ECLI:NL:RBOVE:2024:1523

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 maart 2024
Publicatiedatum
22 maart 2024
Zaaknummer
10390621 CV EXPL 23-1031, 10611220 CV EXPL 23-2811
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over gebreken aan zwembad en ontbinding van de overeenkomst

In deze zaak heeft partij A een zwembad besteld bij partij B, maar is ontevreden over de kwaliteit en heeft diverse gebreken gemeld. Partij B heeft sommige gebreken erkend, maar andere niet. Na het uitblijven van een oplossing heeft partij A de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden en zich op dwaling beroepen. Het zwembad is door partij A gesloopt en hij vordert terugbetaling van het betaalde bedrag. De kantonrechter heeft bewijslevering noodzakelijk geacht. Partij B heeft partij C in vrijwaring opgeroepen, de partij die verantwoordelijk was voor het bouwkundige deel van het zwembad. De kantonrechter heeft de zaak aangehouden in afwachting van de uitkomst in de hoofdzaak. De procedure omvatte meerdere stappen, waaronder dagvaarding, conclusies van eis en antwoord, en een mondelinge behandeling. De kantonrechter heeft partijen in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren over de gebreken en de acceptatie van oplossingen door partij A. De zaak is complex en betreft zowel de hoofdzaak als de vrijwaringszaak, waarbij de uitkomst van de hoofdzaak invloed heeft op de vrijwaringszaak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Civielrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummers: 10390621 CV EXPL 23-1031 (hoofdzaak)
10611220 CV EXPL 23-2811 (vrijwaringszaak)

Vonnis van 19 maart 2024

in de hoofdzaak van:

[partij A 1],

en
[partij A 2],
beiden wonende te [woonplaats 1],
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
verder gezamenlijk te noemen [partij A] (mannelijk enkelvoud),
gemachtigde mr. A.D.E. Karneris,
tegen

de besloten vennootschap [partij B] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
verder te noemen [partij B],
gemachtigde mr. M.E. van Veen- de Haan,

en

in de vrijwaringszaak van:

de besloten vennootschap [partij B] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats],
eisende partij,
verder te noemen [partij B],
gemachtigde mr. M.E. van Veen- de Haan,
tegen

[partij C], h.o.d.n. [bedrijf],

wonende te [woonplaats 2],
gedaagde partij,
verder te noemen [partij C],
in persoon procederend.

Verloop van de procedure in de hoofdzaak

- dagvaarding van 9 maart 2023
- incidentele conclusie van eis
- incidentele conclusie van antwoord
- incidenteel vonnis van 27 juni 2023
- conclusie van antwoord in conventie ook eis in reconventie
- tussenvonnis
- mondelinge behandeling op 15 februari 2024.

Verloop van de procedure in de vrijwaringszaak

- dagvaarding van 6 juli 2023
- conclusie van antwoord
- tussenvonnis
- mondelinge behandeling op 15 februari 2024.

Samenvatting van de hoofdzaak en de vrijwaringszaak

[partij A] heeft bij [partij B] een zwembad besteld. [partij A] is over het zwembad niet tevreden en heeft diverse gebreken gemeld. Sommige gebreken heeft [partij B] erkend, andere niet. Tot een oplossing is het niet gekomen en [partij A] heeft de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden en ook zich op dwaling beroepen. Het zwembad is door [partij A] gesloopt. [partij A] wil zijn geld terug. De kantonrechter besluit dat bewijslevering noodzakelijk is.
[partij B] heeft [partij C], de partij die het bouwkundige deel van het zwembad voor zijn rekening heeft genomen, in vrijwaring opgeroepen. De kantonrechter houdt die zaak aan in afwachting van de uitkomst in de hoofdzaak.

