ECLI:NL:RBOVE:2024:1549

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 maart 2024
Publicatiedatum
25 maart 2024
Zaaknummer
08.113784-23 en 08.192291-23 (ter terechtzitting gevoegd) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 18-jarige jongen voor afpersing, bedreiging, openlijke geweldpleging en wapenbezit

Op 25 maart 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 18-jarige jongen veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 80 uren met een proeftijd van 2 jaren. De verdachte is schuldig bevonden aan afpersing, bedreiging, openlijke geweldpleging, en het voorhanden hebben van verboden wapens. De feiten vonden plaats op 30 april 2023 in Steenwijk, waar de verdachte onder dreiging met geweld geld en sigaretten heeft afgenomen van twee slachtoffers. Tijdens de zitting op 11 maart 2024 heeft de officier van justitie de verdachte aangeklaagd, en de rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van een deel van de aanklacht. De verdachte heeft bekend dat hij een vleesmes, een boksbeugel en een nepvuurwapen voorhanden heeft gehad. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en de zorg voor zijn zieke vader, en heeft besloten om een voorwaardelijke straf op te leggen. De rechtbank benadrukt dat dergelijk gedrag gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving veroorzaakt, en dat de verdachte moet leren van zijn daden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familie en Jeugd
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.113784-23 en 08.192291-23 (ter terechtzitting gevoegd) (P)
Datum vonnis: 25 maart 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2005 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

De officier van justitie heeft verdachte (hierna: [verdachte] ) opgeroepen om op 11 maart 2024 voor de rechter te verschijnen. Deze oproep wordt ook wel een dagvaarding genoemd. De tenlastelegging is een onderdeel van de dagvaarding en hierin staat beschreven aan welke strafbare feiten [verdachte] zich schuldig zou hebben gemaakt.
Op 11 maart 2024 hebben de officier van justitie mr. H.P.G. Sommers, [verdachte] en zijn raadsvrouw mr. P.L. Hellinga, advocaat in Zwolle, tijdens een zitting achter gesloten deuren gezegd wat zij van de beschuldigingen vinden. De rechtbank heeft daar naar geluisterd.
De rechtbank schrijft in dit vonnis wat zij van de beschuldigingen vindt. Dit doet zij aan de hand van verschillende stappen in een bepaalde volgorde, zoals de wet die voorschrijft. De rechtbank komt in dit vonnis tot de conclusie dat de feiten die de officier van justitie [verdachte] verwijt, voor een groot deel kunnen worden bewezen.
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan een afpersing, een bedreiging, een openlijke geweldpleging, het dragen van een vleesmes en het voorhanden hebben van een boksbeugel en een verboden nepvuurwapen. Hij krijgt daarom een straf opgelegd: een voorwaardelijke taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 80 uren met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van twee jaren. Dit betekent dat [verdachte] de taakstaf nu niet hoeft uit te voeren, op voorwaarde dat hij binnen twee jaren niet nogmaals een strafbaar feit pleegt.

2.De tenlastelegging

De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Voor de leesbaarheid van dit vonnis nummert de rechtbank de feiten van de zaak met parketnummer 08.113784-23 als feit 1, feit 2, feit 3,
feit 4 en feit 5 en het feit van de zaak met parketnummer 08.192291-23 als feit 6.
