Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.[gedaagde 1],
2.
[gedaagde 2] B.V.,
1.De procedure
- de conclusie van antwoord van [gedaagde 1]
- de brief van 23 november 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de mondelinge behandeling van 13 februari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.De beslissing samengevat
3.De feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
- i) zij met [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aannemingsovereenkomsten heeft gesloten, uit hoofde waarvan zij aan [gedaagde 2] verschillende bedragen heeft voldaan;
- ii) [gedaagde 1] en [gedaagde 2] (ernstig) te kort zijn geschoten in hun verplichtingen uit deze overeenkomsten;
- iii) zij deze overeenkomsten buitengerechtelijk (gedeeltelijk) heeft ontbonden;
- iv) [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de door [eiser] betaalde bedragen (al dan niet in de als ontbindingsschade) moet terugbetalen.
- i) zij aan [gedaagde 2] uit hoofde van de overeenkomst die is neergelegd in de als productie 3 bij dagvaarding in het geding is gebrachte offerte een bedrag heeft voldaan van € 13.431,97,
- ii) zij deze overeenkomst (gedeeltelijk) heeft ontbonden, zodat ongedaanmakingsverbintenissen ontstaan en
- iii) [gedaagde 2] uit hoofde daarvan gehouden aan [eiser] een bedrag van € 6.798,90 inclusief btw verschuldigd is.