ECLI:NL:RBOVE:2024:1824

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 april 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
10971806 \ CV EXPL 24-924
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot doorbetaling van loon en wedertewerkstelling na beëindiging arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft eiser 1, werkzaam op basis van een oproepcontract voor eiser 2, een kort geding aangespannen om doorbetaling van haar loon en wedertewerkstelling te vorderen. Op 16 januari 2024 vond er een gesprek plaats tussen partijen, waarna eiser 1 stelde dat de arbeidsovereenkomst was beëindigd door eiser 2, terwijl eiser 2 betoogde dat eiser 1 zelf had opgezegd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst niet door eiser 1 is opgezegd, maar dat deze nog steeds voortduurt. De kantonrechter heeft de vordering van eiser 1 tot doorbetaling van het loon en wedertewerkstelling toegewezen, met inachtneming van de wettelijke verhoging en rente. Eiser 2 is veroordeeld in de proceskosten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10971806 \ CV EXPL 24-924
Vonnis in kort geding van 5 april 2024
in de zaak van
[eiser 1],
wonend in [woonplaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser 1],
gemachtigde: mr. G. Hendriks,
tegen
[eiser 2], h.o.d.n.
[bedrijf],
wonend te [woonplaats 2],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser 2],
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 12 maart 2024 met 8 producties
  • de mondelinge behandeling van 29 maart 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is een datum vastgesteld voor het vonnis.

2.Samenvatting

2.1.
[eiser 1] heeft op basis van een oproepcontract gewerkt voor [eiser 2]. Op 16januari 2024 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen partijen, waarna er geen uitvoering meer is gegeven aan de arbeidsovereenkomst. Partijen wijzen allebei de ander aan als degene die de arbeidsovereenkomst heeft beëindigd. [eiser 1] wil met deze procedure bewerkstelligen dat zij haar loon krijgt doorbetaald en dat zij weer wordt toegelaten tot het werk.
2.2.
De kantonrechter wijst de vordering toe. De kantonrechter legt die beslissing hierna uit.

3.Wat is er voorafgegaan aan deze zaak?

3.1.
[eiser 1] is op 11 april 2023 op oproepbasis in dienst getreden bij [eiser 2] in de functie van zonneconsulente. De arbeidsovereenkomst duurde tot en met 17 november 2023. Het salaris van [eiser 1] is € 12,91 bruto per uur, inclusief vakantiegeld en inclusief een vergoeding voor de opbouw van vakantiedagen.
3.2.
Op 17 november 2023 is de arbeidsovereenkomst tussen partijen verlengd.
3.3.
Op 16 januari 2024 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [eiser 1] en [eiser 2]. Naar aanleiding van dat gesprek is er geen verdere uitvoering gegeven aan de arbeidsovereenkomst.
3.4.
Op 17 januari 2024 heeft whatsapp-correspondentie plaatsgevonden tussen [eiser 1] en [eiser 2]. [eiser 1] schreef:
‘Goedemorgen sorry dat ik gisteren verder dicht klapte ik ben er nog steeds in shock van, wel heel erg bedankt voor alles. Jammer dat ik niet in de groep paste, zelf dacht ik daar anders over. Ik heb het altijd heel leuk gehad met iedereen + de klanten (:’
[eiser 2] heeft dezelfde dag daar als volgt op gereageerd:
‘Goedemorgen [eiser 1], geeft helemaal niks. Kan het me goed voorstellen. Voor mij is het ook lastig, maar de tijd zal het leren of ik er goed aan gedaan heb. Nogmaals bedankt voor je inzet en veel succes verder.’
3.5.
De gemachtigde van [eiser 1] heeft bij [eiser 2] aangedrongen op loondoorbetalingen. [eiser 2] heeft toegezegd dat [eiser 1] na een goed gesprek weer mocht komen werken, maar tot een gesprek tussen partijen is het niet gekomen.

