6.3De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft drie jonge kwetsbare meisjes, twee van, ten tijde van de bewezen verklaarde feiten, dertien jaar oud en een van veertien jaar oud, gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Verdachte heeft zijn vingers in de vagina van [slachtoffer 2] gestopt en zijn penis in de vagina van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] gebracht. Dit levert verkrachting op. Verdachte is een jonge man van bijna twee meter. Hij heeft zijn lengte en zijn mentaal overwicht gebruikt om de meisjes te dwingen tot het ondergaan van seksuele handelingen. Het contact dat verdachte met de meisjes via social media had, kreeg een steeds dwingender karakter. Wanneer het daadwerkelijk tot een afspraakje kwam was verdachte meteen gericht op seks. Weigering of verzet werden door hem niet geaccepteerd. Verdachte heeft geweld gebruikt en gedreigd met geweld, waarbij het door hem uitgeoefende geweld (duwen van een hoofd naar zijn penis) en de bedreiging met geweld (“ga je zelf liggen of moet ik je helpen”) steeds heftiger werd en zelfs is ontaard in een bedreiging met een kapotte fles.
Verdachte heeft op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de slachtoffers. Meisjes van die leeftijd (dertien en veertien jaar) zijn uitermate kwetsbaar, omdat zij zich in een periode van hun leven bevinden waarin zij hun seksualiteit gaan ontdekken. Hoewel verdachte wist dat de slachtoffers pas dertien en veertien jaar oud waren, is hij aan die kwetsbare positie van de slachtoffers voorbijgegaan en heeft zich niet bekommerd om de schadelijke gevolgen van zijn handelen. Verdachte heeft alleen oog gehad voor bevrediging van zijn eigen lustgevoelens. Illustrerend is de datum van het eerste bewezen verklaarde feit: 1 februari 2022 was twee dagen voor de uitspraak in een zedenzaak waarvoor verdachte zich anderhalve week eerder moest verantwoorden. Ter terechtzitting deed verdachte die zaak af als ‘dat gezeik met mevrouw [naam 3] ’. Dit bagatelliserende en ontkennende gedrag spreidde verdachte ook ter terechtzitting van 29 januari 2024 tentoon, door de toestand van hem en het slachtoffer van het bewezen verklaarde feit 1 “een gevalletje drank en drugs” te noemen. Door zijn ontkennende en egocentrische houding gaat verdachte iedere verantwoordelijkheid voor zijn daden uit de weg. Dat verdachte ten tijde van de onder feit 1 primair en feit 3 primair bewezenverklaarde feiten zelf zeventien jaar oud was doet daaraan niet af. Het betreffen ernstige feiten die de rechtbank verdachte zeer kwalijk neemt. Dat dit soort feiten tot psychische schade kunnen leiden en dat de slachtoffers daarvan langdurig de gevolgen (kunnen) meedragen, is algemeen bekend. Dat hiervan ook sprake is bij een van de slachtoffers, blijkt uit de toelichting bij de gevorderde schadevergoeding door [slachtoffer 1] , waarin wordt aangegeven dat zij nog altijd emotionele pijn voelt door het misbruik en dat zij (psychische) hulp nodig heeft.
Verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan het vervaardigen en het in bezit hebben van kinderporno. Verdachte heeft [slachtoffer 4] onder druk gezet om naaktfoto’s en/of filmpjes van zichzelf te maken en deze naar hem toe te sturen via de telefoon. Verdachte heeft het filmpje van [slachtoffer 4] hierna via een screenrecorder-app op zijn telefoon vervaardigd. Op zijn telefoon had verdachte daarnaast ander materiaal van kinderen in bezit met een onmiskenbare seksuele strekking en die daarom net als het filmpje van [slachtoffer 4] , als kinderpornografisch kunnen worden bestempeld.
