ECLI:NL:RBOVE:2024:1837

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 april 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
08.312952.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en verlaten plaats ongeval door bestuurder

Op 5 april 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 22-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 56 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, een taakstraf van 80 uren, en een ontzegging van zijn rijbewijs voor 10 maanden. De verdachte werd beschuldigd van een poging tot zware mishandeling door met zijn auto opzettelijk een fietser aan te rijden na een verbaal verkeersincident. Het incident vond plaats op 25 november 2023 in Almelo, waar de verdachte zijn auto naar rechts stuurde en de fietser van achteren aanreed, waardoor deze ten val kwam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, gezien de gevaarlijke situatie die hij creëerde door op de fietsstrook te rijden. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank achtte de verklaringen van getuigen en camerabeelden overtuigend. De verdachte verliet de plaats van het ongeval zonder zich om het slachtoffer te bekommeren, wat de ernst van zijn daden vergrootte. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn autisme, maar oordeelde dat de gepleegde feiten een onvoorwaardelijke straf rechtvaardigden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.312952.23 (P)
Datum vonnis: 5 april 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 maart 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. F. Tosun, advocaat in Zaandam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:heeft geprobeerd om [slachtoffer] zwaar te mishandelen door hem met de auto van achter aan te rijden (primair). Subsidiair is dit ten laste gelegd als mishandeling;
feit 2:de plaats van het ongeval heeft verlaten.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 25 november 2023 te Almelo
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
als bestuurder van een motorijtuig (personenauto), na een verbaal verkeersincident
met voornoemde [slachtoffer] (fietser), rijdend over de Zuiderstraat zijn
motorrijtuig naar rechts heeft gestuurd en/of gereden en/of (daarbij)
op/over de aldaar aanwezige suggestiestrook voor fietsers is gaan rijden, terwijl
voornoemde [slachtoffer] (fietser) zich al rijdend aldaar op voornoemde fietsstrook
bevond en/of (vervolgens)
op/tegen de achterzijde van de fiets van die [slachtoffer] is gereden en/of gebotst,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 november 2023 te Almelo
[slachtoffer] heeft mishandeld door
als bestuurder van een motorijtuig (personenauto),na een verbaal verkeersincident
met voornoemde [slachtoffer] (fietser),
rijdend over de Zuiderstraat zijn motorrijtuig naar rechts te sturen en/of te rijden
en/of (daarbij)
op/over de aldaar aanwezige suggestiestrook voor fietsers is gaan rijden, terwijl
voornoemde [slachtoffer] (fietser) zich al rijdend aldaar op voornoemde fietsstrook
bevond en/of (vervolgens)
op/tegen de achterzijde van de fiets van die [slachtoffer] is gereden en/of gebotst;
2
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was
geweest bij een verkeersongeval
dat had plaatsgevonden in Almelo op/aan de Zuiderstraat,
op of omstreeks 25 november 2023
de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een
ander (te weten [slachtoffer] )
letsel en/of schade was toegebracht.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat via het voorwaardelijk opzet feit 1 primair wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Ook feit 2 kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Aangever heeft in zijn aangifte aantoonbaar leugenachtig verklaard over het voorval met betrekking tot zijn eigen aandeel. Daarnaast moet de verklaring van getuige [getuige 1] als onbetrouwbaar terzijde worden geschoven. De overige onderzoeksbevindingen passen bij de verklaring die verdachte over het voorval heeft afgelegd, zodat geen sprake is van een aanrijding.
Indien de rechtbank tot de conclusie komt dat er toch sprake is van een aanrijding, stelt de verdediging zich op het standpunt dat verdachte niet opzettelijk is ingereden op aangever.
