3.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt op grond van de hieronder opgenomen feiten en omstandigheden, die in de bewijsmiddelenzijn vervat en waarop de bewezenverklaring steunt, tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 primair, feit 2 subsidiair, feit 3, feit 4, feit 5 en feit 6 ten laste gelegde. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Ten aanzien van het onder feit 1 primair, feit 2 subsidiair en feit 3 ten laste gelegde
De feiten en omstandigheden
Aangifte door [slachtoffer 1]
Aangever [slachtoffer 1] verklaart dat hij en zijn neef [slachtoffer 2] op zondag 30 april 2023 omstreeks 06:00 uur in Steenwijk waren. Aangever was flink aangeschoten. Hij en zijn neef waren samen naar de kroeg geweest. Toen zij op straat liepen, kregen zij een discussie met een groepje jongeren. De sfeer werd grimmig. Toen aangever en zijn neef even later over de Oosterstraat liepen, zag hij dat een groepje jongeren achter hen aankwam. Aangever ziet dat zijn neef door dit groepje jongeren naar de grond wordt gewerkt en wordt getrapt. Aangever verklaart dat één van de jongeren een mes trekt. Deze jongen riep volgens aangever dat hij hen ging neersteken. Daarna kwam de jongen met het mes naar aangever toe. Het was een zwart mes van ongeveer 30 centimeter. De jongen hield dit mes volgens aangever dicht voor hem, bijna tegen hem aan. Hij riep: ‘Geef mij je geld anders steek ik je neer’. De jongen hield zijn hand op. Aangever verklaart dat hij daarop het kleingeld uit zijn zakken aan die jongen heeft gegeven.
Aangifte door [slachtoffer 2]
Aangever [slachtoffer 2] , die ook zwaar aangeschoten was, verklaart dat de jongens hem hebben aangevallen. Hij werd door hen geschopt en geslagen. Aangever voelde dat hij ook tegen zijn hoofd werd geschopt. Hij lag toen op de grond. Aangever hoorde dat zijn neef
[slachtoffer 1] door de jongen met het mes werd bedreigd. Aangever verklaart dat hij die jongen hoorde roepen: ‘Geef jullie geld. Als je het geld niet geeft, steek ik je neer’. Aangever zag vervolgens dat diezelfde jongen met dat mes op hem in zat te steken.
De rechtbank heeft op de zitting de camerabeelden bekeken die [getuige] met haar telefoon heeft gemaakt.De rechtbank heeft op deze beelden onder meer het volgende waargenomen. Aangever [slachtoffer 2] valt meerdere keren op de grond. [verdachte] , die zichzelf op de beelden als de jongen met de zwarte schoenen en het mes herkent, staat op dat moment samen met anderen naast aangever. Aangever wordt door meerdere jongens geduwd, geslagen en getrapt (ook in zijn rug). Een meisje schreeuwt in de richting van aangever: ‘Ben je gestoord in je hoofd ofzo? Ben je kankergestoord?’. Op beelden is ook te zien dat [verdachte] in de richting van aangever [slachtoffer 2] loopt, terwijl hij een groot mes vasthoudt. Als [verdachte] vlakbij aangever staat, roept een meisje tegen hem: ‘ [verdachte] , nee, nee, [verdachte] , nee’. Eén van de jongens uit het groepje houdt [verdachte] tegen door aan hem te trekken.
De verklaring van [verdachte]
verklaart op de zitting dat hij in de ochtend van zondag 30 april 2023, na de discussie met aangevers en onder invloed van alcohol, een groot vleesmes van huis heeft opgehaald. Hij heeft zich vervolgens (wederom) bij het groepje jongeren waarmee hij eerder was gevoegd. [verdachte] verklaart dat hij hen toen al zag vechten en dat hij er daarna bij heeft gestaan. [verdachte] ontkent dat hij aangever [slachtoffer 2] heeft getrapt of geslagen, maar hij bekent dat hij hem een duw heeft gegeven en dreigend met een mes bij hem heeft gestaan. [verdachte] verklaart ook dat hij aangever [slachtoffer 1] heeft gedwongen om zijn geld en sigaretten aan hem te geven. Hij liep dreigend met genoemd mes in zijn hand op hem af en riep daarbij onder andere ‘Geef jullie geld anders steek ik je neer’. [verdachte] kreeg van aangever [slachtoffer 1] vervolgens zijn geld en sigaretten.