Verdachte heeft met het vervaardigen en het bezit van kinderporno de norm die strekt tot de bescherming van kinderen tegen seksueel misbruik in ernstige mate geschonden. Door het in bezit hebben van kinderporno en het bezoeken van dergelijke websites, wordt de productie van kinderpornografisch materiaal gestimuleerd en in stand gehouden. Voor de vervaardiging van deze afbeeldingen zijn (jonge) kinderen ernstig seksueel misbruikt en geëxploiteerd ten behoeve van een onzedelijke behoeftebevrediging van een volwassene. Het is algemeen bekend dat kinderen die seksuele handelingen moeten verrichten ten behoeve van de kinderporno-industrie aanzienlijke psychische schade kunnen oplopen en dit vele jaren later nog diepe sporen kan nalaten. Verdachte heeft zich daar niet door laten weerhouden, want hij vond zijn eigen behoeftebevrediging kennelijk belangrijker. Bovendien heeft verdachte zelf ook kinderpornografisch materiaal van een 13-jarig meisje vervaardigd. De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 6 februari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een zedendelict.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van de over verdachte opgemaakte pro Justitia rapporten, te weten:
- een psychiatrisch rapport van 19 januari 2024 van [naam 4] , kinder- en jeugdpsychiater,
- een psychologisch rapport van 19 januari 2024 van drs . J.A.M. Gresnigt, klinisch psycholoog.
Daarnaast heeft de rechtbank ter terechtzitting op 6 maart 2024 gehoord het mondelinge advies van de deskundigen:
- mevrouw [naam 5] , als raadsonderzoeker werkzaam bij de Raad voor de Kinderbescherming (hierna de Raad) regio Overijssel en
- de heer [naam 6] , als jeugdreclasseringswerker werkzaam bij Jeugdbescherming Overijssel.
De deskundigen concluderen tot toepassing van het jeugdstrafrecht aangezien bij verdachte sprake is van een vertraagde sociaal emotionele ontwikkeling. Daarnaast is hij nog wel vatbaar voor pedagogische beïnvloeding
De psychiater concludeert, zakelijk weergegeven, dat bij verdachte, een thans ruim achttien jaar oude gemiddeld intelligente adolescent, sprake is van een vertraagde sociaal-emotioneel ontwikkeling. Er is sprake van een sociale (pragmatische) communicatiestoornis, een ongespecificeerde psychotrauma- of stressor gerelateerde stoornis, een somatische symptoomstoornis en in lichte mate misbruik van alcohol.
De psycholoog rapporteert, zakelijk weergegeven, dat bij verdachte sprake is van een psychische problematiek, namelijk een ongespecificeerde neurobiologische ontwikkelingsstoornis waarbij autistiforme kenmerken naar voren komen. Daarnaast is er sprake van een ongespecificeerde trauma- of stressgerelateerde stoornis en een bedreigde en beperkte ontwikkeling van de persoonlijkheid waarbij narcistische kenmerken opvallen, zonder dat er gesproken kan worden van een persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast is er sprake van een stoornis in het gebruik van alcohol, in gestructureerde detentieomgeving in vroege remissie.
Mate van toerekenbaarheid
De psychiater concludeert dat van deze stoornis ook sprake was ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde, behalve de somatische symptoomstoornis, die zich recent ontwikkelde.
De psychiater rapporteert echter dat er sprake is van een gelijktijdigheidsverband, maar dat door de ontkenning van verdachte geen uitspraak kan worden gedaan over de doorwerking en mate van toerekenen.
