ECLI:NL:RBOVE:2024:1723

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
10944527 \ CV EXPL 24-732
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering en aanmelding bij bedrijfsarts in kort geding tussen werknemer en werkgever

In deze zaak heeft eiseres, werkzaam als vakkracht in de horeca bij gedaagde, een kort geding aangespannen om haar achterstallige loon te vorderen en om gedaagde te verplichten haar aan te melden bij de bedrijfsarts. Eiseres heeft sinds 4 december 2023 ziekteverlof, maar gedaagde heeft haar niet aangemeld bij de bedrijfsarts en heeft ook het loon niet volledig betaald vanwege financiële problemen. Gedaagde heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering van eiseres. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van een spoedeisend belang, gezien de aard van de loonvordering. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres toegewezen, waarbij gedaagde is veroordeeld tot betaling van het achterstallige loon, de wettelijke verhoging, en de buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast is gedaagde verplicht om salarisspecificaties te verstrekken en eiseres op te laten roepen door een bedrijfsarts. De kantonrechter heeft de dwangsom voor de aanmelding bij de bedrijfsarts vastgesteld op € 50,00 per dag, met een maximum van € 5.000,00. De proceskosten zijn eveneens voor gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10944527 \ CV EXPL 24-732
Vonnis in kort geding van 28 maart 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonend in [woonplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres],
gemachtigde: mr. B. Graveth,
tegen
de besloten vennootschap
[gedaagde] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
verschenen bij de heer [naam].

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 februari 2024
  • de akte eiswijziging, tevens vermeerdering van eis
  • de mondelinge behandeling van 14 maart 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is een datum vastgesteld voor het vonnis.

2.Samenvatting

2.1.
[eiseres] werkt als vakkracht in de horeca bij [gedaagde]. Zij heeft niet haar volledige loon gekregen, omdat [gedaagde] financieel niet in staat is om het loon te betalen. [eiseres] is vanaf 4 december 2023 ziek. [gedaagde] heeft haar niet aangemeld bij de bedrijfsarts. Met deze procedure wil [eiseres] bewerkstelligen dat zij haar loon ontvangt en dat [gedaagde] haar aanmeldt bij de bedrijfsarts.
2.2.
[gedaagde] voert geen verweer. De kantonrechter wijst de vordering toe.

3.Wat is er voorafgegaan aan deze zaak?

3.1.
[eiseres] is op 21 augustus 2023 in dienst getreden bij [gedaagde] in de functie van ‘vakkracht horeca’. Zij heeft toen een arbeidsovereenkomst gekregen voor de duur van één jaar. [eiseres] werkt gemiddeld 20 uren per week. Het salaris van [eiseres] is € 1.177,79 bruto, exclusief 8% vakantiegeld.
3.2.
Vanaf november 2023 heeft [gedaagde] het loon niet meer betaald als gevolg van liquiditeitsproblemen.
3.3.
[eiseres] heeft zich op 4 december ziekgemeld. [gedaagde] heeft de ziekmelding niet doorgegeven aan het UWV en heeft ook geen bedrijfsarts ingeschakeld.

4.Het geschil

4.1.
[eiseres] vordert – samengevat en na wijziging en vermeerdering van haar eis – dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt om:
aan [eiseres] de loonstroken te verstrekken over februari en maart 2024, op straffe van een dwangsom;
[eiseres] te laten oproepen door een bedrijfsarts, op straffe van een dwangsom;
aan [eiseres] te betalen:
a. een bedrag van € 7.632,08 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente en te verminderen met een bedrag van € 2.794,99 netto;
b. een bedrag van € 1.177,79 bruto per maand, gerekend vanaf 1 februari 2024 tot en met het einde van het dienstverband, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
4. aan [eiseres] de wettelijke verhoging te betalen over het achterstallige loon onder 3a;
5. aan [eiseres] de buitengerechtelijke kosten te betalen van € 889,48;
6. aan [eiseres] de nakosten te betalen;
7. aan [eiseres] de proceskosten en de beslagkosten te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
[gedaagde] heeft de vordering erkend.

