ECLI:NL:RBOVE:2024:1726

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
C/08/310017 / KG ZA 24-30
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over medewerking aan overdracht van de voormalige echtelijke woning tussen ex-echtgenoten

In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, gaat het om een kort geding tussen twee ex-echtgenoten over de overdracht en levering van hun voormalige echtelijke woning. De eiser stelt dat de gedaagde ten onrechte weigert mee te werken aan de overdracht, zoals vastgelegd in een eerdere beschikking van de rechtbank. De voorzieningenrechter heeft op 27 maart 2024 geoordeeld dat de gedaagde inderdaad haar medewerking moet verlenen aan de overdracht van de woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde in een eerdere beschikking is veroordeeld tot het verlenen van haar medewerking aan de toebedeling van de woning aan de eiser. De eiser heeft zijn verplichtingen uit de beschikking nagekomen, en de gedaagde kan haar medewerking niet weigeren op basis van niet-nakoming van andere afspraken die niet in de beschikking zijn opgenomen. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de eiser toegewezen en de gedaagde veroordeeld om binnen een week mee te werken aan de ondertekening van de benodigde notariële akte(n). Tevens is de eiser gemachtigd om, bij gebreke van medewerking van de gedaagde, de benodigde akte(n) mede namens haar op te stellen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten dragen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/310017 / KG ZA 24-30
Vonnis in kort geding van 27 maart 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
advocaat: mr. M.A. Knobben te Nijverdal,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.De zaak in het kort