De psycholoog rapporteert dat ook ten tijde van het ten laste gelegde de vastgestelde ongespecificeerde neurobiologische ontwikkelingsstoornis, de ongespecificeerde trauma- of stressgerelateerde stoornis en bedreigde en beperkte persoonlijkheidsontwikkeling aanwezig waren. Het is voorstelbaar dat dit zijn gedrag ten tijde van het ten laste gelegde, indien bewezen, heeft beïnvloed. Zijn alcoholmisbruik was van invloed ten tijde van het vierde ten laste gelegde feit. Kijkend naar het verband tussen stoornis en het ten laste gelegde onder 4, dat hij deels bekent, indien bewezen, dan is het voorstelbaar dat de geschetste bedreigde en beperkte persoonlijkheidsontwikkeling en/of de autistiforme kenmerken een rol kunnen hebben gespeeld ten tijde van dit ten laste gelegde en, waarschijnlijk, indien bewezen, ook ten tijde van de overige ten laste gelegde feiten. Het is voorstelbaar dat het vanuit zijn eigen onrijpe sociaal-emotionele ontwikkeling en autistiforme kenmerken veiliger en makkelijker voor hem is om met een minderjarig, mogelijk beïnvloedbaar meisje seksueel contact te hebben. Indien bewezen, dan is het voorstelbaar dat hij vanuit zijn drang om eigen seksuele lustgevoelens te willen bevredigen overgegaan tot het ten laste gelegde (onder 4), zonder hierbij rekening te houden met de grenzen en gevoelens van de ander. Als gevolg van zijn bedreigde en beperkte persoonlijkheidsontwikkeling is zijn gewetensontwikkeling lacunair en zijn empathische vermogen beperkt, is hij weinig geneigd om zich in de ander te verplaatsen, voelt hij de grenzen van de ander minder goed aan en kent hij aldus minder remmingen in het contact met anderen. Het is voorstelbaar dat ook autistische kenmerken hierbij een rol spelen: het zich niet kunnen inleven in de ander, het rigide vasthouden aan eigen wensen en aan afspraken en het verkeerd interpreteren van de bedoelingen van de ander. Dit gebrek aan inlevingsvermogen in de ander en tekortschietende remmingen kunnen een rol hebben gespeeld. Daarnaast kan zijn alcoholmisbruik deze gebrekkige remmingen verder hebben ondermijnd. Voorts is het niet uit te sluiten dat het afweermechanisme ‘turning passive into active’, indien het feit onder 4 wordt bewezen, een rol heeft gespeeld: omdat hij als gevolg van de mishandelingen en bedreigingen veel angst, wantrouwen en onmacht is gaan ervaren kan hij ernaar zijn gaan streven om macht te hebben over een ander, over zijn slachtoffers. Dit kan hem een gevoel van mannelijkheid en kracht/macht geven, gevoelens die zich mede door het vroegere gepest zijn, zijn geringe weerbaarheid, autistiforme kenmerken en onrijpe sociaal-emotionele ontwikkeling minder goed hebben ontwikkeld.
Omdat er geen goed en volledig zicht is op het delictscenario vanwege zijn ontkenning kan er geen goed en afgewogen antwoord worden gegeven op de vraag in hoeverre het ten laste gelegde hem kan worden toegerekend. Echter, indien de ten laste gelegde feiten worden bewezen, dan is het voorstelbaar dat er sprake is van een doorwerking van zijn neurobiologische ontwikkelingsstoornis en bedreigde en beperkte persoonlijkheidsontwikkeling in de ten laste gelegde feiten en dat verdachte hierdoor in verminderde mate in staat was om stil te staan bij de consequenties van zijn handelen.
In het verlengde hiervan concludeert de psycholoog dat de rechtbank verdachte de ten laste gelegde feiten, indien bewezen, in verminderde mate zou kunnen toereken.
Uit het psychiatrisch rapport volgt dat gelet op de ontkennende houding van verdachte geen betrouwbare risicotaxatie mogelijk is. Op grond van de uitkomsten van de risico taxatie instrumenten, gecombineerd met de klinische inschatting, wordt zonder intensief en langdurig toezicht en begeleiding/behandeling de kans op recidive van een seksueel grensoverschrijdend delict, bij bewezenverklaring, matig-hoog geschat.
