Uitspraak
[bedrijf],
1.De procedure
- de producties 1 t/m 3 van [gedaagde].
2.Samenvatting
3.De feiten
4.Het geschil
een verklaring voor recht dat er geen rechtsgeldig einde is gekomen aan de arbeidsovereenkomst tussen partijen, althans dat de arbeidsovereenkomst ook na
31 december 2023 is blijven bestaan. [eiser] vordert verder veroordeling van [gedaagde] tot betaling van achterstallig loon over de periode van 5 januari 2022 tot 1 januari 2024 van € 49.334,91 netto, het vakantiegeld van € 3.946,79 netto, de wettelijke verhoging van 50% daarover, de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.582,46, alles vermeerderd met de wettelijke rente, afgifte van loonspecificaties op straffe van een dwangsom, en de proces- en nakosten.