Indien de rechtbank van oordeel is dat er wel sprake is van een opzettelijke aanrijding, stelt de verdediging zich op het standpunt dat er geen sprake is van opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, zoals onder feit 1 primair is ten laste gelegd.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde onder feit 1 en het onder feit 2 ten laste gelegde refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank, indien de rechtbank van oordeel is dat sprake is van een opzettelijke aanrijding.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De betrouwbaarheid van de verklaring van de getuige [getuige 1]
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier en de behandeling ter terechtzitting niet is gebleken van enige aanwijzing voor twijfel aan de juistheid en de betrouwbaarheid van de verklaringen van de onafhankelijke getuige [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ). Naast het feit dat hij vrijwel direct na het incident een gedetailleerde verklaring heeft afgelegd die inhoudelijk overeenkomt met de verklaring die hij een aantal dagen later aanvullend heeft afgelegd waardoor zijn verklaring consistent is, vinden deze verklaringen ook steun in de verklaring van getuige [getuige 2] en in de camerabeelden van de Jumbo. Het enkele feit dat op deze camerabeelden niet alle waarnemingen te zien zijn, zoals [getuige 1] die heeft gedaan, maakt niet dat dat afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van diens verklaringen. De camera is immers bevestigd aan het pand van de Jumbo ter beveiliging van dat pand en de voorliggende parkeerplaats en niet om de verkeerssituatie op de Zuiderstraat – waar het incident heeft plaatsgevonden – in beeld te brengen. Het zicht op het incident op de camerabeelden wordt belemmerd door onder andere winkelend publiek, auto’s en betonnen pilaren op de parkeerplaats en het feit dat de camera dwars op de Zuiderstraat is gericht, terwijl [getuige 1] heeft verklaard dat hij vrij zicht had op het incident dat achter hem op de weg plaatsvond. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging en zal [getuige 1] verklaringen voor het bewijs gebruiken.
De redengevende feiten en omstandigheden
Op grond van het dossier en de behandeling ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte stond op 25 november 2023 ter hoogte van coffeeshop [coffeeshop] in een zijstraat van de Bornerbroeksestraat in Almelo geparkeerd. Daarbij stond hij met de achterkant van zijn auto op de fietsstrook op de Bornerbroeksestraat. [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) fietste daar op dat moment langs. Die gaf een klap achterop de kofferbak van de auto, stopte, stapte van zijn fiets en sprak verdachte aan. Verdachte stapte uit en daarop ontstond een woordenwisseling. Op een gegeven moment pakte [slachtoffer] zijn fiets en fietste weg in de richting van de kruising van de Zuiderstraat met de Burgemeester Raveslootsingel. Verdachte stapte weer in zijn auto en zodra de weg vrij was, reed hij weg in de richting van voornoemde kruising. Op de Zuiderstraat stuurde verdachte zijn auto naar rechts en reed over de fietsstrook waar op dat moment [slachtoffer] fietste. Die fiets reed verdachte van achteren aan, waardoor [slachtoffer] ten val is gekomen. Verdachte reed vervolgens weg, ondanks dat een omstander hem probeerde staande te houden.
Lezing verdachte
Voor de lezing van verdachte, inhoudende dat hij [slachtoffer] niet heeft aangereden, maar dat die zich achterover van de fiets heeft laten vallen, terwijl hij een soort wheelie maakte, biedt het dossier geen enkel aanknopingspunt en deze lezing wordt bovendien weersproken door de verklaring van getuige [getuige 1] en de camerabeelden.
Tussenconclusie
Gelet op voornoemde redengevende feiten en omstandigheden komt de rechtbank dan ook tot de tussenconclusie dat verdachte [slachtoffer] opzettelijk heeft aangereden.
Feit 1 primair (Voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel?
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, - zoals in casu op zwaar lichamelijk letsel – aanwezig is indien verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. Dat kan zich voordoen indien verdachte dusdanig gevaarlijk rijgedrag heeft vertoond, dat niet meer kan worden aangenomen dat een en ander wel goed zou aflopen.