Uit het psychologisch rapport volgt dat op basis van de risicotaxatie instrumenten, kan worden geconcludeerd dat er meerdere risicofactoren en enkele beschermende factoren zijn. Erg zorgelijk is dat, indien de ten laste gelegde feiten worden bewezen, er meerdere minderjarige meisjes slachtoffer zijn, hij dreiging en geweld heeft toegepast, dat hij het ten laste gelegde ontkent, dat hij tijdens een schorsing is gerecidiveerd in een soortgelijk, mogelijk zelfs ernstiger zedendelict, terwijl hij voldoende intelligent is om zich aan schorsingsvoorwaarden te houden. De kans op recidive in zedendelicten is matig-hoog indien verdachte geen openheid geeft over de ten laste gelegde feiten, zich niet committeert aan behandeling, onvoldoende extern begrensd wordt en behandeling en wanneer toezicht en begeleiding uitblijft.
De psychiater adviseert, gelet op de ernst en de hoeveelheid van de delicten, de matig-hoge kans op recidive van een seksueel delict, de beperkte motivatie tot behandeling, het feit dat nog niet eerder werd behandeld, onduidelijkheid over de ondersteunende mogelijkheden van het gezinssysteem om het gedrag van te veranderen, een voorwaardelijke PIJ maatregel op te leggen, nodig om het gedrag van te beïnvloeden en het gevaar voor zichzelf en de maatschappij af te wenden.
De psycholoog acht een intensieve, forensische klinische behandeling geïndiceerd in een kliniek voor forensische jeugdpsychiatrie en orthopsychiatrie met een behandelprogramma voor seksueel grensoverschrijdend gedrag van jeugdige zedendelinquenten, zoal bijvoorbeeld GGZ ‘De Catamaran’ biedt. Een klinische setting biedt de begrenzing om recidive te voorkomen en de veiligheid voor onderzochte om aan zijn problematiek te werken. Daarnaast is een klinische setting van belang omdat dit het beter mogelijk maakt om onderzochte en zijn psychische problematiek goed in beeld te krijgen. Nadere procesdiagnostiek naar persoonlijkheidsproblematiek en de neurobiologische ontwikkelingsstoornis is geïndiceerd. Een PIJ-maatregel biedt de mogelijkheid om verdachte langere tijd te behandelen. Gezien zijn leeftijd, zijn leervermogen en zijn uitspraak dat hij wil investeren in behandeldoelen en toekomst, het belang om te investeren in de behandeling van zijn problematiek, ontwikkeling en scholing, de aanwezigheid van ouders die naar mogelijkheden steunend willen zijn, het feit dat hij niet eerder is behandeld in een strafrechtelijk kader en omdat het belangrijk is om hem perspectief te geven en hem aan te spreken op zijn eigen verantwoordelijkheid en handelen heeft het de voorkeur om een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Als voorwaarden wordt een forensische klinische behandeling geadviseerd, evenals toezicht, openheid over zijn seksualiteit, (urine)controle om middelengebruik en regelmatige controle op gegevensdragers.
De verklaringen van de deskundigen ter terechtzitting van 6 maart 2024
De deskundigen zijn van oordeel dat jeugd FPK De Catamaran in Eindhoven de meest geschikte kliniek lijkt voor verdachte. De intake bij De Catamaran heeft inmiddels plaatsgevonden en verdachte is aangenomen. Er is echter een wachtlijst van een tot vijf maanden voor opname bij de kliniek.
Dhr. [naam 6] heeft verklaard dat de behandelduur een jaar tot anderhalf jaar in beslag zal nemen, met een mogelijke uitloop naar een ambulant behandeltraject bij Transfore. Op dit moment is daarover nog niets te zeggen omdat de behandeling nog moet aanvangen.
