ECLI:NL:RBOVE:2024:1510
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot opleggen van een dwangakkoord in het kader van de schuldsaneringsregeling
Op 4 maart 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een zaak waarin [verzoeker] een verzoek indiende tot het opleggen van een dwangakkoord in het kader van de wettelijke schuldsaneringsregeling. [verzoeker], een alleenstaande man van 32 jaar met een totale schuldenlast van € 85.125,92, had een aanbod gedaan aan zijn schuldeisers, waarbij hij hen een uitkering van 3,6% van hun vorderingen aanbood in ruil voor finale kwijting. Van de tien schuldeisers stemde echter alleen het CJIB, met een vordering van € 69.694,86, in met het aanbod, terwijl [bedrijf], de enige weigerende schuldeiser, het aanbod te laag bevond.
Tijdens de zitting op 26 februari 2024 werd duidelijk dat het CJIB niet correct was opgeroepen, wat leidde tot een schending van het beginsel van hoor- en wederhoor. De rechtbank overwoog dat, zelfs als het CJIB wel was opgeroepen, het verzoek tot instemming met het dwangakkoord alsnog zou zijn afgewezen, aangezien de vordering van het CJIB 81,87% van de totale schuldenlast vertegenwoordigt. Dit betekent dat er in feite twee weigerende schuldeisers waren, die samen 83,53% van de schuldenlast vertegenwoordigen, wat een forse meerderheid is.
De rechtbank concludeerde dat het verzoek van [verzoeker] om [bedrijf] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling moest worden afgewezen, omdat het CJIB een niet-saneerbare vordering heeft en [verzoeker] de mogelijkheid heeft om via een aparte procedure om kwijtschelding of vermindering van het ontnemingsbedrag te vragen. Het verzoek werd afgewezen op basis van artikel 287a van de Faillissementswet.