Feiten in de hoofdzaak

1.1.
Op 6 mei 2021 is de orderbevestiging van [partij B], genummerd [nummer], voor akkoord ondertekend. Daarmee is tussen [partij A] en [partij B] een overeenkomst tot stand gekomen. De overeenkomst behelst de koop en montage van een zwembad (12 x 4 m) in de tuin van [partij A] tegen betaling van € 75.606,26 waarvan [partij A] € 61.066,08 heeft betaald.
1.2.
De geaccepteerde orderbevestiging bevat onder meer de tekst:

Liner gelast (1,5 mm) 1200 x 400 x 150 cm – wit
-Zwembadfolie lassen 1,5 mm
en de tekst:

Astral ABS 17,5 liter hoogwater skimmer – wit
1.3.
De montage van het zwembad is, wat het bouwkundige gedeelte betreft zoals het storten van de betonnen vloer en wanden, uitbesteed aan [partij C]. De levering en montage hebben in de periode mei/juni 2021 plaatsgevonden.
1.4.
[partij A] heeft bij [partij B] vanaf begin juni 2021 zijn beklag gedaan over de wijze waarop de werkzaamheden werden verricht en het resultaat ervan. [partij B] is voor de eerste keer op 31 augustus 2021 in gebreke gesteld. Op 5 november 2021 is namens [partij A] de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden verklaard en subsidiair de vernietiging wegens dwaling ervan in geroepen.
1.5.
[partij A] heeft het zwembad daarna gesloopt en door een derde een nieuw zwembad laten leveren en monteren. Sommige onderdelen die [partij B] had geleverd heeft hij via Marktplaats verkocht en sommige van die onderdelen zijn nog in zijn bezit.

Feiten in de vrijwaringszaak

1.6.
[partij C] heeft in opdracht van [partij B] de betonnen vloer en wanden, de skimmers [1] , de verlichting, de inspuiters, de jetstream [2] , en het lamellendek [3] geplaatst, maar zonder de bijbehorende technische voorzieningen te monteren, zoals de aansluiting op elektriciteit. [partij B] heeft hiervoor € 15.427,50 aan [partij C] betaald.

De standpunten en de vorderingen in de hoofdzaak (conventie en reconventie)

