ECLI:NL:RBOVE:2024:1462

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
20 maart 2024
Zaaknummer
10929999 \ CV EXPL 24-570
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering achterstallig loon en beëindiging arbeidsovereenkomst in kort geding

In deze zaak vordert eiser, [eiser], achterstallig loon op basis van een arbeidsovereenkomst met gedaagde, [gedaagde]. De kern van het geschil betreft de vraag of de arbeidsovereenkomst is geëindigd door de overname van de onderneming door de vrouw van eiser. De kantonrechter heeft op 20 maart 2024 in kort geding geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd en heeft de vorderingen van eiser afgewezen. Eiser stelt dat hij recht heeft op loon over de periode van 5 januari 2022 tot 1 januari 2024, maar de kantonrechter oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat de arbeidsovereenkomst nog van kracht was na 1 juli 2023, toen de onderneming door de vrouw van eiser werd overgenomen. De kantonrechter wijst erop dat de vorderingen van eiser niet kunnen worden toegewezen, omdat de arbeidsovereenkomst met gedaagde niet rechtsgeldig was beëindigd. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn vastgesteld op € 814,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. F. Koster.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10929999 \ CV EXPL 24-570
Vonnis in kort geding van 20 maart 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. D.Y. Li,
tegen
[gedaagde],h.o.d.n.
[bedrijf],
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. S.M.C. Verheyden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 20 februari 2023;
- de producties 1 t/m 3 van [gedaagde].
1.2.
Ter zitting van 6 maart 2024 is de onderhavige zaak op verzoek van partijen gelijktijdig en gevoegd behandeld met de zaak met nummer 10930026 CV EXPL 24-571 ([naam] ca [gedaagde]). De advocaten hebben ter zitting pleitnotities voorgedragen en de griffier heeft aantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Samenvatting

2.1.
[eiser] vordert in deze procedure onder meer achterstallig loon op grond van een tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst. De kern van het geschil is de vraag of de arbeidsovereenkomst is geëindigd doordat de vrouw van [eiser] de onderneming van [gedaagde] heeft overgenomen. De kantonrechter is voorlopig van oordeel dat dat zo is en wijst mede op grond daarvan de vorderingen van [eiser] af. Dit oordeel wordt hierna toegelicht.

