd.
31 maart 2019 tot en met 3 april 2019
In het logboek van verdachte staat vermeld dat een Doxykuur is toegediend aan alle aanwezige kalveren van 31 maart 2019 tot en met 3 april 2019.De administratie van [dierenkliniek] bevat geen logboek of visitebrief van 31 maart 2019.In InfoKalf staat geen registratie voor Doxylin op 31 maart 2019.
Wat betreft het verweer van de verdediging dat een visite heeft plaatsgevonden op 22 maart 2019 overweegt de rechtbank dat een visite op die datum niet aangemerkt kan worden als een klinische inspectie op basis waarvan negen dagen later een behandeling met antibiotica wordt gestart, mede gelet op het grote verloop in de kalverpopulatie op het bedrijf van verdachte.
Gelet op het voorgaande, stelt de rechtbank vast dat verdachte op 10 december 2018 en 31 maart 2019 is gestart met een Doxykuur, en op 29 januari 2019, 5 februari 2019 en 13 maart 2019 is gestart met een OCTkuur, zonder voorafgaande klinische inspectie door de dierenarts. Doxylin en OxytetracyclineHCL zijn niet opgenomen in het bedrijfsbehandelplan van verdachte.Doxylin en OxytetracyclineHCL mogen dan ook niet zonder een voorafgaande klinische inspectie door de dierenarts en op grond daarvan gestelde diagnose worden toegepast. Het toepassen van Doxylin en OxytetracyclineHCL als koppelbehandeling zonder voorafgaande klinische inspectie en diagnose door de dierenarts, is in strijd met de voor die middelen geldende regelgeving ter zake van het gebruik daarvan.
Kleurloos opzet
Gelet op artikel 2 van de Wet op de economische delicten (WED) en de tenlastelegging, moet worden beoordeeld of de gedragingen al dan niet opzettelijk zijn verricht. Volgens vaste jurisprudentie volstaat kleurloos opzet. Het opzet dient te zijn gericht op de feitelijk omschreven gedraging. Dat betekent dat sprake is van opzet indien willens en wetens is gehandeld of nagelaten. Het opzet hoeft niet mede op het overtreden van het verbod te zijn gericht. Kennis over de specifieke regelgeving die van toepassing is op de activiteiten mag worden verondersteld, nu verdachte reeds meerdere jaren werkzaam is voor een veehandel. Uit de aard van het bewezen verklaarde feit kan niet anders volgen dan dat verdachte er niet op heeft toegezien, noch heeft bewerkstelligd dat de genoemde geneesmiddelen niet op de bedrijfslocatie [vestigingsplaats 2] aanwezig waren voordat dit volgens de toepasselijke regelgeving, zoals hiervoor overwogen, was toegestaan.. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het ten laste gelegde feit opzettelijk door verdachte is begaan.
Medeplegen
De rechtbank overweegt dat sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] . Verdachte hield zich aan een door [medeverdachte 2] voor hem opgesteld protocol over de verzorging van de kalveren, waarin een voerschema is opgenomen, is beschreven welke medicatie verdachte moest bestellen bij de dierenarts en waarin is beschreven dat een Doxykuur moet worden toegediend als drie of meer kalveren hoesten en waarin is vermeld dat OTC-poeder vijf dagen lang via de voeding wordt toegediend bij het opstarten van kalveren.De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd.
Conclusie
Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, samen met een ander, meermalen opzettelijk diergeneesmiddelen heeft toegepast in strijd met voorschriften en beperkingen als bedoeld in artikel 2.19, derde lid, onderdeel a, van de Wet dieren die zijn verbonden aan de vergunning die ten behoeve van die diergeneesmiddelen zijn verstrekt.
Feit 3
Op basis van het dossier en hetgeen is besproken ter terechtzitting kan de feitelijke gang van zaken omtrent het tappen van het watermonster niet worden vastgesteld. De rechtbank acht daarom niet bewezen wat aan verdachte onder 3 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.