ECLI:NL:RBOVE:2024:1727

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
05.134038.22, 08.017018.21 (tul) en 08-337020-21 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en kinderporno met betrekking tot minderjarige zus

Op 2 april 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel en het bezitten en verspreiden van kinderporno. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan mensenhandel met betrekking tot zijn minderjarige zusje, geboren in 2006, en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk. Daarnaast is er een taakstraf van 240 uren opgelegd en is de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde werkstraf van 60 uren bevolen. De verdachte heeft op 19 maart 2024 bekend dat hij zijn zusje heeft aangemoedigd om prostitutiewerkzaamheden te verrichten, waarbij hij financieel voordeel heeft getrokken uit haar seksuele handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een medeverdachte, op 10 februari 2022 een seksafspraak voor zijn zusje heeft geregeld, wat heeft geleid tot ernstige inbreuken op haar geestelijke en lichamelijke integriteit. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het tweede ten laste gelegde feit, namelijk het bezitten en verspreiden van kinderporno, omdat er onvoldoende bewijs was. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, het strafrechtelijk verleden van de verdachte en de noodzaak van behandeling en begeleiding.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 05.134038.22, 08.017018.21 (tul) en 08-337020-21 (tul) (P)
Datum vonnis: 2 april 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2003 in [geboorteplaats 1],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 maart 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J.C. Stam, advocaat in Borne, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich, al dan niet samen met een ander, schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1:mensenhandel jegens zijn minderjarige zusje, [slachtoffer];
feit 2:het bezitten en verspreiden van kinderporno.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 10 februari 2022 te Zwolle en/of Zutphen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, te weten [slachtoffer], geboren op [geboortedatum 2] 2006,
- ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer] (telkens) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van seksuele handelingen (sub 5)
- opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die [slachtoffer] met en/of voor een derde tegen betaling (sub 8), immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- contact gevoerd en/of onderhouden met (een) (potentiële) (prostitutie)klant(en)
en/of (een) seksafspraak/afspraken geregeld van/voor die [slachtoffer] en/of
die [slachtoffer] in contact gebracht met (een) (prostitutie)klant(en) en/of
- contact gevoerd en/of onderhouden met die [slachtoffer] over het verrichten
van sekswerk en/of maken van seksueel getinte foto’s/filmpjes (al dan niet) tegen
betaling en/of
- die [slachtoffer] (delen van) opbrengsten van haar prostitutiewerkzaamheden

af laten staan aan verdachte en/of zijn mededader(s) terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt (lid 3 sub 2);

2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 juli 2022 tot en met 20 oktober 2022 te Zwolle en/of Zutphen, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal
een of meer afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken heeft verspreid en/of in bezit gehad welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven – bestonden uit:
het met de/een hand/vingers betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt ([bestandsnaam 1])
en/of
het met de/een hand/vingers betasten en/of aanraken van het (eigen) geslachtsdeel en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
([bestandsnaam 2])
([bestandsnaam 3])
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon poseert in een omgeving en/of in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij haar leeftijd past en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van haar kleding ontdoet en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de uitsnede van de foto's /film(s) nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel van deze persoon in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
([bestandsnaam 2])
([bestandsnaam 3]).