De verdenking komt er, kort en bondig, op neer dat [verdachte] op 30 april 2023 in Steenwijk onder dreiging met geweld geld en sigaretten van [slachtoffer 1] heeft afgenomen (
feit 1 primair), dan wel hem heeft bedreigd (
feit 1 subsidiair), onder dreiging met geweld geprobeerd heeft geld van [slachtoffer 2] af te nemen (
feit 2 primair), dan wel hem heeft bedreigd (
feit 2 subsidiair) en openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] (
feit 3). Ook wordt [verdachte] verweten dat hij op genoemde dag een vleesmes heeft gedragen (
feit 5), op 2 mei 2023 in Steenwijk een boksbeugel voorhanden heeft gehad (
feit 4) en op 14 juli 2023 in diezelfde plaats een verboden nepvuurwapen voorhanden heeft gehad (
feit 6).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
feit 1 primair
hij op of omstreeks 30 april 2023 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (van ongeveer 10 euro) en/of sigaretten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of een derde toebehoorde(n), door dreigend met een mes in zijn, verdachtes hand op die [slachtoffer 1] af te lopen en/of daarbij te roepen: " "geef mij je geld anders steek ik je neer" en/of ; "ik steek je neer", althans woorden van gelijke aard/strekking en/of vervolgens dat mes dichtbij de keel en/of het bovenlichaam van die [slachtoffer 1] te houden, althans dreigend die [slachtoffer 1] voor te houden en/of te tonen;
feit 1 subsidiair
hij op of omstreeks 30 april 2023 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen ""geef mij je geld anders steek ik je neer, ik steek je neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of vervolgens dat mes dichtbij de keel en/of het (boven)lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gehouden;
feit 2 primair
hij op of omstreeks 30 april 2023 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] en/of een derde toebehoorde(n) tegen die [slachtoffer 2] heeft geroepen: ""Geef jullie geld, Als je het geld niet geeft steek in je neer" althans woorden van gelijke aard/strekking en/of vervolgens (daarbij) met een mes stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] , althans die [slachtoffer 2] dat mes dreigend heeft voorgehouden/getoond terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2 subsidiair
hij op of omstreeks 30 april 2023 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Geef jullie geld." "Als je het geld niet geeft steek in je neer ", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of vervolgens (daarbij) met een mes stekende bewegingen in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gemaakt, althans die [slachtoffer 2] dat mes dreigend heeft voorgehouden/getoond;
feit 3
hij op of omstreeks 30 april 2023 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland openlijk, te weten, op de Scholestraat/Oosterstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [slachtoffer 2] door
-die [slachtoffer 2] te achtervolgen en/of te duwen en/of vervolgens onderuit te trappen en/of te schoppen en/of
-tegen zijn hoofd en/of lichaam te schoppen en/of te trappen en/of te stompen en/of te slaan en/of
-te schreeuwen tegen die [slachtoffer 2] en/of
-de vechtpartij/openlijke geweldpleging met een telefoon te filmen;
feit 4
hij op of omstreeks 2 mei 2023 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, een boksbeugel zijnde een wapen, van categorie I, onder 1° of 3°, voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen;
feit 5
hij op of omstreeks 30 april 2023 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een vleesmes zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen, heeft gedragen;
feit 6
hij op of omstreeks 14 juli 2023 te Steenwijk, een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een voorwerp dat voor wat betreft haar vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt het onder feit 1 primair (afpersing), feit 2 primair (afpersing), feit 3 (openlijke geweldpleging), feit 4 (voorhanden hebben boksbeugel), feit 5 (dragen vleesmes) en feit 6 (voorhanden hebben verboden nepvuurwapen) ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat [verdachte] van het onder feit 2 primair en subsidiair en feit 3 ten laste gelegde moet vrijgesproken, omdat dit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Daarnaast heeft de raadsvrouw betoogd dat [verdachte] gedeeltelijk moet worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair ten laste gelegde, nu niet kan worden vastgesteld dat hij in de richting van [slachtoffer 1] daadwerkelijk geweld heeft toegepast en een mes dichtbij zijn keel en/of bovenlichaam heeft gehouden. Het onder feit 1 primair meer of anders en feit 4, feit 5 en
