4.4Het oordeel van de rechtbank
Juridisch kader toepassing antimicrobiële diergeneesmiddelen
Op grond van artikel 2.8 Wet dieren (oud) is het verboden om een diergeneesmiddel toe te passen in strijd met de voorschriften die zijn verbonden aan de vergunning die voor dat diergeneesmiddel is verstrekt.
Op grond van artikel 5.8, onder c Besluit diergeneesmiddelen (oud) en artikel 2.17 Regeling diergeneesmiddelen (oud) kan de Minister van Economische Zaken aan een vergunning voor diergeneesmiddelen het voorschrift verbinden dat het middel alleen kan worden afgeleverd door toepassing door een dierenarts; de kanalisatiestatus UDD.
Op grond van artikel 3.6, eerste lid, onder c Regeling houders van dieren (oud) moeten een bedrijfsgezondheidsplan en een bedrijfsbehandelplan worden opgesteld als een houder van dieren vijf of meer kalveren houdt voor de productie van vlees. In het bedrijfsgezondheidsplan en bedrijfsbehandelplan worden voorwaarden opgenomen voor het gebruik van antibiotica. Een voorwaarde is dat een houder een schriftelijke overeenkomst heeft met een dierenarts, waarvan hij alle diergeneeskundige zorg afneemt zoals bepaald in artikel 3 en 4 van bijlage 9 van de Regeling diergeneesmiddelen (oud); een zogenoemde éénopéénrelatie.
Juridisch kader registratie diergeneesmiddelengebruik
Een dierenarts moet melding maken van het afleveren en toepassen van diergeneesmiddelen bij kalveren in het systeem InfoKalf op grond van artikel 5.8 van het Besluit diergeneeskundigen (oud) juncto artikel 5.10 van de Regeling diergeneeskundigen (oud).
In artikel 5.11 van de Regeling diergeneeskundigen (oud) is bepaald dat in de melding de datum van aflevering of toepassing van het diergeneesmiddel moet worden vermeld. Daarnaast moet de dierenarts op grond van artikel 5.1, tweede lid, van de Regeling diergeneeskundigen (oud) een eigen administratie bijhouden waarin diergeneesmiddelenrecepten en kopieën van facturen worden bewaard.
De houder van dieren moet op grond van artikel 3.1 van de Regeling houders van dieren (oud) een administratie bijhouden waarin onder meer het recept is opgenomen indien dat is opgesteld, een lijst met data van uitgevoerde behandelingen met diergeneesmiddelen en de identificatie van de behandelde dieren.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte het diergeneesmiddel Doxylin heeft toegepast als koppelbehandeling zonder voorafgaande klinische inspectie door een dierenarts en op basis daarvan gestelde diagnose.
Het diergeneesmiddel Doxylin 50% WSP, met de werkzame stof Doxycyclinehyclaat, afgekort ‘doxy’ is een eerste keus antibioticum met de kanalisatiestatus U.D.D.
De rechtbank stelt voorop dat het wettelijke systeem van de registratie van het gebruik van diergeneesmiddelen leidend is bij de beantwoording van de vraag of en op welke data diergeneesmiddelen zijn voorgeschreven en afgeleverd door de dierenarts.
Op basis van het dossier, waarin de gegevens uit InfoKalf, de visitebrieven, het logboek van verdachte en de logboeken van de dierenarts zijn vastgelegd, stelt de rechtbank het volgende vast. In InfoKalf is vastgelegd dat op 19 april 2019 Doxylin 50% WSP is geleverd aan de bedrijfslocatie op de [adres] .Niet ter discussie staat dat dit middel de UDD-status heeft. In de visitebrief van 19 april 2019 van [dierenklininiek] is vastgelegd dat dierenarts [dierenarts 1] op 19 april 2019 een visite heeft afgelegd van 17.30 uur tot 17.45 uur, waarbij een kuur Doxycycline is voorgeschreven als koppelbehandeling vanwege een luchtweginfectie.Een koppelbehandeling is een gelijktijdige behandeling van meerdere dieren. In de visitebrief is de behandeling voorgeschreven voor alle aanwezige kalveren op het bedrijf.