Mevrouw [naam 5] heeft verklaard dat de wachttijd voor behandeling zeer onspecifiek is. Dit maakt het geven van een gedegen advies moeilijk. De Catamaran heeft niet aangegeven wanneer verdachte kan worden opgenomen terwijl er daarnaast, voorafgaand aan de opname, geen overbruggingsplek voor hem is. De Catamaran houdt geen plaats voor hem vrij (tot hij vrijkomt). Afhankelijk van de in- en uitstroom in de kliniek zal worden bepaald of verdachte daadwerkelijk kan worden geplaatst. Ter inperking van het gevaar voor herhaling is het noodzakelijk dat verdachte vanuit detentie bij De Catamaran wordt geplaatst. Het is niet wenselijk dat de detentie wordt onderbroken voor behandeling bij De Catamaran, om deze na de behandeling te laten voortduren. Na de behandeling staat immers resocialisatie voorop.
In overleg met de jeugdreclassering zijn de bijzondere voorwaarden geformuleerd, te weten: forensische klinische behandeling, toezicht door de jeugdreclassering, inzicht verschaffen over middelengebruik, meewerken aan urinecontroles, het hebben van een passende dagbesteding, zich houden aan de aanwijzingen van medewerkers van De Catamaran en de jeugdreclassering, meewerken aan een (ambulante) vervolg behandeling. Daarnaast wordt geadviseerd oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel van een contactverbod ten aanzien van de slachtoffers en dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaardelijke
PIJ-maatregel.
De rechtbank neemt ook deze toelichting en adviezen mee in haar overwegingen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bereid is om zijn medewerking te verlenen aan deze voorwaarden.
Stoornis en toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank verenigt zich met voornoemde conclusie van de deskundigen ten aanzien van de diagnostiek, de mate van toerekeningsvatbaarheid en het recidiverisico en neemt deze over. De rechtbank neemt de conclusie van de psycholoog over dat bij verdachte tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond waardoor de feiten hem in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Motivering van de strafoplegging
De rechtbank ziet gelet op de adviezen aanleiding het jeugdstrafrecht toe te passen.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank gelet op de geldende oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor jeugdigen. Hieruit volgt dat voor het seksueel binnendringen waarbij geen sprake is van strafvermeerderende omstandigheden, een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van zes maanden als uitgangspunt geldt. Voor het in bezit hebben en het vervaardigen van kinderporno zijn geen oriëntatiepunten vastgesteld. Daarom zoekt de rechtbank aansluiting bij straffen die bij eerdere uitspraken in vergelijkbare zaken zijn opgelegd.
De rechtbank houdt in strafverzwarende zin - naast de hiervoor genoemde omstandigheden - tevens rekening met de omstandigheid dat verdachte, kort na de verkrachting van [slachtoffer 2] (feit 1), op 3 februari 2022 door de rechtbank Almelo is veroordeeld wegens het met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Het slachtoffer in deze zaak is een bekende van [slachtoffer 4] . Gelet op de inhoud van dat vonnis was verdachte in alle opzichten een gewaarschuwd man en wist hij ook dat hij in een proeftijd liep. Dit heeft hem er echter niet van kunnen weerhouden om na de veroordeling op 3 februari 2022, verregaande seksuele handelingen te plegen met [slachtoffer 4] (feit 3) en zelfs een naaktfilmpje van haar te maken. Na zijn aanhouding op 9 november 2022 en het ondergaan van een voorlopige hechtenis van 43 dagen, kreeg verdachte weer een kans, in die zin dat de rechtbank de voorlopige hechtenis, gelet op het persoonlijk belang van verdachte, heeft geschorst. Het lijkt dan een tijd goed te gaan en verdachte lijkt zich te houden aan de voorwaarden die hem zijn opgelegd. Dit leidt er dan ook toe dat het elektronisch toezicht op 5 april 2023 komt te vervallen. Verdachte gedraagt zich ruim vijf maanden later als een onverbeterlijke zedendelinquent want hij gaat op 8 september 2023 weer de fout in. Hij wordt op heterdaad betrapt, terwijl hij in het park achter een elektriciteitshuisje met [slachtoffer 1] tegen haar wil seksuele handelingen pleegt.