feit 6 ten laste gelegde kan volgens de raadsvrouw wettig en overtuigend worden bewezen. [verdachte] heeft hiervan ook gezegd dat dit klopt.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt op grond van de hieronder opgenomen feiten en omstandigheden, die in de bewijsmiddelen [1] zijn vervat en waarop de bewezenverklaring steunt, tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 primair, feit 2 subsidiair, feit 3, feit 4, feit 5 en feit 6 ten laste gelegde. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Ten aanzien van het onder feit 1 primair, feit 2 subsidiair en feit 3 ten laste gelegde
De feiten en omstandigheden
Aangifte door [slachtoffer 1]
Aangever [slachtoffer 1] verklaart dat hij en zijn neef [slachtoffer 2] op zondag 30 april 2023 omstreeks 06:00 uur in Steenwijk waren. Aangever was flink aangeschoten. Hij en zijn neef waren samen naar de kroeg geweest. Toen zij op straat liepen, kregen zij een discussie met een groepje jongeren. De sfeer werd grimmig. Toen aangever en zijn neef even later over de Oosterstraat liepen, zag hij dat een groepje jongeren achter hen aankwam. Aangever ziet dat zijn neef door dit groepje jongeren naar de grond wordt gewerkt en wordt getrapt. Aangever verklaart dat één van de jongeren een mes trekt. Deze jongen riep volgens aangever dat hij hen ging neersteken. Daarna kwam de jongen met het mes naar aangever toe. Het was een zwart mes van ongeveer 30 centimeter. De jongen hield dit mes volgens aangever dicht voor hem, bijna tegen hem aan. Hij riep: ‘Geef mij je geld anders steek ik je neer’. De jongen hield zijn hand op. Aangever verklaart dat hij daarop het kleingeld uit zijn zakken aan die jongen heeft gegeven. [2]
Aangifte door [slachtoffer 2]
Aangever [slachtoffer 2] , die ook zwaar aangeschoten was, verklaart dat de jongens hem hebben aangevallen. Hij werd door hen geschopt en geslagen. Aangever voelde dat hij ook tegen zijn hoofd werd geschopt. Hij lag toen op de grond. Aangever hoorde dat zijn neef
[slachtoffer 1] door de jongen met het mes werd bedreigd. Aangever verklaart dat hij die jongen hoorde roepen: ‘Geef jullie geld. Als je het geld niet geeft, steek ik je neer’. Aangever zag vervolgens dat diezelfde jongen met dat mes op hem in zat te steken. [3]
Camerabeelden
De rechtbank heeft op de zitting de camerabeelden bekeken die [getuige] met haar telefoon heeft gemaakt. [4] De rechtbank heeft op deze beelden onder meer het volgende waargenomen. Aangever [slachtoffer 2] valt meerdere keren op de grond. [verdachte] , die zichzelf op de beelden als de jongen met de zwarte schoenen en het mes herkent, staat op dat moment samen met anderen naast aangever. Aangever wordt door meerdere jongens geduwd, geslagen en getrapt (ook in zijn rug). Een meisje schreeuwt in de richting van aangever: ‘Ben je gestoord in je hoofd ofzo? Ben je kankergestoord?’. Op beelden is ook te zien dat [verdachte] in de richting van aangever [slachtoffer 2] loopt, terwijl hij een groot mes vasthoudt. Als [verdachte] vlakbij aangever staat, roept een meisje tegen hem: ‘ [verdachte] , nee, nee, [verdachte] , nee’. Eén van de jongens uit het groepje houdt [verdachte] tegen door aan hem te trekken. [5]
De verklaring van [verdachte]
verklaart op de zitting dat hij in de ochtend van zondag 30 april 2023, na de discussie met aangevers en onder invloed van alcohol, een groot vleesmes van huis heeft opgehaald. Hij heeft zich vervolgens (wederom) bij het groepje jongeren waarmee hij eerder was gevoegd. [verdachte] verklaart dat hij hen toen al zag vechten en dat hij er daarna bij heeft gestaan. [verdachte] ontkent dat hij aangever [slachtoffer 2] heeft getrapt of geslagen, maar hij bekent dat hij hem een duw heeft gegeven en dreigend met een mes bij hem heeft gestaan. [verdachte] verklaart ook dat hij aangever [slachtoffer 1] heeft gedwongen om zijn geld en sigaretten aan hem te geven. Hij liep dreigend met genoemd mes in zijn hand op hem af en riep daarbij onder andere ‘Geef jullie geld anders steek ik je neer’. [verdachte] kreeg van aangever [slachtoffer 1] vervolgens zijn geld en sigaretten. [6]
Overwegingen en conclusies
Ten aanzien van feit 1 primair: Afpersing
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat [verdachte] op 30 april 2023 in Steenwijk aangever [slachtoffer 1] heeft gedwongen om zijn geld en sigaretten aan hem te geven. Dit heeft [verdachte] gedaan door dreigend met een mes in zijn hand op aangever af te lopen. Hij heeft daarbij geroepen ‘Geef mij je geld anders steek ik je neer’ en genoemd mes dichtbij het lichaam van aangever gehouden. Daarmee is de onder feit 1 primair ten laste gelegde afpersing wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair: Bedreiging
De rechtbank kan op basis van het procesdossier en de behandeling op de zitting niet vaststellen dat [verdachte] het doel heeft gehad om ook aangever [slachtoffer 2] door geweld en/of bedreiging met geweld te dwingen tot de afgifte van enig goed. Het wettig en overtuigend bewijs daarvoor ontbreekt. De rechtbank zal [verdachte] daarom van de onder feit 2 primair ten laste gelegde afpersing vrijspreken.