5.De beoordeling

5.1.
Voor een kort gedingprocedure is vereist dat sprake is van een spoedeisend belang. Dat betekent dat het voor [eiseres] belangrijk is dat er snel een beslissing wordt genomen op haar vordering. In deze zaak gaat het om de doorbetaling van het loon van [eiseres]. Zo’n loonvordering is – vanwege de aard ervan – spoedeisend. De vordering van [eiseres] kan daarom in een kort geding procedure worden behandeld.
Salaris
5.2.
[eiseres] vraagt in deze procedure doorbetaling van haar loon tot aan het einde van haar dienstverband. Tot en met januari 2024 heeft [eiseres] dit bedrag berekend op € 7.632,08 bruto, inclusief vakantiegeld, te verminderen met € 2.794,99 netto, omdat zij dat bedrag al heeft ontvangen. [gedaagde] heeft tijdens de zitting laten weten dat het klopt dat er vanaf november 2023 geen loon meer is betaald. [gedaagde] heeft financiële problemen en kan daarom niet meer aan de loonbetalingsverplichting voldoen. [gedaagde] wil de onderneming verkopen en is daarover in onderhandeling met een andere partij, maar de overname is nog niet rond.
5.3.
Omdat [gedaagde] erkend heeft dat het loon niet is betaald, zal de vordering van [eiseres] worden toegewezen. De kantonrechter heeft geconstateerd dat in de berekening van [eiseres] (punt 14 van de dagvaarding) een rekenfout zit. Het brutoloon over de periode van augustus tot en met november 2023 bedraagt € 6.349,82. Inclusief vakantiegeld gaat het om € 6.857,81. Een deel daarvan is betaald, namelijk € 2.794,99 netto. Dat deel ziet op het loon over de periode van augustus tot en met oktober. Door desondanks brutoloon te vorderen over de gehele periode en daarop een nettobedrag in mindering te brengen, maakt [eiseres] de vordering nodeloos ingewikkeld, mede gelet op de wettelijke verhoging en de buitengerechtelijke incassokosten die daarover berekend worden. De kantonrechter zal het loon toewijzen over de periode dat [gedaagde] gestopt is met betalen, te weten: november, december en januari. Het achterstallige loon bedraagt dan € 3.816,04. [1] De wettelijke rente zal worden toegewezen, steeds vanaf de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarover het salaris is verschuldigd.
5.4.
[gedaagde] zal ook worden veroordeeld tot verdere betaling van het loon vanaf februari 2024 tot aan het einde van het dienstverband, eveneens met de wettelijke rente vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarover het salaris is verschuldigd.
Wettelijke verhoging
5.5.
[eiseres] heeft aanspraak gemaakt op de wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW. Daartegen is geen afzonderlijk verweer gevoerd. De kantonrechter wijst deze vordering toe. Dat betekent dat [gedaagde] over het achterstallige loon van € 3.816,04 een bedrag van € 1.908,02 bruto verschuldigd is aan wettelijke verhoging. Dat bedrag zal worden toegewezen. De kantonrechter ziet geen aanleiding om de wettelijke verhoging te matigen, aangezien [eiseres] al maanden geen salaris meer krijgt en de directeur-grootaandeelhouder van [gedaagde] zonder met haar over het uitblijven van haar loon te communiceren – met achterlating van zijn kennelijk zieltogende onderneming bij zijn zoon – naar het buitenland is vertrokken. Gelet op deze handelwijze is voor matiging geen plaats.
5.6.
De wettelijke verhoging over het salaris van februari 2024 en de maanden daarna, tot het einde van het dienstverband, zal eveneens worden toegewezen, voor zover de betaling niet tijdig heeft plaatsgevonden en waarbij rekening moet worden gehouden met de berekeningsmethode uit artikel 7:625 BW.
Salarisspecificaties
5.7.
[eiseres] heeft verder gevorderd dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot het verstrekken van salarisspecificaties over februari en maart 2024. Tijdens de zitting is gebleken dat [gedaagde] de specificatie van februari 2024 inmiddels ook heeft verstrekt. De verplichting tot het verstrekken van salarisspecificaties volgt uit de wet. De kantonrechter zal de vordering daarom toewijzen, met dien verstande dat [gedaagde] de salarisspecificatie over maart 2024 pas hoeft te verstrekken als de loonvordering over die maand opeisbaar is geworden. De kantonrechter ziet geen aanleiding om een dwangsom aan deze veroordeling te verbinden, omdat [gedaagde] tot nu toe – zij het iets vertraagd – wel steeds de salarisspecificaties heeft verstrekt.
Bedrijfsarts
5.8.