Standpunt [partij A]
2.1.
heeft meerdere klachten over het zwembad. [partij A] heeft bij [partij B] een ‘strak’ zwembad besteld. Daarmee bedoelt [partij A] een ‘hoog afwerkingsniveau en luxe uitstraling’, een ‘top zwembad’ en ‘het best[e] mogelijke’. Het zwembad voldeed daaraan niet, hoewel in de showroom van [partij B] met haar verkoper uitgebreid is besproken dat het zwembad aan deze eisen moest voldoen. Daarnaast was sprake van technische gebreken en ook was het zwembad niet veilig. De gebreken aan het zwembad waren volgens [partij A] de volgende.
1)
jetstream en lamellendek
De jetstream en het lamellendek waren aan dezelfde (korte) kant van het zwembad (onder elkaar) gemonteerd. Bij het afrollen van het lamellendek bleef deze steken achter de (naar voren uitstekende beugels van de) jetstream en moest daarom met de hand verder worden geleid. Dat was niet de bedoeling: het lamellendek moest uit zichzelf geheel afrollen. Er ontstond daardoor ook schade aan de lamellen. De afstand tussen de bak waarin de lamellen in opgerolde toestand waren opgeborgen (ook wel ‘brievenbusklep’ genoemd) was meer dan is toegestaan en daardoor onveilig, namelijk 9,5 cm in plaats van maximaal 5 cm. In de ruimte tussen de zwembadwand en de bak zou je met een voet vast kunnen komen te zitten.
Het aanbrengen van zichtbare en al daarom niet acceptabele geleiders om te voorkomen dat de lamellen tegen de beugels van de jetstream aanliepen, zou tot gebruikssporen op het lamellendek leiden en het lamellendek zou na het afrollen ervan het zwemwater niet meer volledig afdekken (een ruimte van minimaal 10 cm zou openblijven), waardoor het zwemwater toch vervuild zou raken. De door [partij B] aangeboden geleiders zouden de druk van de lamellen niet hebben aangekund en dus ook daarom geen goede oplossing zijn geweest. Het verplaatsen van het lamellendek (verder van de wand van het zwembad af) zou de afstand tussen de wand en de lamellenbak (de brievenbusklep) nog verder hebben vergroot en die afstand was al te groot.
2)
skimmers
De skimmers die waren gemonteerd zullen wel de in de orderbevestiging genoemde skimmers van het merk Astra ABS 17,5 liter zijn geweest, maar geen specifieke hoogwaterskimmers en ook waren ze te laag gemonteerd waardoor de waterlijn ten opzichte van de rand van het zwembad lager was dan [partij A] wenste en mocht verwachten op grond van de bespreking met de verkoper in de showroom van [partij B]. De afstand tussen de waterlijn en de rand van het zwembad was volgens [partij A] 25 tot 30 cm en dat was te veel. De waterlijn zou zo hoog mogelijk komen, zo was door [partij B] toegezegd.
3)
ring achter de liner [4]
In één van de wanden van het zwembad was achter de liner een ring zichtbaar die daar niet hoorde. Dit was geen fraai gezicht. Deze ring had verwijderd moeten worden. Dat hoefde niet tot de winter te wachten zoals [partij B] voorstelde en had meteen kunnen en moeten worden gedaan.
4)
lasnaad liner(de korte lasnaad zichtbaar op foto 5 productie 6 van [partij A])
De liner bevatte één lasnaad te veel doordat de liner niet steeds uit één stuk over de volledige lengte van het zwembad was aangebracht. Aan één kant van het zwembad was een passtrook gemonteerd. Dit was ook niet fraai en [partij A] had [partij B] laten weten zo weinig mogelijk lasnaden te willen. Er mocht één lasnaad zijn. Dat was in de showroom zo besproken.
2.2.
Volgens [partij A] heeft [partij B] de gebreken, hoewel zij erop is gewezen, niet hersteld of heeft zij oplossingen aangeboden die technisch en/of esthetisch gezien niet acceptabel waren in het licht van de gesloten overeenkomst. [partij A] heeft de overeenkomst daarom ontbonden. [partij A] stelt ook dat hij heeft gedwaald. Hij heeft daarom subsidiair de vernietiging van de overeenkomst ingeroepen.
2.3.
[partij A] wil, samengevat, terugbetaling van het door hem betaalde bedrag minus de verkoopopbrengst van de onderdelen die [partij B] heeft geleverd en door [partij A] zijn verkocht, te weten € 4.500,00. [partij A] vordert per saldo betaling van € 61.066,08 - € 4.500,00 =
€ 56.566,08.
[partij A] heeft sommige materialen die [partij B] heeft geleverd nog wel in zijn bezit. Die materialen moet [partij B] ophalen op straffe van een dwangsom.
De sloopkosten van het door [partij B] geleverde zwembad van € 14.847,91 vordert [partij A] als schadevergoeding.
Ook vordert [partij A] na vermeerdering van zijn eis de vergoeding van incassokosten: € 1.489,14.
Tot slot vordert [partij A] de veroordeling van [partij B] in de proceskosten en rente.
Standpunt [partij B]
3.1.
[partij B] heeft over de vier klachten het volgende aangevoerd.
1)
jetstream en lamellendek
Het door [partij A] geschetste probleem met de jetstream en het lamellendek bestaat, maar kon worden opgelost met het aanbrengen van geleiders waardoor de lamellen bij het afrollen om de (beugels van de) jetstream zouden worden geleid. Het zwembad zou na het volledig afrollen van het lamellendek geheel afgedekt zijn geweest en er zou dus geen ruimte overblijven. Door het gebruik van zachte wieltjes (softwheels) zou slechts sprake zijn geweest van geringe gebruikssporen op de lamellen. De afstand tussen de lamellenbak en de wand (de brievenbusklep) was 7,5 cm en dat is toegestaan en veilig.
2)
skimmers
De gemonteerde skimmers waren de in de orderbevestiging genoemde hoogwaterskimmers en ze waren zo hoog mogelijk gemonteerd. Hoger kon niet. [partij A] heeft niet gekozen voor een zogeheten infinity pool [5] . De afstand tussen de waterlijn en de rand van het zwembad was ongeveer 8 cm. De klacht hierover is onterecht.
3)
ring achter de liner
De klacht over de ring achter de liner is terecht. [partij B] was bereid die ring in de winter te verwijderen.
4)
lasnaad liner
De klacht over de korte lasnaad is niet terecht. De liner was in overeenstemming met wat gebruikelijk is aangebracht. De lasnaad was niet zichtbaar tenzij de vloer van het zwembad was vervuild met zand. In de showroom is niet afgesproken dat er één lasnaad zou zijn.
3.2.
[partij B] was bereid de gebreken 1) en 3) te verhelpen, maar is daartoe niet in de gelegenheid gesteld. Daarom is sprake van schuldeisersverzuim. De klachten rechtvaardigen niet de ontbinding. [partij A] stelt (te) hoge eisen aan het zwembad die niet in de showroom zijn besproken. Van dwaling is geen sprake. Subsidiair doet [partij B] een beroep op 3:53 lid 2 BW.
3.3.
[partij B] heeft, samengevat, in conventie geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [partij A] en tot zijn veroordeling in de proceskosten.
3.4.
[partij B] vordert van [partij A] in reconventie betaling van het restant van de overeengekomen prijs, zijnde € 14.540,18 vermeerderd met rente, incassokosten en proceskosten. De motor van de jetstream en de waterpomp waren overigens nog niet geleverd, omdat [partij A] was gestopt met betalen.
3.5.
[partij A] heeft tijdens de mondelinge behandeling verweer gevoerd tegen de tegenvordering. [partij A] heeft, als de overeenkomst niet rechtsgeldig door hem is ontbonden, kort gezegd, een beroep gedaan op artikel 7:22 lid 1 sub b BW en op artikel 6:248 lid 2 BW. Dit houdt in de vermindering van de overeengekomen prijs tot het door [partij A] betaalde bedrag respectievelijk te bepalen dat [partij A] het restant ervan niet hoeft te voldoen.

