ECLI:NL:RBOVE:2024:1798

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
C/08/24/50 R
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot wettelijke schuldsaneringsregeling met eerdere ingangsdatum

Op 2 april 2024 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling. De verzoekster, die in financiële problemen verkeert, heeft verzocht om de schuldsaneringsregeling op haar van toepassing te verklaren en om een eerdere ingangsdatum te bepalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekster voldoet aan de voorwaarden voor de schuldsaneringsregeling, waaronder het feit dat zij in de afgelopen drie jaar te goeder trouw is geweest met betrekking tot haar schuldenlast. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat de verzoekster geen afdrachtcapaciteit heeft, maar wel heeft gespaard voor haar schuldeisers conform de NVVK-norm. De rechtbank heeft het verzoek om de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling te vervroegen naar 2 november 2023 toegewezen, vijf maanden eerder dan de datum van de uitspraak. Dit betekent dat de verzoekster vanaf die datum onder de bescherming van de schuldsaneringsregeling valt, en dat de beslagen die op haar goederen zijn gelegd van rechtswege komen te vervallen. De rechtbank heeft mr. S.J.S. Groeneveld - Koekkoek benoemd tot rechter-commissaris en de vergoeding voor de bewindvoerder voorlopig vastgesteld. De uitspraak is gedaan in het kader van de nieuwe wetgeving die op 1 juli 2023 in werking is getreden, die de doorstroom van gemeentelijke schuldhulpverlening naar de wettelijke schuldsaneringsregeling vergemakkelijkt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht - Schuldsanering
Zittingsplaats Almelo
insolventienummer: C/08/24/50 R
uitspraakdatum: 2 april 2024
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, op het verzoek van:
[verzoekster], wonende te [woonplaats]
,
verzoekster, hierna te noemen: [verzoekster].
Ten aanzien van de goederen van [verzoekster] is op 15 april 2021 een onderbewindstelling uitgesproken, met benoeming van [bewindvoerder 1], handelende onder de naam [bewindvoerder 1] te [vestigingsplaats] tot (beschermings)bewindvoerder.

Het procesverloop

[verzoekster] heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 25 maart 2024. [verzoekster] en de heer [bewindvoerder 1] (beschermingsbewindvoerder) zijn ter zitting verschenen.

De beoordeling

[verzoekster] heeft verzocht de wettelijke schuldsaneringsregeling op haar van toepassing te verklaren en heeft tevens verzocht te bepalen dat de looptijd van de schuldsanering start op 2 november 2023, zijnde vijf maanden eerder.
De rechtbank zal eerst het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling en vervolgens het verzoek betreffende de eerdere ingangsdatum behandelen.
Ten aanzien van het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling overweegt de rechtbank als volgt. Het verzoekschrift voldoet aan de daaraan gestelde eisen. [verzoekster] verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen, dan wel dat redelijkerwijs is te voorzien dat zij niet zal kunnen voortgaan met betaling van haar schulden. Voorts heeft [verzoekster] voldoende aannemelijk gemaakt dat zij ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van haar schuldenlast in de drie jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest. Tevens heeft [verzoekster] voldoende aannemelijk gemaakt dat zij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
Ten aanzien van het verzoek om te bepalen dat de ingangsdatum van de termijn van de schuldsaneringsregeling vóór de datum van toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling ligt, overweegt de rechtbank als volgt.
Op 1 juli 2023 is de Wet verbetering doorstroom van de gemeentelijke schuldhulpverlening naar de wettelijke schuldsaneringsregeling natuurlijke personen in werking getreden. Als gevolg van inwerkingtreding van vorengenoemde wet is onder andere artikel 349a lid 1 Faillissementswet aangepast, in die zin dat nu is bepaald dat de termijn van de schuldsaneringsregeling anderhalf jaar bedraagt te rekenen van de dag van de uitspraak tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling, dan wel van de dag waarop de eerste aflossing is gedaan in het kader van de buitengerechtelijke schuldregeling als bedoeld in artikel 285 eerde lid onder f Faillissementswet, indien die dag eerder is gelegen.
[verzoekster] heeft aangevoerd dat zij vanaf november 2023 tot april 2024 – in totaal vijf maanden – maximaal heeft afgedragen ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers.
[verzoekster] ontvangt een WIA-uitkering, zodat er geen inspanningsplicht in de zin van het verwerven en behouden van betaalde arbeid meer op haar rust.
[verzoekster] heeft aangevoerd dat zij in totaal een bedrag ad € 247,80 heeft gespaard ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers. Volgens de overgelegde inkomensspecificatie ontvangt [verzoekster] een bedrag ad € 1.126,28 per maand aan WIA-uitkering. Uit de VTLB-berekening volgt dat [verzoekster] een vrij te laten bedrag heeft ad € 1.357,99. Dit betekent dat [verzoekster] conform de regels van de wettelijke schuldsaneringsregeling geen afdrachtcapaciteit heeft, omdat het vrij te laten bedrag hoger is dan het inkomen. Ondanks dat [verzoekster] niet beschikt over afdrachtcapaciteit – conform de regels van de wettelijke schuldsaneringsregeling – heeft [verzoekster] gespaard voor de gezamenlijke schuldeisers. [verzoekster] heeft toegelicht dat zij heeft afgedragen conform de NVVK-norm ad € 49,56 per maand. Op basis van onder andere een overzicht van afgedragen bedragen, concludeert de rechtbank dat er van november 2023 tot april 2024 – in totaal vijf maanden (5 x € 49,56 =
€ 247,80) – maximaal is afgedragen c.q. gespaard voor de gezamenlijke schuldeisers.
De rechtbank is op grond van vorenstaande van oordeel dat de ingangsdatum van de termijn van de schuldsaneringsregeling conform artikel 349a lid 1 Faillissementswet op 2 november 2023 – zijnde vijf maanden eerder dan 2 april 2024 – moet worden bepaald, waartoe de rechtbank hierna zal overgaan.
Tenslotte overweegt de rechtbank dat door de toepassing van de schuldsaneringsregeling de ten laste van [verzoekster] gelegde beslagen van rechtswege komen te vervallen.

De beslissing

De rechtbank:
- spreekt de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoekster]
geboren op [geboortedatum]-1984 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats];
- benoemt tot rechter-commissaris mr. S.J.S. Groeneveld - Koekkoek,
en tot bewindvoerder [bewindvoerder 2],
[adres]
;
- geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de schuldenares gerichte brieven en telegrammen;
- stelt de vergoeding voor de bewindvoerder gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling voorlopig vast op de bedragen zoals bepaald in het op 1 januari 2024 in werking getreden Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering, en brengt deze bedragen ten laste van de boedel;
- bepaalt dat de bewindvoerder - bij wijze van voorschot - van deze vergoeding gemiddeld per maand een bedrag mag opnemen van maximaal het maandbedrag van het looptijdafhankelijke deel, te vermeerderen met 1/18 van het looptijdonafhankelijke deel, een en ander vanaf de maand waarin de toepassing van de schuldsaneringsregeling van kracht is (een gedeelte van een maand daaronder begrepen) en uitsluitend wanneer het saldo op de ten behoeve van de schuldsaneringsregeling geopende bankrekening dit toelaat;
- Bepaalt op grond van artikel 349a lid 1 Faillissementswet dat de ingangsdatum van de termijn van de schuldsaneringsregeling 2 november 2023 is.
Gewezen te Almelo door mr. M.M. Verhoeven, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 april 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.