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte – het onverhoeds op een drukke doorgaande weg met de door hem bestuurde auto naar rechts sturen, waarna hij de op de suggestiestrook voor fietsers fietsende [slachtoffer] heeft aangereden, die daardoor ten val is gekomen – naar hun uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht waren op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans op ernstig letsel heeft aanvaard. Gelet op het extreem gevaarzettende karakter van het handelen van verdachte, het met een auto inrijden op een fietser, is naar algemene ervaringsregels de kans aanmerkelijk dat daarvan zwaar lichamelijk letsel bij deze fietser het gevolg is. De hoogte van een fietser in verhouding tot de (in dit geval harde) ondergrond en de vaart waarmee een persoon fietst, maken immers dat een harde val kan volgen, waarvan het goed mogelijk is dat het slachtoffer die val niet kan voorkomen of kan opvangen. Daar komt bij dat fietsers onbeschermd en veel lichter zijn dan een auto en daardoor kwetsbare verkeersdeelnemers zijn. De kans op ernstige verwondingen van hoofd en lichaam aan de kant van het lichaam dat de grond raakt, is dan zonder meer aanmerkelijk. Dat niet vaststaat met welke snelheid verdachte [slachtoffer] heeft aangereden, zoals door de raadsvrouw is betoogd, doet hier niet aan af. Het verweer van de raadsvrouw wordt dan ook verworpen.
Gelet op het voorgaande had verdachte voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank acht de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling bewezen.
Feit 2
De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat verdachte [slachtoffer] opzettelijk heeft aangereden. Na deze aanrijding is verdachte doorgereden, ondanks het feit dat een omstander nog bij hem op het raam heeft geklopt, zonder anderen behoorlijk de gelegenheid te bieden zijn identiteit vast te stellen of deze zelf te geven. De rechtbank is daarbij van oordeel dat het, gelet op de aanrijding zelf en het feit dat een omstander bij hem op het raam klopte, niet anders kan dan dat verdachte heeft bemerkt dat deze aanrijding plaatsvond en op zijn minst moet hebben vermoed dat [slachtoffer] daarbij letsel had opgelopen en/of dat diens fiets zou zijn beschadigd. De rechtbank acht daarmee het feit wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair en het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 25 november 2023 te Almelo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen als bestuurder van een motorijtuig (personenauto), na een verbaal verkeersincident
met voornoemde [slachtoffer] (fietser), rijdend over de Zuiderstraat zijn motorrijtuig naar rechts heeft gestuurd en op/over de aldaar aanwezige suggestiestrook voor fietsers is gaan rijden, terwijl voornoemde [slachtoffer] (fietser) zich al rijdend aldaar op voornoemde fietsstrook bevond en vervolgens tegen de achterzijde van de fiets van die [slachtoffer] is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij, als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Almelo op/aan de Zuiderstraat, op 25 november 2023 de plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer] ) letsel en/of schade was toegebracht.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en in artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf:
poging tot zware mishandeling;
feit 2
het misdrijf:
overtreding van artikel 7 lid 1 WVW 1994.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, waarvan 57 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van de door de veroordeelde in voorarrest doorgebrachte tijd. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 10 maanden wordt opgelegd. Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd dat het geschorste bevel voorlopige hechtenis wordt opgeheven bij de uitspraak.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht was voor hem heel zwaar. Na zijn schorsing heeft verdachte tot op heden een enkelband, die hij eveneens als vrijheidsbeperking ervaart. Verdachte komt ook niet vaak meer buiten sinds het incident en hij rijdt ook geen auto meer. Zijn strafblad geeft ook geen aanleiding voor het opleggen van een hogere straf. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met het feit dat verdachte is gediagnosticeerd met autisme, hij beschikt sinds kort over een zogenaamde autipas. Alles overwegende verzoekt de raadsvrouw om aan verdachte een onvoorwaardelijke straf op te leggen, die gelijk is aan het voorarrest en daarnaast eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf met eventueel een taakstraf waarbij rekening kan worden gehouden met de beperking van verdachte.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door met zijn auto bewust het fietsende slachtoffer van achter aan te rijden. Die is als gevolg van deze aanrijding ten val gekomen. Het is daarbij niet de verdienste van verdachte geweest dat de gevolgen voor het slachtoffer niet vele malen ernstiger zijn. De aanleiding voor het handelen van verdachte was dat hij door het slachtoffer werd aangesproken, omdat verdachte zijn auto deels op het fietspad geparkeerd had. Dat dergelijk gedrag op de weg wordt vertoond, versterkt gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij. Verdachte heeft op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en heeft op geen enkele wijze rekening gehouden met wat zijn handelen teweeg kon brengen bij het slachtoffer. Bovendien is verdachte na de aanrijding direct weggereden zonder zich om het slachtoffer te bekommeren. Hij heeft zich daardoor onttrokken aan de verantwoordelijkheid die rust op een verkeersdeelnemer die een ongeluk veroorzaakt. De rechtbank rekent verdachte dit alles aan.