3.De feiten

3.1.
Sinds 3 januari 2022 exploiteert [gedaagde] als eenmanszaak een (afhaal)restaurant onder de naam “[bedrijf]” in [plaats].
3.2.
Omstreeks 3 januari 2022 is [eiser] op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst getreden bij [gedaagde], gelijktijdig met zijn echtgenote [naam] (hierna: [naam]).
3.3.
Bij brief van 12 januari 2024 heeft de advocaat van [eiser], voor zover relevant, het volgende aan [gedaagde] bericht:
“(…)
Cliënt is in de periode januari 2022 tot en met december 2023 in loondienst werkzaam geweest in de broodjeszaak/cafetaria [bedrijf] in [plaats], waarbij u de werkgever van cliënt bent geweest. Cliënt heeft mij geïnformeerd dat de zaak sinds december 2023 is gesloten, voor redenen die hem onbekend zijn. Cliënt heeft in de gehele arbeidsperiode onvoldoende en niet tijdig loon ontvangen.
In het kader van een loonvordering die cliënt nog meent te hebben op u, verzoek u om mij de arbeidsovereenkomst alsmede de loonstroken van cliënt in de hiervoor genoemde periode toe te sturen.
Vriendelijk verzoek ik u om mij de gevraagde gegevens binnen vijf (5) werkdagen na ontvangst van deze brief mij toe te zenden, bij gebreke waarvan ik de opdracht heb gekregen u in rechte te betrekken en namens cliënt een vordering in zal stellen bij de daartoe bevoegde voorzieningenrechter”.
3.4.
De voormalige boekhouder van [gedaagde] heeft namens [gedaagde] als volgt gereageerd op de hiervoor weergegeven brief:
“Net als mevrouw [gedaagde] hebben wij met verbazing kennis genomen van uw schrijven van 26 januari jongstleden (bedoeld zal zijn 12 januari 2024, toevoeging kantonrechter). Wij zijn als kantoor - zij het in beperkte mate - betrokken geweest bij de overname door mevrouw [naam] van de onderneming [bedrijf] (in [plaats]) van mevrouw [gedaagde]. Het huur- en pachtcontract is door beide partijen op 01-07-2023 ondertekend en uiteraard in ons bezit. Een afschrift van deze overeenkomst zenden wij u bijgaand.
Wij hebben als kantoor in 2022 en 2023 de maandelijkse salarisberekeningen voor [bedrijf] / mevrouw [gedaagde] uitgevoerd. Tevens hebben wij de arbeidscontracten voor de heer [eiser] en mevrouw [naam] gemaakt. Maandelijks hebben wij de aangifte Loonheffing ingezonden naar de belastingdienst. Ook hebben wij maandelijks de salarisberekeningen/loonstroken verzonden. Op verzoek van mevrouw [naam] hebben wij op 08-08-2023 een schrijven gezonden naar de belastingdienst met de mededeling dat de onderneming verder ging als eenmanszaak voor rekening van mevrouw [naam] (en haar partner) en er verder - op dat moment - geen personen in loondienst waren.
Wij hebben -met de introductie door mevrouw [gedaagde]- ons voorgesteld aan mevrouw [naam] als mogelijke nieuwe boekhoudkantoor. Hierop is positief gereageerd. De noodzakelijke inschrijving van mevrouw [naam] bij de Kamer van Koophandel geeft duidelijk aan dat zij de onderneming als eenmanszaak per 01-07-2023 heeft voortgezet. Een kopie van deze inschrijving is bijgevoegd. Op basis van deze inschrijving heeft de belastingdienst ook een vaststelling belastingplicht verzonden aan mevrouw [naam].
Onze correspondentie met betrekking tot de onderneming is altijd direct met mevrouw [naam] geweest. Dit heeft ons dan ook in staat gesteld om de btw aangifte over het 3e en 4e kwartaal van 2023 te kunnen samenstellen.
Mevrouw [naam] heeft een zakelijke rekening voor [bedrijf] geopend bij de bank, waarbij wij de mutaties downloaden. Dit gebruiken wij voor een efficiënte verwerking van de financiële mutaties. Gedurende het 2e halfjaar van 2023 is deze rekening door mevrouw [naam] gebruikt om de verschillende afspraken voortvloeiende uit de afspraken van de huur-pachtovereenkomst te voldoen. Achteraf beweren dat de overname niet heeft plaatsgevonden strookt niet met de vele individuele betalingen die op deze rekening zijn gedaan.
Bijgaand een kopie van het schrijven van mevrouw [gedaagde] aan mevrouw [naam] met de bevestiging van de mondelinge opzegging van de pachtovereenkomst door mevrouw [naam]. Uit dit schrijven blijkt de positieve instelling van mevrouw [gedaagde] om tegemoet te komen aan de wens van mevrouw [naam] om de overeenkomst voortijdig te beëindigen. Het verklaart ook waarom de sloten eind december vervangen zijn.
Gezien het hiervoor genoemde is het onmogelijk vol te houden dat beide personen er van uit gingen dat zij nog gewoon in loondienst waren. Dat de exploitatie mogelijk tegen viel is geen reden om de werkelijkheid op een dergelijke wijze te verdraaien. Wij adviseren mevrouw [gedaagde] dan ook met klem om niet in te gaan op de door u gestelde eisen. Het moge duidelijk zijn dat wij – bij een vervolg van dit proces – mevrouw [gedaagde] als getuige terzijde zullen staan. (…)”