4.Het geschil

4.1.
[eiser 1] vordert – samengevat – dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [eiser 2] veroordeelt om:
1. aan [eiser 1] het loon door te betalen van:
a. primair: € 1.771,83 bruto per maand, inclusief vakantiegeld en vakantiedagen, dan wel;
b. subsidiair: € 1.412,62 bruto per maand, inclusief vakantiegeld en vakantiedagen;
te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
2. [eiser 1] binnen 48 uur na betekening van het vonnis toe te laten tot het werk en haar in staat te stellen haar gebruikelijke werkzaamheden te verrichten, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag, met een maximum van € 25.000,00;
3. aan [eiser 1] de proceskosten te betalen, de rente daarover en de nakosten.
4.2.
[eiser 2] voert verweer.
4.3.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover van belang voor de beoordeling van dit geschil, verder ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Voor een kort gedingprocedure is vereist dat sprake is van een spoedeisend belang. Dat betekent dat het voor [eiser 1] belangrijk is dat er snel een beslissing wordt genomen op haar vordering. In deze zaak gaat het om de doorbetaling van het loon van [eiser 1]. Zo’n loonvordering is – vanwege de aard ervan – spoedeisend. De vordering van [eiser 1] kan daarom in een kort geding procedure worden behandeld.
5.2.
Tussen partijen staat vast dat [eiser 2] na het gesprek op 16 januari 2024 niet meer heeft gewerkt. Onduidelijk is wat er die dag precies is gebeurd. Volgens [eiser 1] heeft zij te horen gekregen dat zij niet meer in het team paste en dat zij daarom niet meer bij [eiser 2] kon blijven werken. [eiser 1] heeft daarop aangegeven dat zij dan maar moest vertrekken en heeft op verzoek van [eiser 2] de sleutels ingeleverd. Dat [eiser 2] degene is die de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd, blijkt ook wel uit het whatsapp-gesprek de dag erna, aldus [eiser 1].
5.3.
Volgens [eiser 2] heeft [eiser 1] de arbeidsovereenkomst zelf beëindigd. Het gesprek op 16 januari 2024 was een functioneringsgesprek, waarbij [eiser 1] zelf heeft gezegd: ‘Dan ga ik wel weg.’ Het later gezonden whatsapp-bericht moet zo worden uitgelegd dat [eiser 2] hiermee bedoelde dat zij het woord van de andere werknemers boven dat van [eiser 1] had gesteld en dat de juistheid daarvan later zou moeten blijken, aldus [eiser 2].
5.4.
De kantonrechter stelt voorop dat de manier waarop een arbeidsovereenkomst tot een einde komt aan regels is gebonden. Partijen zijn het er wel over eens dat de arbeidsovereenkomst tot een einde is gekomen, maar wijzen allebei de wederpartij aan als degene die de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd. [eiser 2] heeft uitdrukkelijk aangevoerd dat [eiser 1] de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd. Daarmee erkent zij dat van een opzegging met wederzijds goedvinden of van een ontslag op staande voet geen sprake is. Overigens bieden de stellingen van [eiser 2] of de stukken in het dossier ook geen enkel ander aanknopingspunt dat de arbeidsovereenkomst op die wijze is geëindigd. Dit betekent dat alleen moet worden beoordeeld of de arbeidsovereenkomst is geëindigd door opzegging door [eiser 1].
5.5.
De kantonrechter is voorshands van oordeel dat de arbeidsovereenkomst niet door [eiser 1] is opgezegd. Het kan voorkomen dat een werknemer in een emotionele toestand zegt dat hij niet verder wil met zijn werkgever. De gestelde uitlating ‘Dan ga ik wel weg’, die overigens is betwist door [eiser 1], moet vooralsnog als een dergelijke uitlating worden aangemerkt. Volgens vaste rechtspraak mag de werkgever, [eiser 2], er niet te snel van uitgaan dat de werknemer, [eiser 1], hiermee daadwerkelijk de weloverwogen bedoeling heeft om de arbeidsovereenkomst op te zeggen. Mocht al komen vast te staan dat [eiser 1] tegen [eiser 2] heeft gezegd dat zij