Het geschil in de vrijwaringszaak

Standpunt [partij B]
4.1.
wil, samengevat, dat als zij in de hoofdzaak jegens [partij A] wordt veroordeeld, dat [partij C] jegens haar wordt veroordeeld tot datgene waartoe [partij B] jegens [partij A] wordt veroordeeld, maar alleen wat betreft de door [partij C] ondeugdelijk uitgevoerde werkzaamheden en inclusief (een gedeelte van) de proceskostenveroordeling, met veroordeling van [partij C] in de proceskosten.
4.2.
Volgens [partij B] heeft zij [partij C] ingeschakeld om allerlei werkzaamheden uit te voeren (betonnen vloer en wanden aanbrengen, inclusief het daarin plaatsen van de skimmers, verlichting, inspuiters en jetstream en het monteren van het lamellendek). Het aanbrengen van de liner is door een ander bedrijf gedaan. Volgens [partij B] heeft [partij C] de opgedragen werkzaamheden niet goed uitgevoerd en heeft hij nagelaten de klachten van [partij A] zo nodig en zo mogelijk op te lossen.
Standpunt [partij C]
4.3.
[partij C] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van [partij B] en veroordeling van [partij B] in de proceskosten. Volgens [partij C] heeft hij gedaan wat hem door [partij B] was opgedragen en was hij niet bij het ontwerp van het zwembad en de keuze van de materialen betrokken. Hij heeft [partij B] op tijd laten weten dat de lamellen tegen de jetstream aanliepen en dat daarvoor een oplossing door middel van geleiders moest komen. De liner heeft een ander bedrijf aangebracht.