Het logboek van verdachte bevat een pagina waarop is genoteerd welke diergeneesmiddelen zijn toegediend op 18 en 19 april 2019. Bovenaan de pagina staat de datum 18 april, daaronder staan individuele behandelingen genoteerd en “start doxykuur 130st 5 dagen”. Onder de doxykuur staat de datum 19 april genoteerd en daaronder staan individuele behandelingen.Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat ‘start doxykuur’ hoort bij de datum van 19 april. Deze interpretatie acht de rechtbank niet aannemelijk gelet op de opzet van het logboek. Daaruit leidt de rechtbank af dat bij de wijze van noteren van verrichte handelingen – met uitzondering van de hier aan de orde zijnde handeling – eerst de datum is vermeld en daaronder de op die dag verrichte handeling. Het is bovendien aan verdachte om zorg te dragen dat de data correct worden genoteerd en wel in die zin dat naderhand geen twijfel kan bestaan over de datum waarop de daarbij vermelde kuur is gestart.
In het logboek van verdachte is bij de datum 28 april 2019 genoteerd ‘start doxy 3 dagen 100st’.In het overzicht van de gegevens uit InfoKalf is geen levering van Doxylin vermeld op 28 april 2019.In de administratie van de dierenartsenpraktijk zijn geen visitebrieven of facturen aangetroffen waarin is vermeld dat Doxylin is voorgeschreven op 28 april 2019.
Het verweer van de verdediging dat er op 12 en 19 april klinische inspecties van het koppel kalveren hebben plaatsgevonden voordat Doxylin werd toegepast op 18 respectievelijk 28 april, acht de rechtbank niet aannemelijk gelet op het hoge verloop in de populatie kalveren.
In het bedrijfsbehandelplan van de bedrijfslocatie in [vestigingsplaats 3] is vastgelegd dat Solacyl, Broomhexine en Ammo-Mix de diergeneesmiddelen zijn die zonder overleg met de dierenarts op koppelniveau mogen worden ingezet.
Gelet daarop stelt de rechtbank vast dat Doxylin niet zonder een voorafgaande klinische inspectie door de dierenarts en op grond daarvan gestelde diagnose mag worden toegepast. Het toepassen van Doxylin als koppelbehandeling zonder voorafgaande klinische inspectie en diagnose door de dierenarts, is in strijd met voornoemde wet- en regelgeving en de vergunningvoorschriften.
Kleurloos opzet
Gelet op artikel 2 van de Wet op de economische delicten (WED) en de tenlastelegging, moet worden beoordeeld of de gedragingen al dan niet opzettelijk zijn verricht. Volgens vaste jurisprudentie volstaat kleurloos opzet. Het opzet dient te zijn gericht op de feitelijk omschreven gedraging. Dat betekent dat sprake is van opzet indien willens en wetens is gehandeld of nagelaten. Het opzet hoeft niet mede op het overtreden van het verbod te zijn gericht. Kennis over de specifieke regelgeving die van toepassing is op de activiteiten mag worden verondersteld, nu verdachte al meerdere jaren werkzaam is als veehouder. Uit de aard van het bewezen verklaarde feit kan niet anders volgen dan dat verdachte er niet op heeft toegezien, noch heeft bewerkstelligd dat op de locatie [vestigingsplaats 3] geen andere diergeneesmiddelen werden toegediend dan volgens het bedrijfsbehandelplan voor die locatie zonder overleg met de dierenarts op koppelniveau mochten worden ingezet. Zoals hiervoor is overwogen, behoorde Doxylin niet tot die middelen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het ten laste gelegde feit opzettelijk door verdachte is begaan.
Medeplegen
De rechtbank overweegt dat sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] . Verdachte was houder van de kalveren op verzoek van [medeverdachte 1] en hij hield zich aan een door [medeverdachte 1] opgesteld protocol over de verzorging van de kalveren, waarin een voerschema en het gebruik van medicatie is beschreven. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd.
Conclusie
Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, samen met een ander meermalen opzettelijk een diergeneesmiddel heeft toegepast in strijd met voorschriften en beperkingen als bedoeld in artikel 2.19, derde lid, onderdeel a, van de Wet dieren die zijn verbonden aan de vergunning die ten behoeve van dat diergeneesmiddel is verstrekt.