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegd requisitoir, op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 2 ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het “maken van seksueel getinte foto’s/filmpjes al dan niet tegen betaling’ moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van de bewezenverklaring van de overige ten laste gelegde gedragingen heeft de raadsman geen opmerkingen gemaakt.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit:
Verdachte heeft het onder 1 ten laste gelegde op de terechtzitting van 19 maart 2024 bekend.
Gelet hierop is er ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde gedragingen sprake van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming in de bijlage van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte ook seksueel getinte foto’s of filmpjes van zijn minderjarige zusje heeft gemaakt dan wel dat hij hierbij op een andere wijze betrokken is geweest. De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging daarom vrijspreken.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit:
Met de officier van justitie en de raadsman van verdachte acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen wat aan verdachte onder 2 ten laste is gelegd. Het dossier bevat onvoldoende bewijs dat verdachte de ten laste gelegde kinderpornografische afbeeldingen in bezit heeft gehad of verspreid. Gelet hierop zal de rechtbank verdachte van het onder 2 ten laste gelegde feit vrijspreken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 10 februari 2022 te Zwolle en Zutphen, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer], geboren op [geboortedatum 2] 2006,
- ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer] (telkens) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en zijn mededader wisten dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van seksuele handelingen (sub 5)
- opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die [slachtoffer] met een derde tegen betaling (sub 8), immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader
- contact gevoerd en/of onderhouden met (een) (potentiële) (prostitutie)klant(en)
en een seksafspraak geregeld voor die [slachtoffer] en die [slachtoffer] in contact gebracht met een prostitutieklant en
- contact gevoerd en/of onderhouden met die [slachtoffer] over het verrichten
van sekswerk en
- die [slachtoffer] (delen van) opbrengsten van haar prostitutiewerkzaamheden
af laten staan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt (lid 3 sub 2).
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
het misdrijf:
mensenhandel, terwijl de persoon ten aanzien van wie de in artikel 273f, eerste lid onder 5º en 8º van het Wetboek van Strafrecht omschreven feiten worden gepleegd de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt en het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd. Daarnaast heeft de officier van justitie een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, primair verzocht om het adolescentenstrafrecht toe te passen.
Subsidiair heeft de raadsman bepleit om te volstaan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis en dat daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd, en dat daarnaast een forse taakstraf wordt opgelegd. De raadsman heeft hierbij gewezen op de omstandigheden dat verdachte ten tijde van het voorval 18 jaar en drie maanden oud was, dat verdachte een belast verleden heeft, dat hij goed is ingebed binnen de zorg en dat hij een goede behandelrelatie heeft. Opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou dit allemaal doorkruisen en is volgens de raadsman daarom ongewenst.
Verder heeft de raadsman verzocht om rekening te houden met het tijdsverloop in deze zaak en met artikel 63 Sr.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel. Hij heeft zijn toentertijd vijftienjarige zusje prostitutiewerkzaamheden laten verrichten om er zelf financieel beter van te worden. Hij heeft haar niet behoed voor dit werk, maar hij heeft haar juist aangemoedigd en geholpen. Verdachte heeft samen met zijn toenmalige vriendin, medeverdachte [medeverdachte], op 10 februari 2022 een seksafspraak voor zijn zusje geregeld. Verdachte en [medeverdachte] zijn die dag met een volwassen klant in diens auto naar Zutphen gereden en hebben het zusje van verdachte daar opgehaald. Vervolgens zijn zij samen naar Zwolle gereden en daar heeft het zusje seks met deze volwassen man op een parkeerplaats bij een tankstation gehad. Het zusje heeft een deel van het geld dat zij daarvoor kreeg van de man aan verdachte en [medeverdachte] afgestaan.
Verdachte heeft zich hierbij laten leiden door puur winstbejag voor zichzelf en heeft geen enkele rekening gehouden met de gevolgen van zijn handelen voor de geestelijke en lichamelijke (en seksuele) integriteit van zijn kwetsbare zusje, waar op grove wijze inbreuk op is gemaakt. Dat zijn zusje niet onwelwillend tegenover de seksafspraak stond, doet hier niets aan af. Zij had als kind te weinig inzicht en ervaring om de gevolgen van haar keuze te kunnen overzien en artikel 273f biedt in lid 1 onder 5º Sr hier juist bescherming voor.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dit soort feiten vaak – vroeg of laat – in hun leven ernstige psychische schade van dergelijke gebeurtenissen ondervinden. Dat heeft verdachte er niet van weerhouden dit strafbare feit te plegen. Daarnaast schokken dit soort feiten de rechtsorde in ernstige mate.
De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Het volwassenenstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van het strafbare feit achttien jaar en drie maanden oud, zodat in beginsel het volwassenenstrafrecht van toepassing is. Op grond van artikel 77c Sr is het mogelijk om bij jongvolwassenen tussen de 18 en 23 jaar af te wijken van die hoofdregel en toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht. De persoonlijkheid van een verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan moeten daarvoor dan aanleiding geven.
De rechtbank ziet geen aanleiding om in de zaak van verdachte het jeugdstrafrecht toe te passen, zoals de raadsman heeft bepleit. Naar het oordeel van de rechtbank zijn hier onvoldoende aanwijzingen voor. De rechtbank heeft hierbij gelet op de inhoud van het reclasseringsadvies van 5 maart 2024 waaruit blijkt dat verdachte de gevolgen van zijn handelen weliswaar slecht kan inschatten, hij zijn gedrag slecht kan organiseren en impulsief handelt, maar dat er nagenoeg geen pedagogische mogelijkheden zijn. Bovendien is verdachte al eerder veroordeeld onder het volwassenstrafrecht en is vanuit het eerder opgelegde jeugdreclasseringstoezicht toentertijd aangegeven dat het jeugdstrafrecht niet langer aansluit bij verdachte.