De vraag is vervolgens of [verdachte] op 30 april 2023 in Steenwijk aangever [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is. De rechtbank stelt daartoe op basis van de bewijsmiddelen vast dat [verdachte] de woorden ‘Geef jullie geld anders steek ik je neer’ heeft geuit. Ook stelt de rechtbank vast dat [verdachte] met een mes stekende bewegingen in de richting van het lichaam van aangever heeft gemaakt. Door dit gedrag van [verdachte] , de bedreigende taal in combinatie met wat hij met het mes deed, kon bij aangever in de gegeven context de redelijke vrees ontstaan dat daadwerkelijk een misdrijf tegen zijn leven zou worden gepleegd. De rechtbank vindt daarom de onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde bedreiging wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3: Openlijke geweldpleging
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen verder vast dat aangever [slachtoffer 2] op 30 april 2023 in Steenwijk op de Oosterstraat door een groep jongeren is achtervolgd, geduwd, onderuit getrapt en tegen zijn hoofd en/of lichaam is geschopt en geslagen. Ook werd er tegen hem geschreeuwd. Deze vechtpartij is door één van de meisjes van de groep gefilmd. Hoewel de rechtbank niet kan vaststellen dat [verdachte] alle ten laste gelegde geweldshandelingen heeft gepleegd, volgt uit de bewijsmiddelen wel dat [verdachte] zich met een mes op zak bij de groep jongeren heeft gevoegd. [verdachte] heeft er daarna niet alleen bij gestaan toen anderen aangever op een gewelddadige wijze aanvielen, hij is zelf ook welbewust de confrontatie met aangever aangegaan door hem onder meer een duw te geven en dreigend met een mes bij hem te staan. Met dit gedrag heeft [verdachte] naar het oordeel van de rechtbank een (voldoende significante) bijdrage geleverd aan het gepleegde geweld, wat maakt dat hij en zijn mededaders voornoemde geweldshandelingen samen hebben gepleegd. De gedraging van [verdachte] staat dus niet op zichzelf, maar vormt een onderdeel van het gezamenlijk optreden en dus van een optreden ‘in vereniging’. De onder feit 3 ten laste gelegde openlijke geweldpleging is dus wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder feit 4, feit 5 en feit 6 ten laste gelegde
[verdachte] heeft bekend dat hij het onder feit 4, feit 5 en feit 6 ten laste gelegde heeft gepleegd. Tijdens de zitting is door [verdachte] of zijn raadvrouw ten aanzien van deze feiten geen vrijspraak bepleit. De rechtbank komt daarom op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van deze aan [verdachte] ten laste gelegde feiten, waarbij de rechtbank overeenkomstig artikel 359 lid 3 laatste volzin Sv zal volstaan met de volgende opsomming van de bewijsmiddelen:
Ten aanzien van feit 4: Voorhanden hebben boksbeugel
de (bekennende) verklaring van [verdachte] , afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 11 maart 2024;
het proces-verbaal van onderzoek wapen, met als bijlagen de foto’s van de boksbeugel, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] (pagina’s 120 tot en met 122);
Ten aanzien van feit 5: Dragen vleesmes
de (bekennende) verklaring van [verdachte] , afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 11 maart 2024;
het proces-verbaal van onderzoek wapen, met als bijlagen de foto’s van het vleesmes, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] (pagina’s 117 tot en met 119);
Ten aanzien van feit 6: Voorhanden hebben verboden nepvuurwapen [7]
de (bekennende) verklaring van [verdachte] , afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 11 maart 2024;
het proces-verbaal van onderzoek wapen, met als bijlagen de foto’s van het nepvuurwapen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] (pagina’s 39 tot en met 43);
het proces-verbaal van bevindingen van 15 september 2023, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , met proces-verbaalnummer PL0600-2023322962-25.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank vindt op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] het onder feit 1 primair, feit 2 subsidiair, feit 3, feit 4, feit 5 en feit 6 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
feit 1 primair
hij op 30 april 2023 in Steenwijk, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag en sigaretten, die geheel aan hem toebehoorden, door dreigend met een mes in zijn hand op hem af te lopen, daarbij te roepen ‘Geef mij je geld anders steek ik je neer’ en dat mes dichtbij het lichaam van [slachtoffer 1] te houden;
feit 2 subsidiair
hij op 30 april 2023 in Steenwijk [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door hem dreigend de woorden toe te voegen ‘Geef jullie geld. Als je het geld niet geeft, steek in je neer’, en vervolgens met een mes stekende bewegingen in de richting van het lichaam van [slachtoffer 1] te maken;
feit 3
hij op 30 april 2023 in Steenwijk openlijk, te weten op de Oosterstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 2] , door