Beoordeling in de hoofdzaak in conventie en in reconventie

5.1.
[partij B] en [partij C] hebben tijdens de mondelinge behandeling laten weten dat zij hun verweren, voor zover die zijn gericht tegen de stellingen van [partij A], van elkaar overnemen, tenzij die verweren met elkaar in strijd zijn. Verweren die [partij C] tegen de stellingen van [partij A] heeft geformuleerd kunnen dus in beginsel aan [partij B] worden toegerekend en andersom. De kantonrechter zal in de hoofdzaak daarom ook kijken naar de verweren van [partij C] in de vrijwaringszaak voor zover die zijn gericht tegen het standpunt van [partij A] en niet in strijd zijn met de stellingen van [partij B].
5.2.
In het incidenteel vonnis van 27 juni 2023 is geoordeeld dat de overeenkomst tussen [partij A] en [partij B] op grond van artikel 7:5 lid 4 BW ook wordt aangemerkt als een consumentenkoop. De bepalingen van titel 1 en titel 12 van boek 7 BW zijn dus naast elkaar van toepassing, maar bij strijd gaan de bepalingen van titel 1 voor.
5.3.
[partij A] heeft gesteld dat de in de dagvaarding opgesomde gebreken ‘niet limitatief’ zijn. Dat mag zo zijn, maar [partij A] had om aan zijn stelplicht te voldoen álle gebreken moeten noemen die hij voor de beoordeling van zijn vordering van belang vindt. Ook de enkele verwijzing naar producties tijdens de mondelinge behandeling volstaat niet. De kantonrechter beperkt zich daarom tot de in de dagvaarding en de tijdens de mondelinge behandeling besproken gebreken.
5.4.
Om te kunnen vaststellen of sprake is van een of meer gebreken, is het noodzakelijk dat eerst wordt vastgesteld wat partijen zijn overeengekomen. Voor de vaststelling daarvan komt het aan op hetgeen partijen jegens elkaar hebben verklaard en redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. De geaccepteerde orderbevestiging bevat uitsluitend een opsomming van de artikelen die [partij B] aan [partij A] zal leveren en gemonteerd zullen worden. Over bijvoorbeeld de hoeveelheid lasnaden en de hoogte van de waterlijn ten opzichte van de rand van het zwembad bevat de orderbevestiging geen informatie. Dat geldt ook voor het afwerkingsniveau, de uitstraling, van het zwembad. De verwachtingen van [partij A] zijn hoog, maar dat kan terecht zijn als die verwachtingen passen bij wat partijen zijn overeengekomen.
5.5.1. 1)
jetstream en lamellendek
Wat betreft de jetstream en het lamellendek erkent [partij B] het gebrek, maar daarmee is het geschil op dit onderdeel niet opgelost. Het gaat namelijk vervolgens om de vraag of de door [partij B] aangeboden oplossing met geleiders a) technisch gezien haalbaar was geweest en b) een voor [partij A] acceptabel resultaat zou hebben opgeleverd.
Bij de technische haalbaarheid gaat het erom of het lamellendek zodanig om de jetstream zou worden geleid dat het zwembad volledig zou zijn afgesloten en de oplossing met geleiders duurzaam zou zijn en niet tot schade aan de lamellen zou leiden. Hierbij is ook van belang welk afwerkingsniveau het zwembad op grond van de overeenkomst moest hebben. [partij A] betwist dat het zwembad na montage van de geleiders volledig zou kunnen worden afgesloten en ook dat het een duurzame oplossing zou zijn geweest. [partij A] heeft ter onderbouwing van zijn standpunt verwezen naar de brief van [naam] van 1 november 2021 (productie 17 [partij A]). [partij B] heeft de inhoud van deze brief bestreden. De toepassing van geleiders en softwheels zou tot geringe sporen op de lamellen hebben geleid (afdrukken van de softwheels en/of de geleiders, zo begrijpt de kantonrechter), en de vraag is of [partij A] dat had moeten aanvaarden, gegeven de afspraken die hij stelt te hebben gemaakt met [partij B] over de uitstraling van het zwembad. [partij A] stelt ook dat de afstand tussen de bak waarin de lamellen worden opgerold en de wand van het zwembad (de brievenbusklep) niet meer dan 5 cm mocht bedragen en dat die afstand groter was en daarom onveilig. Die stelling is bestreden. De afstand was volgens [partij C], die de lamellen heeft gemonteerd, 7,5 cm en veilig.
