In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, gedateerd 26 maart 2024, staat de bevoegdheid van de bestuursrechter centraal in een verzoek om schadevergoeding. Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. J.W. Janssens, heeft het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv) verzocht om schadevergoeding van € 2.858,63, welke is afgewezen door het Uwv. De rechtbank heeft op 7 februari 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel verzoekster als de gemachtigde van het Uwv aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat zij niet bevoegd is om het verzoek om schadevergoeding te beoordelen, omdat de schadeoorzaak niet valt onder artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank legt uit dat de door verzoekster gestelde schade niet het gevolg is van een onrechtmatig besluit of een andere onrechtmatige handeling van het Uwv. De rechtbank verwijst naar eerdere besluiten van het Uwv en de Centrale Raad van Beroep, waaruit blijkt dat de schade niet voortvloeit uit een onrechtmatig besluit.
De rechtbank concludeert dat verzoekster zich voor een oordeel over de schadeoorzaak kan wenden tot de burgerlijke rechter. Desondanks veroordeelt de rechtbank het Uwv tot vergoeding van de proceskosten van verzoekster, omdat het Uwv onterecht heeft aangegeven dat de bestuursrechter bevoegd zou zijn. De rechtbank verklaart zich onbevoegd en bepaalt dat het griffierecht aan verzoekster wordt terugbetaald.