- hem te achtervolgen, te duwen, onderuit te trappen en/of te schoppen, en/of,
- tegen zijn hoofd en/of lichaam te schoppen, te trappen, te stompen en/of te slaan, en/of,
- tegen hem te schreeuwen, en/of,
- de vechtpartij met een telefoon te filmen;
feit 4
hij op 2 mei 2023 in Steenwijk een boksbeugel, zijnde een wapen van categorie I onder 3° van de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad;
feit 5
hij op 30 april 2023 in Steenwijk een wapen van categorie IV onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een vleesmes, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen, heeft gedragen;
feit 6
hij op 14 juli 2023 in Steenwijk een wapen van categorie I onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en dat zodanig op een wapen lijkt dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt is, namelijk een voorwerp dat voor wat betreft haar vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank vindt niet bewezen wat aan [verdachte] meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. [verdachte] is daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 141, 285, 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 27, 54 en 55 van de Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1 primair:
het misdrijf:
afpersing;
feit 2 subsidiair:
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3:
het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 4 en feit 6:
de misdrijven:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 5:
de overtreding:
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat [verdachte] strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De motivering van de straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat [verdachte] wordt veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren met aftrek van het voorarrest, waarvan 60 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat moet worden volstaan met de oplegging van een voorwaardelijke taakstraf, eventueel in combinatie met een aantal dagen jeugddetentie dat gelijk is aan de duur van het voorarrest.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van [verdachte] , zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank vindt daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van de gepleegde feiten
[verdachte] heeft zich in de ochtend van 30 april 2023 schuldig gemaakt aan een afpersing, een bedreiging en een openlijke geweldpleging. Twee mannen, die net als [verdachte] onder invloed waren van alcohol, waren samen naar de kroeg geweest en liepen daarna op straat. De ene man werd door [verdachte] onder dreiging met geweld gedwongen om zijn geld en sigaretten af te geven. De andere man werd door [verdachte] bedreigd en door hem en anderen, in groepsverband, op een gewelddadige wijze aangevallen. Hierdoor heeft deze man onder andere een gebroken arm opgelopen. Dat vóór de vechtpartij een discussie met de mannen heeft plaatsgevonden, rechtvaardigt op geen enkele wijze het gedrag dat de groep jongeren heeft vertoond. Met zijn gedrag heeft [verdachte] geen respect getoond voor het eigendom en de lichamelijke integriteit van anderen. Bovendien veroorzaakt zulk gedrag gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving, vooral ook nu [verdachte] een groot vleesmes op zak had, daarmee heeft gedreigd en zo’n mes ook daadwerkelijk geschikt is om ernstig letsel aan personen toe te brengen. Ook heeft [verdachte] , op een andere datum, een boksbeugel en een verboden nepvuurwapen voorhanden gehad, wat evenmin is toegestaan. De rechtbank rekent dit [verdachte] aan.
De persoon van verdachte
Wat betreft de persoon van [verdachte] heeft de rechtbank gekeken naar het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van [verdachte] van 14 februari 2024, waaruit volgt dat hij niet eerder met politie en/of justitie in aanraking is geweest. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad) van 26 februari 2024 en op wat [verdachte] op de zitting over zijn persoonlijke omstandigheden heeft verklaard.
[verdachte] is een 18-jarige jongen en woont bij zijn ouders. Hij heeft een vriendin en werkt twintig tot 25 uur per week als pizzabezorger. Omdat [verdachte] een zeldzame bloedziekte heeft, is zijn afweer beperkt en heeft hij minder energie dan een gemiddelde jongeman van zijn leeftijd. Ook draagt hij thuis bij aan de zorg voor zijn ongeneeslijk zieke vader. Ondanks dat [verdachte] de laatste tijd veel op zijn bordje heeft gekregen, is het gedrag van [verdachte] in positieve zin veranderd en heeft hij zijn leven op dit moment op de rit. De Raad is van mening dat er maar een kleine kans is dat [verdachte] opnieuw de fout ingaat. Het is volgens haar van belang dat [verdachte] op dit moment niet wordt overvraagd door een onvoorwaardelijke straf. De Raad adviseert in dit geval van [verdachte] de oplegging van een voorwaardelijke werkstraf, ook al zou de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke straf rechtvaardigen.