De rechtbank heeft verder gelet op de door reclasseringswerker A. Kulk ter zitting gegeven aanvulling op het rapport. Zij heeft verklaard dat er geen sprake meer is van een pedagogische insteek en dat de focus niet ligt op de thuissituatie, maar vooral op wonen, werken en behandeling ligt.
Gelet hierop ziet de rechtbank aanleiding om het volwassenstrafrecht toe te passen. De door de raadsman ter zitting naar voren gebrachte omstandigheden doen aan dit oordeel niet af.
Strafmodaliteit en strafmaat
Het hierboven overwogene leidt tot de conclusie dat verdachte zonder meer een gevangenisstraf toekomt. Een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is noodzakelijk omdat de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, zijn niet aanwezig.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de inhoud van het uittreksel justitiële documentatie van 29 februari 2024 waaruit blijkt dat verdachte in 2021 en 2022 is veroordeeld voor geweldsdelicten. Hierdoor is sprake van een geweld gerelateerd delictpatroon.
Gelet op het bepaalde in artikel 63 Sr heeft de rechtbank bij de strafoplegging ook rekening gehouden met de straffen die verdachte reeds bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland op 12 mei 2022 ter zake van mishandeling en bedreiging, en bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 4 november 2022 ter zake van bedreiging, mishandeling en belediging van politieambtenaren is opgelegd.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging verder rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze onder meer blijken uit de inhoud van het hiervoor genoemde reclasseringsadvies van 5 maart 2024. Hieruit blijkt dat verdachte een belast verleden heeft en dat hij op 15 jarige leeftijd uit huis is geplaatst door jeugdzorg. Er zijn problemen op de leefgebieden psychosociaal functioneren, houding, relatie partner, gezin en familie en middelengebruik.
Het ontbreekt verdachte aan adequate copingvaardigheden om met stressvolle situaties om te gaan en conflicten te hanteren. Verder ontbreekt het bij verdachte aan zelfinzicht en inzicht in de gevolgen van zijn handelen. Daarnaast heeft hij problemen met impulsbeheersing en agressieregulatie en dit heeft meermaals geleid tot grensoverschrijdend gedrag.
In de zaak met parketnummer 08.337020-21 is als bijzondere voorwaarden al reclasseringstoezicht opgelegd met onder meer een ambulante behandeling en woonbegeleiding. Verdachte woont sinds 11 oktober 2022 in een appartement van de zorginstelling Juvenile Overcoming Trouble (JOT) in [plaats]. Hij ontvangt daar begeleiding en volgt dagbesteding. Verdachte is op 17 november 2022 onder bewind gesteld en hij is inmiddels ook een behandeling gestart bij Transfore, de forensische polikliniek in [plaats]. Hij werkt aan het vergroten van probleeminzicht en het aanleren van vaardigheden voor emotieregulatie. Ook is geprobeerd te werken aan traumabehandeling.
De reclassering schat het recidiverisico in als hoog. Om het recidiverisico verder te beperken ziet de reclassering voldoende aanknopingspunten voor het opstellen van een passend plan van aanpak. Om het recidiverisico te beïnvloeden is volgens de reclassering het aanbrengen van structuur middels begeleid wonen en bewindvoering noodzakelijk. Ook is het noodzakelijk dat de reeds ingezette behandeling bij de forensische polikliniek verder zal worden toegespitst op de emotie- en agressieregulatie problematiek. Daarnaast zal delictanalyse het inzicht in zijn (delict) gedrag kunnen vergroten. Verder is het van belang om zicht te krijgen op het middelengebruik. Ook is controle hierop noodzakelijk.
Volgens de reclassering zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf onwenselijk zijn, omdat verdachte al geruime tijd is ingebed binnen de zorg. Bij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal deze zorg onderbroken worden en zal verdachte opnieuw moeten worden aangemeld bij de verschillende zorginstellingen en is de kans reëel dat de zorg niet direct aansluit op de detentieperiode.
De reclassering adviseert daarom een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, ambulante behandeling door Transfore, beschermd wonen, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, meewerken aan middelencontrole, meewerken aan behandeling gericht op middelengebruik, openheid geven over sociale contacten en een contactverbod met medeverdachte [medeverdachte] en met het slachtoffer [slachtoffer].
De rechtbank neemt het advies voor wat betreft de op te leggen bijzondere voorwaarden van de deskundige op de in het rapport genoemde gronden over en maakt het oordeel van de deskundige tot de hare.
De voorlopige hechtenis is op 2 december 2022 geschorst. Verdachte heeft vier dagen vast gezeten en hij is dus al bijna anderhalf jaar op vrije voeten. De rechtbank houdt rekening met dit tijdsverloop. Sindsdien heeft verdachte ook geen strafbare feiten gepleegd. De rechtbank neemt verder in aanmerking dat verdachte uiteindelijk grotendeels opening van zaken heeft gegeven en dat hij spijt heeft betuigd. Verder heeft de rechtbank er oog voor dat de samenleving er baat bij heeft dat verdachte behandeld en begeleid wordt.
Anders dan door de raadsman is bepleit, is de rechtbank desondanks van oordeel dat niet kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis. Hoewel de noodzakelijke behandeling en begeleiding van verdachte bij de oplegging van een vrijheidsstraf mogelijk enige tijd onderbroken moet worden, en een
vrijheidsstraf mogelijk ook andere negatieve gevolgen voor de stabiele leefsituatie van verdachte kan hebben, is de rechtbank gezien de ernst van het gepleegde feit, en ook vanuit het oogpunt van vergelding en generale preventie, van oordeel dat in onderhavig geval niet anders op het bewezen verklaarde feit kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die langer duurt dan de tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Alles afwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf, inclusief de bijzondere voorwaarden, passend en geboden.
De rechtbank is van oordeel dat de op grond van artikel 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar moeten zijn, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van één of meer personen.
6.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de op de beslaglijst vermelde telefoons verbeurd moeten worden verklaard.
De raadsman heeft bepleit dat de teruggave van deze telefoons aan verdachte moet worden gelast.
De rechtbank is van oordeel dat de twee op de beslaglijst vermelde telefoons (een Samsung en een Xiaomi) moeten worden verbeurdverklaard, omdat het voorwerpen betreffen die aan verdachte toebehoren en het voorwerpen betreffen met behulp van welke het onder 1 ten laste gelegde feit is begaan of voorbereid.