1.1.
Deze zaak betreft een kort geding tussen twee ex-echtgenoten over de overdracht en levering van de voormalige echtelijke woning. Volgens [eiser] weigert [gedaagde] ten onrechte mee te werken aan die overdracht en levering.
1.2.
De voorzieningenrechter zal hierna tot het oordeel komen dat [gedaagde] inderdaad ten onrechte haar medewerking weigert en zal de vorderingen van [eiser] toewijzen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de mondelinge behandeling van 13 maart 2024.
2.2.
Hierna is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Bij beschikking van 17 juni 2022 (hierna te noemen: de beschikking) is de echtscheiding tussen hen uitgesproken.
3.2.
In de beschikking is – op basis van tussen partijen gemaakte afspraken – bepaald dat de echtelijke woning aan de [adres] (hierna te noemen: de woning) aan de man wordt toebedeeld.
3.3.
[gedaagde] is in de beschikking veroordeeld tot het verlenen van haar volledige medewerking “om de toebedeling en de tenaamstelling van de woning aan de man te bespoedigen”.
3.4.
[eiser] is in de beschikking veroordeeld om wegens overbedeling een bedrag van € 22.500,00 aan [gedaagde] te voldoen. Daarbij is bepaald dat hij binnen veertien dagen na inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand een bedrag van
€ 4.000,00 ineens dient te betalen en dat hij daarna maandelijks een bedrag van € 200,00 dient te betalen.
3.5.
Partijen hebben op 18 oktober 2022 een overeenkomst gesloten waarin vermeld staat dat [eiser] het bedrag van € 4.000,00 in juli 2022 heeft betaald en dat [eiser] zal starten met de maandelijkse betalingen van € 200,00 nadat de woning op zijn naam staat en [gedaagde] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheek is ontslagen.
3.6.
[eiser] heeft op 8 januari 2024 een offerte ondertekend voor de verstrekking van een hypothecaire lening ten behoeve van de woning.
3.7.
[gedaagde] heeft een in januari 2024 geplande afspraak bij de notaris tot ondertekening van de voor de overdracht en levering van de woning benodigde notariële akte(n) afgezegd.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert – samengevat – om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. [gedaagde] te veroordelen haar medewerking te verlenen aan de tenuitvoerlegging van de beschikking, in die zin dat zij binnen een week na dit vonnis samen met [eiser] naar de notaris gaat om samen de benodigde notariële akte(n) te ondertekenen;
II. bij gebreke van de vereiste medewerking van [gedaagde] [eiser] op grond van artikel 3:299 lid 1 BW te machtigen om mede namens [gedaagde] de voor de overdracht en levering van (het aandeel van [gedaagde] in) de woning vereiste notariële akte(n) te laten opstellen;
III. te bepalen dat dit vonnis, voor zover dit betrekking heeft op de overdracht en levering van de woning, op grond van artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats zal treden van de medewerking van [gedaagde] aan de benodigde notariële akte(n), indien het notariskantoor partijen heeft uitgenodigd ter ondertekening van die akte(n) en [gedaagde] niet uiterlijk op het door de notaris vastgestelde tijdstip heeft meegewerkt aan de ondertekening daarvan;
IV. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure, de nakosten daaronder begrepen.
4.2.
[gedaagde] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
[eiser] is dit kort geding gestart om kort gezegd te bereiken dat [gedaagde] meewerkt aan de overdracht en levering van (haar deel van) de woning aan [eiser]. Volgens [eiser] mag van [gedaagde] namelijk medewerking worden verwacht aan de tenuitvoerlegging van de beschikking, die inmiddels onherroepelijk is geworden, en weigert zij ten onrechte die medewerking.
5.2.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de stellingen van [eiser] en is overigens ook niet door [gedaagde] weersproken.
5.3.
Volgens de advocaat van [eiser] heeft de advocaat van [gedaagde] – mr. Swennen, die [gedaagde] niet in deze procedure heeft bijgestaan – aan hem meegedeeld dat de dagvaarding niet juist is betekend en dat zij daarom geen verweerstukken zou indienen.
5.4.
De voorzieningenrechter constateert dat in de dagvaarding vermeld staat dat deze is betekend aan mr. Swennen in persoon, op het woonadres van [gedaagde]. Dit klopt hoogstwaarschijnlijk niet en duidt erop dat de dagvaarding niet juist is betekend. Deze onjuiste betekening heeft echter geen juridische gevolgen. [gedaagde] is namelijk ter zitting verschenen en heeft in persoon verweer gevoerd tegen de vorderingen van [eiser]. Dit betekent dat zij door de onjuiste betekening niet in haar belangen is geschaad.
5.5.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat zij pas aan de overdracht van (haar deel van) de woning wil meewerken, indien [eiser] al zijn afspraken nakomt. Zij doelt dan met name op de afspraak die partijen zouden hebben gemaakt naar aanleiding van de tuchtzaak die zij hebben gevoerd tegen een dierenarts in verband met de dood van hun pups. Volgens [gedaagde] hebben partijen afgesproken dat zij een eventuele schadevergoeding die de dierenarts moest betalen met elkaar zouden verrekenen en dat [gedaagde] over de uitkomst van de tuchtzaak op de hoogte zou worden gehouden, maar heeft zij daar nooit iets over gehoord. [eiser] betwist dat hij uit hoofde van de betreffende procedure nog een bedrag aan [gedaagde] verschuldigd is en wijst erop dat in de beschikking niets over die procedure vermeld staat, terwijl deze al vóór de echtscheiding speelde.
5.6.
De voorzieningenrechter beschikt niet over voldoende gegevens om vast te kunnen stellen wat partijen precies met elkaar hebben afgesproken over de (uitkomst van de) tuchtzaak en of [gedaagde] in verband daarmee eventueel nog geld van [eiser] tegoed heeft. Indien dit laatste het geval is, had het voor de hand gelegen dat die vordering was meegenomen in de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. In de beschikking staat hier echter niets over vermeld. Wat hier echter ook van zij, [gedaagde] kan haar medewerking aan de overdracht en levering van de woning naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet weigeren omdat [eiser] zijn afspraken niet zou zijn nagekomen. Partijen hebben namelijk afgesproken dat de woning aan [eiser] wordt toebedeeld en [gedaagde] is in de beschikking onvoorwaardelijk veroordeeld tot het verlenen van haar volledige medewerking om die toebedeling te bespoedigen.
5.7.
Voor zover [gedaagde] nog altijd van mening is dat zij haar medewerking kan weigeren op grond van de stelling dat [eiser] de in de beschikking vermelde verplichting tot betaling van € 200,00 per maand niet is nagekomen, geldt dat dit betoog gelet op het voorgaande en gelet op de tussen partijen op 18 oktober 2022 gesloten overeenkomst ook niet slaagt.
5.8.
De conclusie is dan ook dat de vorderingen van [eiser] zullen worden toegewezen.
5.9.
Omdat partijen ex-echtgenoten zijn, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat partijen ieder hun eigen kosten dragen. Voor een proceskostenveroordeling van [gedaagde], zoals [eiser] heeft gevorderd, ziet de voorzieningenrechter in de gegeven omstandigheden onvoldoende aanleiding.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om haar medewerking te verlenen aan de tenuitvoerlegging van de beschikking van de rechtbank Overijssel van 17 juni 2022 (zaaknummer C/08/273555 / ES RK 21-6654) in die zin dat zij binnen één week na heden samen met [eiser] naar Smalbraak Notarissen te Deventer gaat om samen de benodigde notariële akte(n) te ondertekenen;
6.2.
machtigt [eiser] op grond van artikel 3:299 lid 1 BW bij gebreke van de vereiste medewerking van [gedaagde] om mede namens [gedaagde] de voor de overdracht en levering van (het aandeel van [gedaagde] in) het onroerend goed aan het adres [adres] vereiste notariële akte(n) te laten opstellen;
6.3.
bepaalt dat dit vonnis, voor zover dit betrekking heeft op de overdracht en levering van (het aandeel van [gedaagde] in) het onroerend goed aan het adres [adres] in de plaats zal treden van de medewerking van [gedaagde] aan de notariële akte(n) die noodzakelijk is/zijn voor de levering en overdracht van (het aandeel van [gedaagde] in) voornoemd onroerend goed in de zin van artikel 3:300 lid 2 BW indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- Smalbraak Notariskantoor partijen heeft uitgenodigd de benodigde akte(n) van levering/verdeling op dat kantoor te ondertekenen waarvoor het notariskantoor een tijdstip heeft vastgesteld en voor dit tijdstip een ontwerp van die akte(n) heeft toegezonden;
- [gedaagde] niet uiterlijk op het door de notaris vastgestelde tijdstip heeft meegewerkt aan de ondertekening van de benodigde akte(n);
6.4.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in de zin dat partijen ieder hun eigen kosten dragen;
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door D.N.R. Wegerif en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2024.