[eiseres] heeft verder gevorderd dat [gedaagde] wordt veroordeeld om [eiseres] te laten oproepen door een bedrijfsarts die vervolgens een probleemanalyse opstelt naar aanleiding van een consult, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag met een maximum van € 25.000,00. [gedaagde] heeft ter zitting uitgelegd dat de bedrijfsarts niet is ingeschakeld in verband met de kosten daarvan. Dat [gedaagde] die kosten niet kan betalen, komt echter voor rekening en risico van [gedaagde]. [gedaagde] is namelijk als werkgever verplicht om bij verzuim de bedrijfsarts in te schakelen. De vordering van [eiseres] zal dan ook worden toegewezen. De dwangsom, waartegen [gedaagde] wel verweer heeft gevoerd in verband met de hoogte daarvan, zal worden vastgesteld op € 50,00 per dag met een maximum van € 5.000,00.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.9.
[gedaagde] heeft geen afzonderlijk verweer gevoerd tegen de buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat er buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht en zal de vordering daarom toewijzen, maar wel tot een lager bedrag dan gevorderd. [eiseres] heeft de buitengerechtelijke incassokosten berekend over het verschuldigde loon over de periode augustus 2023 tot en met januari 2024, maar daarvan is een deel (augustus tot en met oktober 2023) betaald. De buitengerechtelijke incassokosten zijn daarom gemaakt ter inning van het loon over de periode november 2023 tot en met januari 2024. De incassokosten zullen daarom over dit bedrag, te vermeerderen met vakantietoeslag en de wettelijke verhoging, worden berekend. [2] Het toe te wijzen bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is daarmee € 661,20.
Proceskosten, nakosten en beslagkosten
5.10.
[gedaagde] is de partij die in het ongelijk is gesteld. Zij zal daarom worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Die kosten worden vastgesteld op:
  • kosten voor de dagvaarding € 139,42
  • salaris gemachtigde € 543,00
  • beslagkosten (inclusief griffierecht)
Totaal: € 1.382,26.
5.11.
De hiervoor genoemde beslagkosten worden berekend op € 699,84, omdat de deurwaarderskosten € 379,84 bedragen en het in rekening gebrachte griffierecht voor het beslagrekest € 320,00 bedroeg. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
5.12.
De nakosten worden vastgesteld op € 135,00, te vermeerderen met de kosten van betekening als er betekening van het vonnis plaatsvindt.
6. De beslissing
De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen:
  • een bedrag van € 3.816,04 aan achterstallig loon over de periode november 2023, december 2023 en januari 2024, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, gerekend vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarover het salaris is verschuldigd tot de dag van volledige betaling;
  • de wettelijke verhoging van € 1.908,02 bruto;
  • het salaris van € 1.177,79 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag, te rekenen vanaf 1 februari 2024 tot de dag waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW voor zover [gedaagde] met tijdige betaling in gebreke is, een en ander conform de berekening als bedoeld in artikel 7:625 lid 1 BW en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, gerekend vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarover het salaris is verschuldigd tot de dag van volledige betaling;
  • de buitengerechtelijke incassokosten van € 661,20;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een deugdelijke salarisspecificatie over de maand maart 2024 te verstrekken, binnen een week nadat het salaris over maart 2024 opeisbaar is geworden;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] om [eiseres] binnen zes weken na betekening van het vonnis op te laten roepen voor een bedrijfsarts ter vaststelling van een probleemanalyse, op straffe van een dwangsom van € 50,00 per dag met een maximum van € 5.000,00 in het geval [gedaagde] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen;
6.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.382,26, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, gerekend vanaf veertien dagen na betekening van het vonnis tot aan de dag van volledige betaling;
6.5.
veroordeelt [gedaagde] in de nakosten van € 135,00, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
6.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koene en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2024. (SvW)

Voetnoten

1.3 maanden × € 1.177,79 × 1,08 (vakantietoeslag) = € 3.816,04.
2.€ 3.816,04 (salaris + vakantiegeld) + € 1.908,02 (50% wettelijke verhoging) = € 5.724,06.