Wat betreft de strafmodaliteit en de hoogte daarvan heeft de rechtbank allereerst acht geslagen op de oriëntatiepunten die door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht zijn opgesteld. Daarbij heeft de rechtbank de categorie ‘inrijden op een persoon’ als bedreiging als uitgangspunt genomen. Daarbij is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden als uitgangspunt vastgesteld. De ernst van de gepleegde feiten rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank in beginsel ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Maar de rechtbank heeft tevens rekening te houden met de persoon van verdachte.
De rechtbank heeft allereerst acht geslagen op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 14 februari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, maar niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de over verdachte opgemaakte reclasseringsrapportages van 29 november 2023, 20 december 2023 en 6 februari 2024. Daaruit komt in onderling verband en samenhang bezien onder meer het volgende naar voren.
Verdachte komt uit een warm en betrokken gezin en krijgt ondersteuning waar nodig. Hij lijkt redelijk tot goed te functioneren op de diverse leefgebieden. Hierbij lijkt zijn familie een belangrijke rol te spelen. Verdachte is gediagnosticeerd met autisme, waardoor hij ook nog thuis woont. Verdachte is een hoogbegaafde jongeman die op meerdere gebieden een autodidact genoemd kan worden. Zo heeft hij zichzelf allerlei vaardigheden aangeleerd, zoals programmeren. Hij heeft een fotografisch geheugen en leert heel makkelijk. Hij runt een eigen bedrijf, een webshop. Ondanks zijn jonge leeftijd is hij bezig om een stabiele toekomst op te bouwen. Naast studeren en werken gaat verdachte graag sporten en vissen. Hij is veel bij en met zijn vriendin en brengt ook graag tijd door met zijn broertjes en vrienden.
De strafbare feiten en alles wat daaruit voortvloeit hebben impact op verdachte. Hij vindt het lastig om zijn leven zoals dat was voor zijn aanhouding weer op te pakken. Hij is veelal in huis, kan zich slecht concentreren en heeft moeite met slapen. Daardoor gaat het met zijn eigen bedrijf ook minder. Er zijn geen reclasseringsinterventies geïndiceerd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd dan de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een werkstraf van na te melden duur opleggen. Om verdachte er in de toekomst van te weerhouden zich nogmaals aan het plegen van (soortgelijke) strafbare feiten schuldig te maken, zal de rechtbank hem tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur opleggen. Nu verdachte zijn auto als wapen heeft ingezet, zal de rechtbank hem tevens een ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur opleggen.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 Sr en op de artikelen 176 en 179a Wegenverkeerswet 1994.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair
het misdrijf:
poging tot zware mishandeling;
feit 2
het misdrijf:
overtreding van artikel 7 lid 1 WVW 1994;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
90 (negentig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
56 (zesenvijftig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
80 (tachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen;
-
ontzegtverdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
10 (tien) maanden;
opheffing geschorste bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.H. Heijink, voorzitter, mr. R.G.J. Gehring en
mr. H.J. Berends, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 5 april 2024.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer Walrus/ON1R023084. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feiten 1 en 2
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 28 november 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever op pagina 18 e.v.
Ik doe aangifte van de plaats van het ongeval verlaten door de voor mij onbekende bestuurder, zonder dat hij of zij op enigerlei wijze zijn of haar identiteit of die van zijn of haar voertuig aan mij kenbaar heeft gemaakt.
