Uitspraak
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 18 maart 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
Rechtbank Overijssel
In deze kortgedingprocedure vordert de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) een verhoging van de dwangsom die eerder door de kantonrechter was opgelegd aan de gedaagde partij, een B.V. die transportwerkzaamheden verricht. De zaak is een vervolg op een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel, waarin de kantonrechter had vastgesteld dat de gedaagde partij verplicht was om de cao Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen na te leven. De kantonrechter had bepaald dat de gedaagde een dwangsom van € 1.000,00 per dag moest betalen, met een maximum van € 50.000,00, indien niet aan deze verplichtingen werd voldaan. FNV stelt dat het maximumbedrag aan dwangsommen inmiddels is bereikt en dat de opgelegde dwangsom onvoldoende prikkel biedt voor de gedaagde om aan de cao te voldoen. Daarom vordert FNV in deze kortgedingprocedure een verhoging van de dwangsom naar € 10.000,00 per dag, met een maximum van € 500.000,00.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de eerder opgelegde dwangsom inderdaad onvoldoende prikkel heeft geboden en heeft de dwangsom verhoogd naar € 2.500,00 per dag, met een maximum van € 200.000,00. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij niet heeft aangetoond dat zij aan de verplichtingen uit de cao heeft voldaan en dat er onvoldoende bewijs is geleverd dat de gedaagde partij in staat is om aan de eerdere veroordelingen te voldoen. De voorzieningenrechter heeft ook de proceskosten toegewezen aan FNV, die in het ongelijk is gesteld.