De strafoplegging
De rechtbank past vanwege de persoon van [verdachte] het jeugdstrafrecht toe, ook al is er een (1) feit dat [verdachte] heeft gepleegd na zijn achttiende verjaardag. Bij het bepalen van de straf en de hoogte ervan houdt de rechtbank vervolgens rekening met straffen die in vergelijkbare gevallen door kinderrechters zijn opgelegd. In het voordeel van [verdachte] houdt de rechtbank er rekening mee dat [verdachte] al sinds 6 mei 2023 de schorsingsvoorwaarden heeft nageleefd waaronder goed contact met de jeugdreclassering en heeft gezegd dat hij spijt heeft van wat hij heeft gedaan. [verdachte] lijkt lering te hebben getrokken uit het feit dat hij een paar dagen heeft vastgezeten, nog daargelaten dat hij huisarrest heeft gekregen. Ook vindt de rechtbank het positief dat [verdachte] het mediationtraject met één van de aangevers positief heeft afgerond, iets wat de rechtbank in strafmatigende zin zal meewegen.
De strafbare feiten die [verdachte] heeft gepleegd zijn ernstig. Deze rechtvaardigen in principe een deels onvoorwaardelijke straf. [verdachte] moet echter niet worden overvraagd. De rechtbank ziet vanwege zijn persoon geen meerwaarde in een onvoorwaardelijke straf. Wel vindt de rechtbank een stok achter de deur nodig om zoveel mogelijk te voorkomen dat [verdachte] in de toekomst weer strafbare feiten zal plegen, ook al heeft de Raad geadviseerd dat de kans daarop klein is. Voortzetting van het contact met de jeugdreclassering is niet nodig.
De rechtbank acht het, alles afwegend, passend en geboden om aan [verdachte] op te leggen een geheel voorwaardelijke taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 80 uren met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van twee jaren. Als [verdachte] tijdens de proeftijd opnieuw een strafbaar feit pleegt, moet hij de taakstraf alsnog uitvoeren.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 77a, 77c, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 77gg van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair, feit 2 subsidiair, feit 3, feit 4, feit 5 en feit 6 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 primair, feit 2 subsidiair, feit 3,
feit 4, feit 5 en feit 6 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het onder feit 1 primair, feit 2 subsidiair, feit 3, feit 4, feit 5 en feit 6 bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:
het misdrijf:
afpersing;
feit 2 subsidiair:
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3:
het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 4 en feit 6:
de misdrijven:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 5:
de overtreding:
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1 primair, feit 2 subsidiair, feit 3, feit 4, feit 5 en feit 6 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, voor de duur van
80 (tachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen twee uren per dag aftrek plaatsvindt;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende volgende voorwaarde niet is nagekomen: de
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. G.M.J. Vijftigschild en
mr. L. Pieters, rechters, allen ook kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. N. Klunder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2024.
Buiten staat
De voorzitter is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Indien hierna wordt verwezen naar documenten/dossierpagina’s zijn dit documenten of (de doorgenummerde) pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland van 16 juli 2023, met zaaksregistratienummer PL0600-2023189900. Er wordt steeds verwezen naar documenten/bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal, tenzij hieronder anders wordt vermeld.
2.Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] van 30 april 2023, pagina’s 14 tot en met 16.
3.Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] van 30 april 2023, pagina 24, de derde, vierde, zesde en zevende zin van de zesde alinea, en de eerste, tweede, derde en vierde zin van de zevende alinea.
4.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige] van 3 mei 2023, pagina 197, de vierde alinea.
5.De eigen waarneming van de rechters tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 11 maart 2023.
6.De (bekennende) verklaring van [verdachte] , afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 11 maart 2024.
7.Indien hierna wordt verwezen naar documenten/dossierpagina’s zijn dit documenten of (de doorgenummerde) pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland van 25 juli 2023, met registratienummer PL0600-2023322962. Er wordt steeds verwezen naar documenten/bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal, tenzij hieronder anders wordt vermeld.