Op zaterdag 25 november 2023 omstreeks 17:00 uur, was ik op mijn fiets onderweg van huis richting de Turkse supermarkt aan de [adres 2] om vlees te halen voor het avondeten. Toen ik met mijn fiets langs coffeeshop [coffeeshop] fietste, zag ik dat er een grijze Audi op de fietsstrook geparkeerd stond. Ik heb aangegeven aan de bestuurder dat hij de auto niet normaal geparkeerd had staan, waarop er een woordenwisseling ontstond. Na deze woordenwisseling ben ik verder gefietst richting de Turkse supermarkt aan de [adres 2] . Toen ik iets voorbij restaurant Istanbul aan de Zuiderstraat fietste, voelde ik dat ik van achteren werd aangereden. Ik voelde dat het voorwiel van mijn fiets omhoog ging, en voordat ik het wist klapte ik met mijn achterhoofd op straat.
Ik heb nu schaafwonden aan mijn linker pols, veel pijn aan mijn nek met uitstraling
richting mijn rug. En ik heb veel hoofdpijn. Ik ga vanavond naar de eerste hulp, dit omdat ik net heb overgegeven, ik denk dat ik een hersenschudding heb. Degene die betrokken is geweest bij het genoemde verkeersongeval of door wiens gedraging dit verkeersongeval is veroorzaakt, heeft de plaats van het verkeersongeval verlaten.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 5 december 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige op pagina 29.
Op zaterdag 25 november 2023 rond 17:00 uur reed ik in de auto. Ik reed over de Bornerbroeksestraat in Almelo. Deze weg gaat over in de Zuiderstraat en ik reed richting de verkeerslichten van de kruising Zuiderstraat met de Burgemeester Raveslootsingel. Ik reed op de rijstrook voor rechts af. Ik stond vooraan voor het rode verkeerslicht te wachten.
Ik zag in mijn spiegels een auto aan komen rijden. Ik had vrij zicht naar achteren want er stonden geen andere auto's achter mij stil. De betreffende auto was de eerste die achter mij aan kwam rijden. Ik zag dat deze auto helemaal rechts reed over de fietsstrook. Ik zag dat de auto naast de fietser reed en dat de fietser geen ruimte had. De bestuurder stuurde naar rechts in op de fietser en raakte deze fietser van achteren. De auto raakte de fietser met de rechtervoorzijde. Ik zag dat de fietser door de aanrijding op de grond viel.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] van 25 november 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige op pagina 34.
Op zaterdag 25 november 2023 rond 17:00 uur fietste ik op de Zuiderstraat. Ik zag dat een man op de grond lag met de fiets. Hij riep dat hij was aangereden en wees naar een auto. Ik ben naar die auto toegelopen naar de bestuurderskant. Ik klopte op het raam en de bestuurder keek mij ook aan. Ik zag de auto vervolgens snel wegrijden.
Het proces-verbaal van bevindingen betreffende onderzoek camerabeelden van 27 november 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van de verbalisant op pagina 49 e.v.
Op zaterdag 25 november 2023 tussen 17.00 uur en 17.05 uur vond er op de Zuiderstraat te Almelo een aanrijding plaats tussen een Audi S5 coupé voorzien van kenteken [kenteken] en een fietser. De plek van de aanrijding is recht tegenover de aldaar gelegen Jumbo die gelegen is aan de Bornebroeksestraat te Almelo.
Verder is te zien dat het buiten donker is en dat het druk met verkeer is. Verder zijn er veel mensen op straat.
[afbeelding]
Op 25-11-2023 om 17.05 .37 uur komt de fietser in beeld. De fietser fietst in de richting van de kruising. Op 25-11-2023 om 17.05.38 uur is te zien dat een voertuig in beeld komt achter de fietser aan. Op 25-11-2023 om 17.05.39 uur is te zien dat het voertuig de fietser schept. Te zien is dat de fietser een stukje omhoog komt en vervolgens op de grond terecht komt. Het voertuig rijdt vervolgens langzamer door dan hoe het kwam aanrijden en stopt een stuk verder pas. 25 seconden later rijdt het voertuig weg.