5.5.2. 2)
skimmers
Vast staat dat [partij A] geleverd heeft gekregen wat hij heeft besteld, namelijk de in de orderbevestiging genoemde skimmers. Daarmee is het geschil op dit onderdeel echter niet opgelost, omdat [partij A] stelt dat met [partij B] is afgesproken dat de afstand tussen de waterlijn en de rand van het zwembad gering zou zijn, terwijl de werkelijke afstand 25 à 30 cm was. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [partij A] verklaard dat een afstand van minder dan 10 cm zo hoort. Volgens [partij B] was de werkelijke afstand ongeveer 8 cm en zijn de skimmers zo hoog mogelijk geplaatst. Als de feitelijke afstand 8 cm was, zo overweegt de kantonrechter, dan was ook in de visie van [partij A] van een gebrek op dit punt geen sprake.
5.5.3. 3)
ring achter de liner
Hierover bestaat geen verschil van mening. De ring hoorde er niet en zou door [partij A] verwijderd worden. Zover is het niet gekomen omdat het debat tussen partijen vastliep, [partij A] de overeenkomst heeft ontbonden en het zwembad heeft laten slopen. De kantonrechter is van oordeel dat het herstel best in de winter had kunnen plaatsvinden zoals [partij B] had aangeboden. Het zwembad kon onverminderd worden gebruikt. [partij A] heeft toegegeven dat hij [partij B] niet heeft verzocht de ring meteen te verwijderen. Het gebrek rechtvaardigde naar het oordeel van de kantonrechter niet de ontbinding van de overeenkomst, omdat [partij B] bereid was de ring in de winter te verwijderen. Met dwaling heeft het niets te maken. De kantonrechter laat dit punt dan ook verder rusten.
5.5.4. 4)
lasnaad liner
Of de korte lasnaad een gebrek oplevert hangt af van de vraag of partijen zijn overeengekomen dat één lasnaad zou worden toegepast vanwege het door [partij A] verlangde afwerkingsniveau van het zwembad.
5.6.
De bewijslast dat het zwembad in verband met de gebreken 1), 2) en 4) niet aan de overeenkomst beantwoordt, rust op [partij A]. [partij A] zal feiten en omstandigheden moeten bewijzen waaruit volgt
a. a) dat de afstand tussen de lamellenbak en de wand van het zwembad (de brievenbusklep) niet meer dan 5 cm mocht bedragen;
b) dat de afstand tussen de waterlijn en de rand van het zwembad 25 à 30 cm, althans meer dan 10 cm was en dat dit in strijd was met de overeenkomst;
c) dat de korte lasnaad in strijd was met de overeenkomst.
5.7.
De bewijslast dat de oplossing van gebrek 1) door [partij A] geaccepteerd had behoren te worden, rust op [partij B]. [partij B] stelt immers – en beroept zich op het daaraan verbonden rechtsgevolg – dat het (door haar erkende) gebrek door de aangeboden oplossing verantwoord hersteld had kunnen worden en dat [partij A] die oplossing had behoren te accepteren. Bij dit laatste gaat het ook om het visuele aspect van de oplossing in relatie tot de stelling van [partij A] over de afspraak tussen partijen over de uitstraling van het zwembad.
5.8.
De kantonrechter zal partijen in de gelegenheid stellen het verlangde bewijs te leveren door getuigen en/of een of meer deskundigen. Wellicht dat een deskundige zich kan uitlaten over de voorgestelde oplossing met geleiders en softwheels en over de afstand tussen de lamellenbak en de wand. Partijen mogen de beslissing of zij bewijs door middel van een of meer deskundigen willen leveren ook uitstellen tot na het getuigenverhoor als dat zal plaatsvinden.
5.9.
De bewijslevering is zowel in conventie als in reconventie van belang. De reconventie gaat immers uit van de stelling dat van tekortkoming en dwaling geen sprake is en vormt zogezegd het spiegelbeeld van de conventie. Op grond daarvan eist [partij B] nakoming.
5.10.
Elke andere beslissing in conventie en in reconventie zal worden aangehouden.