In strafverminderende zin, dus in het voordeel van verdachte, houdt de rechtbank rekening met zijn jeugdige leeftijd en de omstandigheid dat het bewezenverklaarde hem in verminderde mate kan worden toegerekend.
Gelet echter op de hiervoor genoemde strafverzwarende omstandigheden, te weten: de omstandigheid dat sprake was van jonge kwetsbare meisjes, geweld en bedreiging met geweld en eerdere recidive, kan niet worden volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie die gelijk is aan de tijd die reeds door verdachte in voorarrest is doorgebracht. Het gaat om zeer ernstige strafbare feiten en de rechtbank overweegt dat, indien verdachte meerderjarig zou zijn geweest ten tijde van het plegen van deze feiten, voor feiten als deze een forse gevangenisstraf aan de orde zou zijn. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf in dit geval meer recht doet aan de ernst van de feiten. De rechtbank begrijpt dat oplegging van een langere onvoorwaardelijke jeugddetentie verstrekkende gevolgen kan hebben voor verdachte. De rechtbank is er echter niet van overtuigd dat de gevolgen voor hem meer verstrekkend zijn dan voor andere jongeren in jeugddetentie.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie voor de duur van twaalf maanden passend en geboden is. De rechtbank zal bepalen dat de reeds door verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd op de straf in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank is van oordeel dat aan de wettelijke vereisten voor oplegging van een PIJ-maatregel is voldaan. Het gaat om misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, bij verdachte is vastgesteld dat hij ten tijde van het strafbare feit een ziekelijke stoornis had, de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eist het opleggen van de maatregel en de maatregel wordt in het belang geacht van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat het noodzakelijk is dat verdachte een intensieve en langdurige behandeling nodig heeft, die niet binnen een ander kader dan een voorwaardelijke PIJ-maatregel kan plaatsvinden. De (voorwaardelijke) PIJ-maatregel dient te worden gereserveerd voor zware misdrijven, waarbij het moet gaan om een verdachte bij wie een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens kan worden vastgesteld of een ziekelijke stoornis. De feiten die verdachte gepleegd heeft zijn zonder meer ernstig. Daarnaast is bij verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens of een ziekelijke stoornis. Zonder behandeling is het gevaar voor herhaling van vergelijkbare ernstige delicten groot. Dit recidivegevaar heeft zich eerder al geopenbaard. Een voorwaardelijk strafdeel met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden worden door de rechtbank onvoldoende geacht gelet op de ontkennende houding van verdachte en de noodzakelijke behandeling. Die continuïteit kan wel met de voorwaardelijke PIJ-maatregel worden geborgd. Immers, het is een zwaarder pressiemiddel en indien verdachte zich desondanks niet, of onvoldoende houdt aan de bijzondere voorwaarden, dan kunnen de hulpverlening en de behandeling verplicht worden in het kader van een PIJ-maatregel. De rechtbank zal verdachte dan ook een voorwaardelijke PIJ-maatregel opleggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd ter terechtzitting op 6 maart 2024 door de deskundige van de Raad.
Anders dan door deskundige van de Raad geadviseerd, ziet de rechtbank geen noodzaak voor oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel, inhoudende contactverboden met de slachtoffers. De rechtbank zal verdachte contactverboden met de slachtoffers opleggen in de vorm van een bijzondere voorwaarde.
Alles overwegende acht de rechtbank oplegging van een voorwaardelijke PIJ-maatregel met daaraan verbonden de hierna te melden bijzondere voorwaarden, met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden.
De rechtbank stelt vast dat de PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank zal de voorwaardelijk op te leggen PIJ-maatregel niet dadelijk uitvoerbaar verklaren en wijst in dit kader op recente jurisprudentie van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden