ECLI:NL:RBOVE:2024:1512

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 maart 2024
Publicatiedatum
22 maart 2024
Zaaknummer
10672789 CV EXPL 23-3104
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een onbetaalde factuur voor fysiotherapiebehandeling

In deze zaak vordert Infomedics B.V. betaling van een onbetaalde factuur van € 84,58 voor een fysiotherapiebehandeling die [gedaagde] heeft ondergaan bij FysioHolland. [gedaagde] heeft de factuur niet betaald en stelt dat zij verzekerd is en dat de rekening door haar zorgverzekeraar Menzis vergoed zou moeten worden. Menzis heeft echter aangegeven dat de vergoedingen voor fysiotherapiebehandelingen tot juli 2022 lopen, en dat de factuur niet vergoed kan worden. De kantonrechter oordeelt dat het aan [gedaagde] is om Menzis aan te spreken voor de vergoeding van de factuur. De vordering van Infomedics wordt toegewezen, met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, die als oneerlijk worden beoordeeld. De kantonrechter wijst de wettelijke rente toe over het bedrag van € 43,52 vanaf 15 augustus 2023 tot de dag van betaling. [gedaagde] wordt in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen, die zijn begroot op € 335,84.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 10672789 CV EXPL 23-3104
Vonnis van 19 maart 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap
Infomedics B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Almere,
eisende partij, hierna te noemen Infomedics,
gemachtigde: Yards deurwaardersdiensten B.V., Almere,
tegen
[gedaagde],wonende te [woonplaats],
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde],
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord,
- de conclusie van repliek,
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is aan partijen medegedeeld dat vonnis zal worden gewezen.

2.Samenvatting

[gedaagde] heeft een fysiotherapiebehandeling gehad bij FysioHolland. Zij kreeg een factuur van Infomedics, maar heeft deze niet betaald. [gedaagde] stelt dat zij is verzekerd en zij deze rekening daarom niet zelf hoeft te betalen. Zij heeft contact gehad met Menzis, die aangaf dat [gedaagde] voor fysiotherapiebehandelingen was verzekerd tot juli 2022. Dat de factuur niet wordt vergoed, ziet op de rechtsverhouding tussen [gedaagde] en Menzis. Het is aan [gedaagde] om Menzis aan te spreken als zij van mening is dat Menzis de factuur moet vergoeden. De kantonrechter wijst het gevorderde daarom met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten toe.

3.Het geschil

de vordering

3.1.
Infomedics vordert de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 84,58, vermeerderd met de wettelijke rente over € 43,52 vanaf 15 augustus 2023 tot de dag van betaling. Tevens vordert zij veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding, alsmede de rente daarover indien niet binnen 14 dagen na dit vonnis wordt betaald.
3.2.
Infomedics voert daartoe aan dat [gedaagde] op 28 november 2022 een afspraak heeft gehad bij FysioHolland, die daarvoor kosten in rekening heeft gebracht bij [gedaagde]. [gedaagde] heeft het bedrag ondanks verschillende aanmaningen en sommaties niet volledig betaald.
3.3.
Op het verweer van [gedaagde] stelt Infomedics het volgende. [gedaagde] stelt dat de fysiotherapiebehandeling vergoed zou worden. Infomedics heeft telefonisch contact gehad met [gedaagde] en haar zoon over de factuur. Infomedics heeft geadviseerd om contact op te nemen met de zorgverzekeraar over de vergoeding van de fysiotherapiebehandeling. Een eventuele vergoeding van de zorgverzekeraar van [gedaagde] is namelijk een kwestie tussen de zorgverzekeraar en [gedaagde]. Het is aan [gedaagde] om de factuur bij de zorgverzekeraar in te dienen.
3.4.
Er zijn diverse incassowerkzaamheden verricht en daarom vordert Infomedics ook de incassokosten van € 40,00.
het verweer
3.5.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] stelt dat zij is verzekerd tegen zes fysiotherapiebehandelingen. De factuur die [gedaagde] heeft gekregen heeft betrekking op haar zesde behandeling. De factuur zou daarom door Menzis betaald moeten worden. [gedaagde] heeft contact opgenomen met Menzis, waarbij Menzis heeft aangegeven dat de behandelingen maar tot juli 2022 werden vergoed. [gedaagde] begrijpt niet waarom dit zo is, omdat zij in 2022 in totaal niet meer dan zes fysiotherapiebehandelingen heeft gehad.

