ECLI:NL:RBOVE:2024:1508

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 maart 2024
Publicatiedatum
22 maart 2024
Zaaknummer
71.102984.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor opzettelijk handelen in harddrugs met gevangenisstraf en verbeurdverklaring

Op 22 maart 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 24-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, voor het opzettelijk handelen in harddrugs. De zaak betreft de verdachte die in de periode van 1 tot en met 15 november 2022 betrokken was bij de teelt en verkoop van ongeveer 6670 gram hennep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 15 november 2022 in Amsterdam opzettelijk deze hoeveelheid hennep aanwezig had, wat in strijd is met de Opiumwet. Tijdens de zitting op 8 maart 2024 heeft de verdachte bekend en is er bewijs gepresenteerd, waaronder een doorzoeking van zijn woning waar de hennep werd aangetroffen. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De officier van justitie had een gevangenisstraf van acht maanden geëist, en de rechtbank heeft deze eis gehonoreerd, met inachtneming van eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. Daarnaast is een deel van het in beslag genomen geld, € 250,-, verbeurd verklaard, terwijl de verdachte het overige geld terugkrijgt. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank in Zwolle.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 71.102984.23 (P)
Datum vonnis: 22 maart 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
8 maart 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie
mr. Y. Oosterhof en mr. M.R.A. van IJzendoorn (hierna ook in enkelvoud aangeduid als officier van justitie) en van wat door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich in de periode van 1 november 2022 tot en met 15 november 2022 schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, dan wel aanwezig hebben van ongeveer 6670 gram hennep.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2022 tot en met 15 november 2022, althans op of omstreeks 15 november 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, en/althans in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelheid/hoeveelheden van ongeveer 6670 gram, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De bewijsmotivering

3.1
Inleiding
Op 15 november 2022 werd de woning aan de [adres] doorzocht. Verdachte verbleef op dit adres. In de schuur behorende bij deze woning werd een sporttas aangetroffen, met daarin meerdere plastic zakken met verschillende hoeveelheden gedroogde hennep.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het aanwezig hebben van 6670 gram hennep.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen [1] .
Zaaksdossier 2: Softdrugs, het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming met bijlagen van 15 november 2020, pagina’s 152 tot en met 167;
Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 8 maart 2024, voor zover inhoudende, de bekennende verklaring van verdachte [verdachte].
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 november 2022 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 6670 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 3 juncto 11 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft verzocht bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening te houden met zijn persoonlijke omstandigheden.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van ruim 6 kilogram hennep. Deze hennep werd door (een) ander(en) per auto naar de [adres] gebracht. Verdachte heeft zelf de hennep uit de auto gehaald en in ieder geval een nacht in zijn schuur bewaard. De bedoeling was dat de hennep weer naar een andere locatie zou worden gaan zodat het kon worden verkocht. Verdachte kreeg hiervoor een vergoeding van € 250,--. Door zijn schuur ter beschikking te stellen voor het opslaan van de drugs heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de handel in softdrugs. Het gebruik van hennep vormt een bedreiging voor de volksgezondheid en een aanmerkelijk deel van de criminaliteit vindt direct of indirect haar oorsprong in het gebruik van drugs. Dat heeft verdachte er niet van weerhouden om onderdeel te zijn van de handel daarin en dat rekent de rechtbank verdachte aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 11 januari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte meermaals is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank zal dit als strafverzwarend laten meewegen.
Ten slotte heeft de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de straf gekeken naar straffen die in soortgelijke gevallen zijn opgelegd en naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Hierin wordt bij het aanwezig hebben van 5.000-10.000 gram softdrugs uitgegaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden bij een first-offender.
Alles afwegende, acht de rechtbank oplegging van de door het Openbaar Ministerie geëiste gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, passend en geboden. De proeftijd zal op twee jaren worden vastgesteld.
6.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
Op de beslaglijst van 6 maart 2024 staan de volgende in beslag genomen goederen:
1. 30 EUR
2. 1390 EUR
3. 10 STK Drugs (10 zakken met gedroogde marihuana)
6. 1 STK Drugs plastic zak met kristalachtig poeder
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de in beslag genomen drugs moeten worden onttrokken aan het verkeer, dat de in beslag genomen telefoon moet worden verbeurd verklaard en dat het in beslag genomen geld moet worden teruggegeven aan de verdachte.
De verdachte heeft op de zitting van 8 maart 2024 afstand gedaan van de in beslag genomen drugs (nummers 3 en 6 van de beslaglijst). Verder heeft de verdachte het standpunt ingenomen dat hij de in beslag genomen geldbedragen (nummers 1 en 2 van de beslaglijst) legaal heeft verkregen en dat hij dat geld van zijn bankrekening heeft gehaald. Verdachte wenst dit daarom terug te krijgen.
De rechtbank is van oordeel dat een deel van het op de beslaglijst vermelde geldbedrag moet worden verbeurdverklaard, te weten € 250,--, omdat het een voorwerp betreft dat aan verdachte toebehoort en dat geheel door middel van of uit de baten van het strafbare feit is verkregen. Immers heeft verdachte op de terechtzitting van 8 maart 2024 verklaard dat hij voor het aanwezig hebben van de 6670 gram hennep een vergoeding heeft gekregen van
€ 250,--.
De rechtbank zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de aan verdachte toebehorende op de beslaglijst vermelde geldbedragen onder de nummers 1 en 2 van in totaal € 1.170,--, waarbij de verbeurd verklaarde € 250,-- in mindering is gebracht, aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.
Nu de verdachte ter zitting afstand heeft gedaan van de in beslag genomen drugs en op de beslaglijst van 6 maart 2024 geen telefoon vermeld staat, zal de rechtbank over die goederen geen beslissing nemen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen en de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
4 (vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarenschuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de in beslag genomen voorwerpen
-
verklaart verbeurdeen deel van het onder nummer 2 van de beslaglijst in beslag genomen geldbedrag, te weten
€ 250,--;
-
gelast de teruggavevan (het overige van) de onder de nummers 1 en 2 van de beslaglijst in beslag genomen geldbedragen, te weten
€ 30,--en (1.390 - 250 =)
€ 1.170,--aan [verdachte] .
Dit vonnis is gewezen door mr. S.K. Huisman, voorzitter, mr. M.J.A.L. Beljaars en
mr. N.J.C. Monincx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Folkerts, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Landelijke Eenheid, Dienst Landelijke Recherche, met de aanduiding 26Hervas / LERAG22010, met alle bijbehorende zaaksdossiers.