3.1Verzoeker heeft het volgende aan zijn schriftelijke verzoek ten grondslag gelegd. Door het verloop van de strafzaak, de (ambtshalve) beslissingen van de rechtbank en de onbegrijpelijke en/of onvoldoende motivering daarvan is de schijn van partijdigheid gewekt en heeft verzoeker zijn vertrouwen in een objectieve behandeling van zijn zaak verloren. Verzoeker heeft daartoe de volgende punten aangevoerd:
De rechtbank heeft ter terechtzitting van 7 september 2023, ambtshalve, besloten [naam] te laten horen als getuige. Dat kan geen ander doel hebben dan de verklaring bruikbaar te maken voor een veroordeling van verzoeker.
De rechtbank heeft ter terechtzitting van 14 december 2023, ambtshalve het verzoek aan het Openbaar Ministerie gedaan om enkel de mediaberichten gedeeld door politie en Opsporing Verzocht in te brengen in het dossier. Het verzoek om uitbreiding van deze opdracht met internationale mediaberichten is afgewezen. Dit kan niet anders worden gezien dan als een poging om het verweer van de verdediging te ondergraven.
De rechtbank heeft ter terechtzitting van 14 december 2023, ambtshalve een getuige-deskundige aangesteld om onderzoek te doen naar de betrouwbaarheid van de herkenning door [naam]. Gelet op de overduidelijk valse herkenning wekt dit de schijn van vooringenomenheid.
De volgende punten gaan over beslissingen van de rechtbank genomen ter terechtzitting van 12 maart 2024:
4. Het verzoek van de verdediging om het verhoor van [naam] verbatim uit te werken is door de rechtbank ongemotiveerd afgewezen.
5. Het verzoek van de verdediging om bij de autoriteiten op de Dominicaanse republiek de ontbrekende beelden van de scooterrijders op te vragen, is door de rechtbank afgewezen, met als enige motivering de stand van het onderzoek.
6. De rechtbank heeft het verzoek tot het horen van een drietal getuigen afgewezen omdat de noodzaak niet zou zijn onderbouwd, terwijl het verzoek uitgebreid was gemotiveerd door de verdediging.
7. De rechtbank gaat bij herhaling niet in op de door de verdediging aangeboden zekerheidstelling.
8. De rechtbank is niet tegemoetgekomen aan het verzoek van de verdediging om de zaak van verzoeker ook uit te roepen tijdens de strafzaak tegen de medeverdachte, terwijl dat vice versa wel is gebeurd.
9. De bejegening/houding van de voorzitter jegens de advocaat van verzoeker geeft aanleiding te denken dat zij op voorhand al haar gedachten over verzoeker heeft bepaald.