Beoordeling in de vrijwaringszaak

6.1.
[partij B] en [partij C] hebben tijdens de mondelinge behandeling afgesproken dat zij hun verweren tegen de stellingen van [partij A] van elkaar overnemen, tenzij die verweren met elkaar in strijd zijn. Verweren die [partij C] tegen de stellingen van [partij A] heeft geformuleerd kunnen dus aan [partij B] worden toegerekend en andersom, tenzij hun verweren tegenstrijdig zijn. De kantonrechter zal in de vrijwaringszaak dus ook kijken naar de verweren van [partij B] in de hoofdzaak die gericht zijn tegen het standpunt van [partij A].
6.2.
De overeenkomst die [partij B] en [partij C] hebben gesloten kwalificeert als een overeenkomst van aanneming van werk. Het aspect van de consumentenkoop speelt hier, anders dan in de hoofdzaak, niet.
6.3.
De beoordeling in de vrijwaringszaak kan voorlopig hiertoe beperkt blijven, in afwachting van de uitkomsten in de hoofdzaak. Of [partij C] aansprakelijk is voor schade die [partij B] stelt te hebben geleden zal ook afhangen van de vraag of [partij C] jegens [partij B] tekortgeschoten is. In dit verband zal van belang zijn of [partij C], zoals hij stelt, enkel in onderaanneming, als ‘instrument’, van [partij B] heeft gefungeerd en uitsluitend de door [partij B] voorgeschreven werkzaamheden heeft uitgevoerd en de door haar geleverde onderdelen heeft gemonteerd. Daar lijkt het voorshands wel op. Vast staat dat [partij C] al op 7 juni 2021 aan [partij B] heeft geappt dat er geleiders nodig waren om de lamellen om de jetstream te krijgen (productie 5 [partij C]), waarmee hij aan zijn waarschuwingsplicht als (onder)aannemer lijkt te hebben voldaan.
6.4.
Als de uitkomst van het geschil in de hoofdzaak daartoe aanleiding geeft, zullen [partij B] en [partij C] desgewenst in de gelegenheid worden gesteld hun stellingen nader toe te lichten en te onderbouwen, omdat het partijdebat tussen hen nog onvoldoende uit de verf lijkt te zijn gekomen. De aandacht was tot nu toe immers vooral gericht op de aantijgingen van [partij A].
6.5.
Elke beslissing zal worden aangehouden.

De beslissingen

De kantonrechter:
in de hoofdzaak in conventie en in reconventie:
1. laat [partij A] toe tot het leveren van bewijs van feiten en omstandigheden waaruit volgt:
a) dat de afstand tussen de lamellenbak en de wand van het zwembad niet meer dan 5 cm mocht bedragen;
b) dat de afstand tussen de waterlijn en de rand van het zwembad 25 à 30 cm, althans meer dan 10 cm was en dat dit in strijd was met de overeenkomst;
c) dat de korte lasnaad in strijd was met de overeenkomst;
2. laat [partij B] toe tot het leveren van bewijs van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat haar oplossing van gebrek 1) door [partij A] geaccepteerd had behoren te worden;
3. verwijst de zaak naar de rolzitting van
16 april 2024voor uitlating partijen over de vraag hoe zij het bewijs willen leveren;
4. indien bewijs (ook) door middel van getuigen geleverd zal worden dan dienen partijen meteen hun verhinderdata en die van de getuigen in de periode van
vier maandenna voornoemde rolzitting op te geven, met vermelding van het aantal te horen getuigen;
5. het getuigenverhoor zal in de rechtbank te Zwolle plaatsvinden op een nader te bepalen dag en uur. Eenmaal vastgesteld zal in beginsel geen uitstel worden verleend;
6. als partijen (ook) bewijs door middel van een of meer deskundigen willen leveren dan dienen zij daartoe op de rolzitting van
16 april 2024een voorstel te formuleren inhoudend de naam of namen van de te benoemen deskundige(n) en de aan de deskundige(n) te stellen onderzoeksvragen;
7. bepaalt dat partijen op deze rolzitting ook mogen laten weten een onderzoek door een of meer deskundigen (in elk geval) uit te willen stellen tot na het getuigenverhoor;
8. houdt elke andere beslissing aan;
in de vrijwaringszaak:
9. houdt elke beslissing aan.
Gewezen door mr. C.H. de Haan, kantonrechter, en in het bijzijn van de griffier uitgesproken in de openbare terechtzitting van 19 maart 2024.

Voetnoten

1.Een skimmer is een voorziening waardoor het water ter hoogte van de waterlijn wordt afgevoerd.
2.Een jetstream veroorzaakt stroming in het water.
3.Een lamellendek bestaat uit lamellen die in afgerolde toestand het zwembad afdekken.
4.De liner is de binnenbekleding van het zwembad waardoor een waterdichte laag ontstaat.
5.Bij een infinity pool stroomt het water net over de rand van het zwembad