Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
h.o.d.n. “[bedrijf]”,zaakdoende te [vestigingsplaats 1],
[gedaagde] B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats 2],
1.De procedure
2.Inleiding
3.De feiten
- Er aantoonbaar sprake is van wanprestatie (toerekenbare niet nakoming).
- Opdrachtgever of Opdrachtgevers Klant hiertoe het verzoek indient, of het contract (opdracht) beëindigt.
- één der Partijen surseance van betaling heeft aangevraagd
- één der Partijen in staat van faillissement is verklaard.
4.Het geschil
5.De beoordeling
slechtsmogelijk is indien er aantoonbaar sprake is van wanprestatie, dan wel indien [gedaagde] of haar klant daartoe het verzoek indient of de opdracht beëindigt. Vast staat dat de opdracht van de klant van [gedaagde] niet is beëindigd, zodat dit geen grond oplevert voor de tussentijdse opzegging.
Ook in lid 2 van voormeld artikel staan expliciet een tweetal situaties opgenomen (surseance van betaling, faillissement) waarbij tussentijds door partijen zonder opzegtermijn kon worden opgezegd. Van die situaties is echter ook geen sprake, zodat dit ook geen grond voor de opzegging oplevert.
24 juli 2023 tot en met 27 juli 2023. Dit betreft dagen waarop hij niet langer werkzaamheden verrichtte voor [gedaagde]. Die reiskosten heeft hij dus niet gemaakt en zijn om die reden niet toewijsbaar.