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert – samengevat – bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis,
een verklaring voor recht dat er geen rechtsgeldig einde is gekomen aan de arbeidsovereenkomst tussen partijen, althans dat de arbeidsovereenkomst ook na
31 december 2023 is blijven bestaan. [eiser] vordert verder veroordeling van [gedaagde] tot betaling van achterstallig loon over de periode van 5 januari 2022 tot 1 januari 2024 van € 49.334,91 netto, het vakantiegeld van € 3.946,79 netto, de wettelijke verhoging van 50% daarover, de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.582,46, alles vermeerderd met de wettelijke rente, afgifte van loonspecificaties op straffe van een dwangsom, en de proces- en nakosten.
4.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat hij nog in dienst is bij [gedaagde] en dat hij op grond van zijn arbeidsovereenkomst recht heeft op loon.
4.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser], met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Beoordelingskader in kort geding
5.1.
Voor toewijzing van de vorderingen in een kort geding is vereist dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
Spoedeisend belang
5.2.
De eis in kort geding kan alleen worden toegewezen als [eiser] daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat is het geval, omdat het hier gaat om een loonvordering die naar zijn aard een spoedeisend karakter heeft.
Verklaring voor recht
5.3.
Gelet op het voorlopige karakter van het kort geding, kan de kortgedingrechter slechts een voorlopige voorziening geven, gebaseerd op een voorlopig oordeel over de rechtsverhouding tussen partijen, en de kortgedingrechter kan daarover niet al een definitieve uitspraak doen. Dit betekent dat in een uitspraak in kort geding geen plaats is voor een verklaring voor recht. De gevorderde verklaring voor recht wordt daarom afgewezen.
Loonvordering5.4. In deze zaak staat de vraag centraal of [eiser] [gedaagde] kan aanspreken op loon over de periode van 5 januari 2022 tot 1 januari 2024. De kantonrechter zal deze vraag hierna beantwoorden en daarbij een onderscheid maken tussen de periode vóór en na 1 juli 2023.
loon over 5 januari 2022 tot 1 juli 20235.5. De vordering van [eiser] tot betaling van achterstallig loon tot 1 juli 2023 is gebaseerd op zijn stelling dat zijn loon vaak niet tijdig is betaald en dat hij veel meer uren heeft gewerkt dan waarvoor hij is uitbetaald. [gedaagde] heeft dat gemotiveerd betwist.
5.6.
De kantonrechter overweegt als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat zij met elkaar een arbeidsovereenkomst hebben gesloten. Dat is meteen ook het enige waar partijen het met elkaar over eens zijn. Zo is onduidelijk gebleven of de arbeidsovereenkomst op schrift is gesteld; volgens [eiser] niet maar volgens [gedaagde] wel, doch zou die schriftelijke arbeidsovereenkomst in het ongerede zijn geraakt. Wat hiervan ook zij, [eiser] heeft onvoldoende concrete aanknopingspunten naar voren gebracht op grond waarvan aannemelijk is dat hij tot 1 juli 2023 nog recht heeft op loon. Vast staat dat [naam] over de periode van 5 januari 2022 tot 1 juli 2023 wel loon heeft ontvangen. Partijen twisten echter onder meer over de arbeidsomvang, de werktijden en (de hoogte van) het salaris. Tegenover de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] heeft [eiser] zijn blote stelling dat zijn loon vaak niet tijdig is betaald en dat hij veel meer uren heeft gewerkt dan waarvoor hij is uitbetaald op geen enkele wijze onderbouwd. In kort geding is geen plaats voor nadere bewijslevering. De kantonrechter kan daarom voorshands niet uitgaan van de juistheid van de stelling van [eiser]. Dit betekent dat de vordering tot betaling van achterstallig loon tot 1 juli 2023 zal worden afgewezen.
loon vanaf 1 juli 20235.7. De vraag is of [eiser] [gedaagde] kan aanspreken op loon na 1 juli 2023. Volgens [eiser] kan hij dat, omdat hij meent dat zijn arbeidsovereenkomst met [gedaagde] niet rechtsgeldig is beëindigd en de arbeidsovereenkomst dus nog voortduurt. [gedaagde] betwist dat zij [eiser] loon is verschuldigd en zij heeft als meest verstrekkend verweer aangevoerd dat per 1 juli 2023 sprake is van een overgang van onderneming.
5.8.
In de zaak met nummer 10930026 \ CV EXPL 24-571, waarbij [naam] soortgelijke vorderingen als [eiser] heeft ingesteld jegens [gedaagde], is geoordeeld dat per 1 juli 2023 sprake is van een overgang van onderneming als bedoeld in artikel 7:662 e.v. BW. [gedaagde] is daarbij de vervreemder en [naam] de verkrijger. Bij een overgang van onderneming gaan alle afspraken in de arbeidsovereenkomst van rechtswege over op de verkrijger (artikel 7:663 BW). Dit betekent dat [eiser] als voormalig werknemer van [gedaagde] met ingang van 1 juli 2023 automatisch in dienst is getreden bij [naam]. Vast staat ook dat [naam] na 1 juli 2023 loon aan [eiser] heeft uitbetaald. Er bestaat daarom geen grond om [gedaagde] als voormalig werkgever te veroordelen tot betaling van loon vanaf 1 juli 2023.
5.9.
De conclusie is dat de vorderingen van [eiser] integraal zullen worden afgewezen.
Proceskosten
5.10.
[eiser] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op € 814,00 aan salaris gemachtigde.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 814,00,
6.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Koster en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2024. (DG)