wegwilde, dan had [eiser 2] moeten nagaan of [eiser 1] haar arbeidsovereenkomst daadwerkelijk wilde opzeggen. Dat [eiser 2] dit is nagegaan, is niet gesteld of gebleken. Uit het later toegezonden whatsapp-bericht van [eiser 1] volgt juist het tegendeel: [eiser 1] vindt het jammer dat zij niet in het team paste en denkt daar zelf anders over. Bij deze stand van zaken is de kantonrechter vooralsnog van oordeel dat er geen sprake is van een opzegging door [eiser 1]. Dat brengt mee dat de arbeidsovereenkomst nog steeds voortduurt en dat [eiser 2] gehouden is tot doorbetaling van het loon. Daaraan kan niet in de weg staan dat [eiser 2] vanaf medio februari 2024 voorstellen tot werkhervatting heeft gedaan. Die zijn, gelet op de overgelegde correspondentie en op hetgeen partijen daarover op zitting naar voren hebben gebracht, immers steeds gedaan onder voorwaarden waarmee [eiser 1] niet akkoord hoefde te gaan.
5.6.
Gesteld en niet weersproken is dat [eiser 1] volgens een vast rooster werkte. De primaire vordering is op basis van die werkroosters berekend. De kantonrechter wijst ten aanzien van het loon dan ook de primaire vordering toe.
5.7.
Omdat het loon niet tijdig is betaald, is [eiser 2] de wettelijke verhoging en de wettelijke rente verschuldigd. Gelet op het geschil tussen partijen en de omstandigheid dat partijen inmiddels hebben afgesproken dat [eiser 1] weer zal starten met werken, is de kantonrechter van oordeel dat er aanleiding is om de wettelijke verhoging te matigen tot maximaal 25%.
5.8.
Ten aanzien van de vordering tot wedertewerkstelling geldt dat gesteld noch gebleken is dat er geen werk is voor [eiser 1]. De vordering is dan ook toewijsbaar. Als goed werkgeefster is [eiser 2] gehouden dat werk aan te bieden. Daaraan kan niet in de weg staan de door [eiser 1] uitgesproken wens dat na vier weken wordt bekeken of zij weer volgens haar oude rooster kan werken. Dat is niet meer dan een wens. Wel wordt overwogen dat [eiser 1] op grond van de arbeidsovereenkomst dat recht (om volgens haar oude rooster te werken) niet heeft. In de arbeidsovereenkomst is immers in artikel 2 onder a bepaald dat de tijdstippen waarop de werkzaamheden worden verricht kunnen plaatsvinden op elke dag van de week. De dwangsom zal worden beperkt tot € 100,00 per dag met een maximum van € 12.000,00.
5.9.
[eiser 2] zal, als de partij die in het ongelijk is gesteld, worden veroordeeld in de kosten van de procedure, tot en met vandaag aan de kant van [eiser 1] begroot op:
  • griffierecht € 87,00
  • salaris gemachtigde € 543,00
  • nakosten
Totaal: € 765,00.
Aangezien de kosten voor de dagvaarding niet bekend zijn, komen die voor rekening van [eiser 1] zelf.
5.10.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [eiser 2] om aan [eiser 1] het loon te betalen van € 1.771,83 bruto per maand, gerekend vanaf 16 januari 2024 tot de dag waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW voor zover [eiser 2] met tijdige betaling in gebreke is, een en ander conform de berekening als bedoeld in artikel 7:625 lid 1 BW en gemaximeerd tot 25%, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, gerekend vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarover het salaris is verschuldigd tot de dag van volledige betaling;
6.2.
veroordeelt [eiser 2] om [eiser 1] binnen 48 uur na betekening van het vonnis toe te laten tot het werk en haar in staat te stellen om haar gebruikelijke werkzaamheden te verrichten, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag, met een maximum van € 12.000,00;
6.3.
veroordeelt [eiser 2] in de kosten van de procedure, tot en met vandaag aan de kant van [eiser 1] begroot op € 765,00, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser 2] niet binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C.M. Manders en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2024. (SvW)