ECLI:NL:RBOVE:2024:162

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 januari 2024
Publicatiedatum
10 januari 2024
Zaaknummer
10847730 \ CV EXPL 23-4955
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van loon en wettelijke verhogingen in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 9 januari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser, werkzaam als meubelmaker bij De Interieurbouwers B.V., en zijn werkgever, De Interieurbouwers B.V. Eiser vorderde betaling van zijn loon over de maanden oktober en november 2023, dat niet tijdig was betaald. De gedaagde partij, De Interieurbouwers, was niet verschenen op de zitting, waardoor verstek werd verleend. Eiser heeft op 29 december 2023 de dagvaarding met producties aan De Interieurbouwers laten betekenen, en de mondelinge behandeling vond plaats op 9 januari 2024.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de wettelijke vereisten voor de betekening van de dagvaarding zijn nageleefd. Eiser heeft tijdens de zitting toegelicht dat het loon over de maanden november en december 2023 inmiddels is betaald, en heeft zijn vordering dienovereenkomstig verminderd. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van het toekomstige loon afgewezen, omdat dit nog niet opeisbaar was. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van de wettelijke verhogingen van 38% over het loon van oktober 2023 en 34% over het loon van november 2023 toegewezen, evenals de wettelijke rente over het loon van november 2023.

De proceskosten zijn vastgesteld op € 747,42, en De Interieurbouwers is veroordeeld in deze kosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de kantonrechter M.J.C.M. Manders op 9 januari 2024.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10847730 \ CV EXPL 23-4955
Vonnis in kort geding van 9 januari 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. H.J.A. van Dijk,
tegen
DE INTERIEURBOUWERS B.V.,
gevestigd te Hardenberg,
gedaagde partij,
hierna te noemen: De Interieurbouwers,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
[eiser] heeft op 29 december 2023 de dagvaarding met producties aan De Interieurbouwers laten betekenen. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 januari 2024. Namens [eiser] is alleen zijn gemachtigde, mr. Van Dijk, verschenen. Namens De Interieurbouwers is niemand verschenen, tegen haar is verstek verleend. Van de zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.2.
Het vonnis wordt vandaag uitgesproken.

2.De beoordeling

Waar deze zaak over gaat
2.1.
[eiser] werkt als meubelmaker bij De Interieurbouwers op basis van een arbeidsovereenkomst van onbepaalde tijd. Volgens [eiser] heeft De Interieurbouwers zijn loon over de maanden oktober en november 2023 niet (op tijd) betaald, zodat [eiser] in dit kort geding veroordeling daartoe van De Interieurbouwers vordert.
De vordering van [eiser]
2.2.
[eiser] vordert – kort samengevat – veroordeling van De Interieurbouwers tot betaling van het loon over de maand november 2023, als ook het toekomstige loon tot het rechtsgeldig einde van de arbeidsovereenkomst, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en wettelijke rente over deze loonvorderingen, als ook de wettelijke verhoging over het loon van de maand oktober 2023.
De kantonrechter in kort geding verleent verstek tegen De Interieurbouwers en zal de vordering van [eiser] toewijzen
2.3.
Namens De Interieurbouwers is niemand op de zitting verschenen. De kantonrechter stelt vast dat bij het betekenen van de dagvaarding de wettelijke vereisten zijn nageleefd en dat de voorgeschreven termijnen en overige formaliteiten in acht zijn genomen. De kantonrechter verleent daarom verstek tegen De Interieurbouwers.
2.4.
Ter zitting heeft [eiser] toegelicht dat het loon over de maanden november en december 2023 inmiddels is betaald en dat hij zijn vordering overeenkomstig vermindert. Voor het overige handhaaft [eiser] zijn vorderingen. [eiser] heeft toegelicht dat de wettelijke verhoging over het loon van de maand oktober 2023 38% bedraagt, en de wettelijke verhoging over het loon van de maand november 2023 34%.
2.5.
De kantonrechter zal de vordering, nu hem deze niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, toewijzen, met inachtneming van het volgende. [eiser] vordert de wettelijke verhoging en wettelijke rente over toekomstig te laat betaald loon. Deze vordering is niet toewijsbaar, nu het toekomstige loon nog niet opeisbaar is en De Interieurbouwers dan ook (nog) niet in verzuim is. De wijze waarop deze vordering is ingestoken, namelijk voorwaardelijk, maakt dit niet anders. In zoverre wijst de kantonrechter de vordering af.
Tot slot
2.6.
De Interieurbouwers is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
132,42
- griffierecht
86,00
- salaris gemachtigde
529,00
Totaal
747,42

3.De beslissing

De kantonrechter in kort geding
3.1.
veroordeelt De Interieurbouwers om aan [eiser] tijdig te betalen het loon over de maanden volgende op december 2023, tot de dag waarop er rechtsgeldig een einde komt aan het dienstverband tussen partijen,
3.2.
veroordeelt De Interieurbouwers om aan [eiser] te betalen de wettelijke verhoging van 38% over het loon van de maand oktober 2023,
3.3.
veroordeelt De Interieurbouwers om aan [eiser] te betalen de wettelijke verhoging van 34% over het loon van de maand november 2023,
3.4.
veroordeelt De Interieurbouwers om aan [eiser] te betalen de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het loon van de maand november 2023, vanaf 29 december 2023 tot aan de dag van betaling daarvan,
3.5.
veroordeelt De Interieurbouwers in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 747,42,
3.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C.M. Manders en in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2024. (wv)