Overwegingen en conclusies
Ten aanzien van feit 1 primair: Afpersing
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat [verdachte] op 30 april 2023 in Steenwijk aangever [slachtoffer 1] heeft gedwongen om zijn geld en sigaretten aan hem te geven. Dit heeft [verdachte] gedaan door dreigend met een mes in zijn hand op aangever af te lopen. Hij heeft daarbij geroepen ‘Geef mij je geld anders steek ik je neer’ en genoemd mes dichtbij het lichaam van aangever gehouden. Daarmee is de onder feit 1 primair ten laste gelegde afpersing wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair: Bedreiging
De rechtbank kan op basis van het procesdossier en de behandeling op de zitting niet vaststellen dat [verdachte] het doel heeft gehad om ook aangever [slachtoffer 2] door geweld en/of bedreiging met geweld te dwingen tot de afgifte van enig goed. Het wettig en overtuigend bewijs daarvoor ontbreekt. De rechtbank zal [verdachte] daarom van de onder feit 2 primair ten laste gelegde afpersing vrijspreken.
De vraag is vervolgens of [verdachte] op 30 april 2023 in Steenwijk aangever [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is. De rechtbank stelt daartoe op basis van de bewijsmiddelen vast dat [verdachte] de woorden ‘Geef jullie geld anders steek ik je neer’ heeft geuit. Ook stelt de rechtbank vast dat [verdachte] met een mes stekende bewegingen in de richting van het lichaam van aangever heeft gemaakt. Door dit gedrag van [verdachte] , de bedreigende taal in combinatie met wat hij met het mes deed, kon bij aangever in de gegeven context de redelijke vrees ontstaan dat daadwerkelijk een misdrijf tegen zijn leven zou worden gepleegd. De rechtbank vindt daarom de onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde bedreiging wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3: Openlijke geweldpleging
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen verder vast dat aangever [slachtoffer 2] op 30 april 2023 in Steenwijk op de Oosterstraat door een groep jongeren is achtervolgd, geduwd, onderuit getrapt en tegen zijn hoofd en/of lichaam is geschopt en geslagen. Ook werd er tegen hem geschreeuwd. Deze vechtpartij is door één van de meisjes van de groep gefilmd. Hoewel de rechtbank niet kan vaststellen dat [verdachte] alle ten laste gelegde geweldshandelingen heeft gepleegd, volgt uit de bewijsmiddelen wel dat [verdachte] zich met een mes op zak bij de groep jongeren heeft gevoegd. [verdachte] heeft er daarna niet alleen bij gestaan toen anderen aangever op een gewelddadige wijze aanvielen, hij is zelf ook welbewust de confrontatie met aangever aangegaan door hem onder meer een duw te geven en dreigend met een mes bij hem te staan. Met dit gedrag heeft [verdachte] naar het oordeel van de rechtbank een (voldoende significante) bijdrage geleverd aan het gepleegde geweld, wat maakt dat hij en zijn mededaders voornoemde geweldshandelingen samen hebben gepleegd. De gedraging van [verdachte] staat dus niet op zichzelf, maar vormt een onderdeel van het gezamenlijk optreden en dus van een optreden ‘in vereniging’. De onder feit 3 ten laste gelegde openlijke geweldpleging is dus wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder feit 4, feit 5 en feit 6 ten laste gelegde
[verdachte] heeft bekend dat hij het onder feit 4, feit 5 en feit 6 ten laste gelegde heeft gepleegd. Tijdens de zitting is door [verdachte] of zijn raadvrouw ten aanzien van deze feiten geen vrijspraak bepleit. De rechtbank komt daarom op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van deze aan [verdachte] ten laste gelegde feiten, waarbij de rechtbank overeenkomstig artikel 359 lid 3 laatste volzin Sv zal volstaan met de volgende opsomming van de bewijsmiddelen:
Ten aanzien van feit 4: Voorhanden hebben boksbeugel
de (bekennende) verklaring van [verdachte] , afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 11 maart 2024;
het proces-verbaal van onderzoek wapen, met als bijlagen de foto’s van de boksbeugel, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] (pagina’s 120 tot en met 122);
Ten aanzien van feit 5: Dragen vleesmes
de (bekennende) verklaring van [verdachte] , afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 11 maart 2024;
het proces-verbaal van onderzoek wapen, met als bijlagen de foto’s van het vleesmes, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] (pagina’s 117 tot en met 119);
Ten aanzien van feit 6: Voorhanden hebben verboden nepvuurwapen
de (bekennende) verklaring van [verdachte] , afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 11 maart 2024;
het proces-verbaal van onderzoek wapen, met als bijlagen de foto’s van het nepvuurwapen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] (pagina’s 39 tot en met 43);
het proces-verbaal van bevindingen van 15 september 2023, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , met proces-verbaalnummer PL0600-2023322962-25.