7.De vorderingen tot tenuitvoerlegging

Ten aanzien van de vordering met parketnummer 08.017018.21:
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel van 23 september 2021, te weten een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie, geheel ten uitvoer zal worden gelegd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet verzet tegen toewijzing van de vordering.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen, nu is gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van een nieuw strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ten aanzien van de vordering met parketnummer 08-337020-21:
7.4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter in Zutphen van 12 mei 2022, te weten een gevangenisstraf van 3 weken, geheel ten uitvoer zal worden gelegd.
7.5
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft om afwijzing van de vordering verzocht, omdat verdachte van het hem onder 2 ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken en feit 1 niet in de proeftijd is gepleegd.
7.6
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden afgewezen. Nu verdachte van het onder 2 ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken, is niet gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van een nieuw strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b en 14c, 22c, 22d, 33, 33a en 63 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1, het misdrijf:
mensenhandel, terwijl de persoon ten aanzien van wie de in artikel 273f, eerste lid onder 5º en 8º van het Wetboek van Strafrecht omschreven feiten worden gepleegd de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt en het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
Verdachte meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met verdachte opnemen voor de eerste afspraak;
Ambulante behandeling
Verdachte laat zich ambulant behandelen door de forensische polikliniek Transfore. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Ook als deze behandeling een agressie-regulatie training inhoudt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
Beschermd wonen, begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Verdachte verblijft in een instelling voor beschermd wonen, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld;
Meewerken aan middelencontrole
Verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
Meewerken aan behandeling gericht op middelengebruik indien geïndiceerd
Verdachte laat zich, indien geïndiceerd, ambulant behandelen door Tactus Verslavingszorg of een ander geïndiceerde instelling gericht op zijn middelengebruik. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
Verdachte geeft openheid over zijn sociale contacten
Verdachte geeft openheid over zijn sociale contacten;
Contactverbod
Verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met medeverdachte [medeverdachte] geboren op [geboortedatum 3]-2002 te [geboorteplaats 2] en slachtoffer [slachtoffer] geboren op [geboortedatum 2]-2006 te [geboorteplaats 3] zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. Mogelijk dat gedurende het reclasseringstoezicht toegewerkt kan worden naar geleidelijk contactherstel, indien verdachte en het slachtoffer meewerken aan begeleiding vanuit een systeemtherapeut of anderszins begeleiding gericht op het contactherstel. De reclassering zal hierop toezien.
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- beveelt dat de op grond van artikel 14c Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart verbeurd de in beslag genomen Samsung telefoon en Xiaomi telefoon;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08.017018.21
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel van 23 september 2021 voorwaardelijk opgelegde
werkstrafvoor de duur van
60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende jeugddetentie;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08-337020-21
-
wijstde vordering
af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J. de Jong, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. M. ter Riet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 2 april 2024.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer ONRCC22005/BAMAKO. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal ter terechtzitting van 19 maart 2024, inhoudende de door verdachte afgelegde bekennende verklaring;
2. Het proces-verbaal bevindingen van 21 november 2022, pagina’s 461 tot en met 492, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 1], inclusief de daarbij gevoegde bijlagen;
3. Het (aanvullend) proces-verbaal bevindingen van 5 december 2023, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] met betrekking tot het door hen op die datum met [slachtoffer] gevoerde gesprek;
4. Het (aanvullend) proces-verbaal bevindingen van 22 december 2023, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] met betrekking tot het door hen op 20 december 2023 met [slachtoffer] gevoerde gesprek;
5. Het door de rechter-commissaris in strafzaken in de rechtbank Overijssel in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] van 1 augustus 2024.