4.De beoordeling

De hoofdsom

4.1.
[gedaagde] erkent dat zij op 28 november 2022 een behandeling heeft gehad bij FysioHolland. Ook betwist [gedaagde] de hoogte van de factuur van deze behandeling niet. Zij stelt echter dat Infomedics de factuur onterecht aan haar in rekening heeft gebracht. De factuur zou namelijk door Menzis voldaan moeten worden.
4.2.
Het verweer van [gedaagde] kan niet slagen. De vordering is bij [gedaagde] in rekening gebracht omdat Menzis de factuur niet heeft vergoed, zoals Infomedics in de dagvaarding onder 2 ook heeft uitgelegd. Dat Menzis de factuur niet heeft vergoed sluit ook aan bij het verweer van [gedaagde], dat volgens Menzis maar tot juli 2022 facturen van fysio behandelingen werden vergoed. Dat de factuur niet wordt vergoed, ziet op de rechtsverhouding tussen [gedaagde] en Menzis. Het is aan [gedaagde] om Menzis daarop aan te spreken als zij van mening is dat Menzis de factuur wel dient te vergoeden. Niet is gebleken dat [gedaagde] de factuur al bij Menzis heeft gedeclareerd. Dat dient zij dan eerst te doen. [gedaagde] wordt dus in het ongelijk gesteld en moet de hoofdsom van € 43,52 betalen.
De incassokosten en wettelijke rente
4.3.
De kantonrechter overweegt met betrekking tot de gevorderde rente en de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten als volgt.
4.4.
Vaststaat dat Infomedics de op de geneeskundige behandelingsovereenkomst gebaseerde vordering van de fysiotherapeut gecedeerd heeft gekregen.
4.5.
Omdat [gedaagde] een consument is, moet de kantonrechter ambtshalve onderzoeken of de bedingen die in de tussen haar en de fysiotherapeut gesloten overeenkomst staan, niet oneerlijk zijn in de zin van Richtlijn 93/12/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn).
Volgens artikel 3 lid 1 van de richtlijn wordt een beding in een overeenkomst waarover niet afzonderlijk is onderhandeld, als oneerlijk beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. Op grond van de bijlage bij deze richtlijn kan een beding dat tot doel of tot gevolg heeft de consument die zijn verbintenissen niet nakomt, een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen, als oneerlijk beding worden aangemerkt (artikel 1, onder e, van de bijlage in samenhang met artikel 3, lid 3, van de richtlijn).
4.6.
Infomedics heeft in haar dagvaarding gesteld dat de fysiotherapeut en Infomedics dezelfde betalingsvoorwaarden hanteren. Infomedics heeft op de achterkant van haar factuur betalingsvoorwaarden opgenomen. Verder merkt Infomedics op dat de vordering niet is gebaseerd op bepalingen uit de algemene voorwaarden.
4.7.
De kantonrechter moet de bedingen in deze betalingsvoorwaarden ambtshalve toetsen. In de door Infomedics gehanteerde betalingsvoorwaarden is met betrekking tot de verschuldigdheid van rente en buitengerechtelijke incassokosten – voor zover van belang – bepaald:
‘Als u de rekening niet voor de vervaldatum heeft betaald, dan bent u in verzuim zonder dat daarvoor een nadere ingebrekestelling is vereist. Omdat u het uiteraard vergeten kunt zijn, sturen we u een herinnering waarin wij u vragen de rekening alsnog binnen 15 dagen nadat deze brief bij u bezorgd is, te voldoen. Mocht de betaling binnen deze gestelde datum uitblijven, dan brengen wij rente en incassokosten in rekening.’
De kantonrechter oordeelt ten aanzien van deze bepaling als volgt.
4.8.
De bepaling verwijst niet naar de wettelijke bepalingen omtrent de incassokosten en specificeert niet nader hoe hoog de kosten zijn die in rekening zullen worden gebracht, noch wordt er een maximum aan verbonden. Infomedics stelt weliswaar dat zij betaling op grond van de wet heeft gevorderd, maar dat verweer kan Infomedics niet baten, omdat zij zich wel op de betalingsvoorwaarden zou kunnen beroepen. Dit kan ertoe leiden dat er onbeperkte kosten voor rekening van de consument komen. Hiermee wordt het evenwicht ten nadele van de consument onevenredig verstoord. Dat leidt ertoe dat het beding als oneerlijk moet worden beoordeeld en dat de consument daaraan niet is gebonden.
Nu sprake is van een oneerlijk beding, is terugvallen op de wettelijke regeling niet mogelijk, zie HvJ EU 27 januari 2021, ECLI:EU:2021:68. Alleen door op deze wijze afschrikkend, evenredig en doeltreffend te sanctioneren, wordt de beoogde doelstelling van de gemeenschapswetgever bereikt en verdwijnen oneerlijke bedingen uit overeenkomsten met consumenten. Het voorgaande heeft tot gevolg dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten niet toewijsbaar zijn.
4.9.
Met betrekking tot de bedongen wettelijke rente wijkt het beding niet af van de wet, zodat de gevorderde wettelijke rente kan worden toegewezen. De wettelijke rente tot 15 augustus 2023 bedraagt € 1,06.
Proceskosten
4.10.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Infomedics worden begroot op:
- dagvaarding € 107,84
- griffierecht € 128,00
- salaris advocaat € 80,00 (2 punten x tarief € 40,00)
- nakosten €
20,00
Totaal € 335,84

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan Infomedics te voldoen een bedrag van € 44,58, vermeerderd met de wettelijke rente over € 43,52 vanaf 15 augustus 2023 tot de dag van betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, begroot op € 335,84, vermeerderd met de wettelijke rente daarover indien niet binnen 14 dagen na heden betaald;
5.3
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Marsman, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2024.