ECLI:NL:RBOVE:2024:1457

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
20 maart 2024
Zaaknummer
ak_23_1852
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van WIA-uitkering en medische beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Overijssel het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar WIA-uitkering per 13 november 2022, omdat zij op 12 september 2022 minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. S. van de Griek, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uwv, dat de uitkering beëindigde na een herbeoordeling in augustus 2022. De rechtbank heeft op 20 februari 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigde van het Uwv aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de medische beoordeling van het Uwv onvoldoende gemotiveerd is, vooral met betrekking tot de psychische klachten van eiseres en de afwezigheid van een urenbeperking. Eiseres heeft aangevoerd dat haar klachten ernstiger zijn dan door het Uwv is aangenomen en dat er onvoldoende rekening is gehouden met haar energetische beperkingen. De rechtbank concludeert dat het Uwv een nieuwe medische beoordeling moet uitvoeren, omdat het bestreden besluit niet voldoet aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt het Uwv op om een nieuw besluit te nemen. Eiseres krijgt een vergoeding voor haar proceskosten van € 1.750,- en het Uwv moet het betaalde griffierecht van € 50,- aan haar vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/1852

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. van de Griek),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: P. Spoelstra).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) met ingang van 13 november 2022 omdat zij op 12 september 2022 minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
1.1
Met het bestreden besluit van 29 augustus 2023 op het bezwaar van eiseres is het Uwv bij de beëindiging van de uitkering gebleven.
1.2
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3
Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 20 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het Uwv.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De totstandkoming van het besluit
4.1
Eiseres werkte tot 14 oktober 2016 gemiddeld ongeveer 32 uur per week bij Food Connect Maaltijdservice als productiemedewerker. Daarna heeft het Uwv aan haar een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toegekend. Vanuit de WW heeft eiseres zich per 14 november 2016 bij het Uwv ziek gemeld wegens buikpijnklachten. Bij besluit van 9 februari 2017 heeft het Uwv met ingang van 17 januari 2017 aan eiseres een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. Omdat eiseres vanwege haar zwangerschap en bevalling tussendoor een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg heeft ontvangen, eindigde de wachttijd voor de WIA op 9 maart 2019.
4.2
Op 12 februari 2019 heeft eiseres bij het Uwv een aanvraag om een WIA-uitkering ingediend. Bij besluit van 21 maart 2019 heeft het Uwv eiseres niet in aanmerking gebracht voor een WIA-uitkering per 10 maart 2019. Bij besluit van 14 mei 2019 heeft het Uwv het hiertegen door eiseres gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 6 januari 2020 heeft deze rechtbank het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard (ECLI:NL:RBOVE:2020:21).
4.3
Eiseres heeft zich bij brief van 28 juni 2019 bij het Uwv toegenomen arbeidsongeschikt gemeld. Eiseres ontwikkelde een hernia umbilicalis en is op 26 september 2019 geopereerd. Bij besluit van 27 november 2019 heeft het Uwv eiseres in aanmerking gebracht voor een WIA-uitkering met ingang van 26 september 2019. Eiseres wordt (tijdelijk) voor 80-100% arbeidsongeschikt beschouwd vanwege de operatie. Op 9 december 2021 zou een herbeoordeling moeten plaatsvinden maar vanwege de zwangerschap van eiseres is deze beoordeling verplaatst.
5. De herbeoordeling heeft plaatsgevonden in augustus 2022. Het Uwv heeft verzekeringsgeneeskundig en arbeidsdeskundig onderzoek verricht. Dit heeft geleid tot besluitvorming zoals weergegeven onder het kopje ‘Inleiding’.
Het standpunt van het Uwv
6. Het Uwv heeft in het bestreden besluit vastgesteld dat eiseres per 13 november 2022 geen recht meer heeft op een WIA-uitkering omdat de mate van arbeidsongeschiktheid lager is dan 35% (0%). Volgens het Uwv is eiseres gelet op de beperkingen zoals vastgelegd in de – in bezwaar aangepaste – Functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 21 augustus 2023 in staat om de voorbeeldfuncties van Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (SBC-code 111180), Administratief ondersteunend medewerker (SBC-code 315100) en Telefonist (centrale), medewerker callcenter (inbound) (SBC-code 315174) te vervullen. Aanvullend acht het Uwv eiseres geschikt voor de functie Telefonisch verkoper (outbound) (SBC-code 315173). Hiervoor baseert het Uwv zich op de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 21 augustus 2023 en van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 23 augustus 2023. Rekening houdend met een uitlooptermijn van twee maanden, heeft het Uwv de uitkering beëindigd met ingang van 13 november 2022. Daarnaast heeft het Uwv aan eiseres een dwangsom verbeurd ter hoogte van € 1.442,- vanwege het overschrijden van de beslistermijn.
Het standpunt van eiseres
7. Eiseres voert aan dat zij meer klachten en beperkingen heeft dan door de verzekeringsartsen is aangenomen. Eiseres heeft meermaals bij de verzekeringsarts aangegeven dat zij psychische klachten ondervindt en de verzekeringsartsen hebben hier ten onrechte geen onderzoek naar verricht. De psychische klachten hadden aanleiding moeten geven tot meer beperkingen in de rubrieken 1 en 2. Eiseres ervaart een hoge drempel om naar een psycholoog te gaan. De laatste 6 jaren is haar gezondheid verslechterd vanwege de buikklachten en eiseres ervaart dit als falen. Ze zit daarom al jaren niet goed in haar vel maar zet voor de buitenwereld een masker op. Door haar gezondheidsproblemen is eiseres veel kwijt geraakt en daardoor vaak terneergeslagen. Anders dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt, betekent de omstandigheid dat eiseres naar een POH ging, en niet naar een psycholoog, niet dat haar psychische klachten te mild zijn om beperkingen aan te nemen. Immers blijkt uit het dagverhaal en de anamnese dat eiseres ernstige psychische klachten ervaart. Daarbij komt dat de keuze voor de behandeling bij de POH een kostenkwestie betreft. Volgens eiseres zijn de geclaimde beperkingen aannemelijk gelet op de consistentie tussen de stoornissen en beperkingen zoals blijkt uit het plausibele en consistente dagverhaal.
Eiseres voert verder aan dat het Uwv ten onrechte geen urenbeperking heeft aangenomen. Zo is gebleken dat eiseres na inspanning de volgende dag op bed moet liggen vanwege een stekende pijn in de buik. Ook heeft eiseres regelmatig last van hoofdpijn, kan ze weinig doen in het huishouden en krijgt ze veel hulp van familie. Eiseres is niet in staat om 8 uur per dag te werken. Uit het dagverhaal van eiseres blijkt dat sprake is van veel rustmomenten, en soms een hele dag niets meer kunnen doen. Dit zou volgens eiseres moeten leiden tot een urenbeperking wegens energetische redenen.
Beoordeling van de beroepsgronden
8. Op grond van artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
De beoordeling of iemand volledig en duurzaam arbeidsongeschikt of gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, wordt gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek, aldus artikel 6, eerste lid, Wet WIA. Op grond van artikel 6, derde lid, Wet WIA wordt onder de genoemde arbeid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
Bij het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten zijn regels gesteld betreffende de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de Wet WIA.
Is het onderzoek zorgvuldig?
9.1
Het Uwv mag zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en geen tegenstrijdigheden bevatten. De conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapportages. Daarvan is in dit geval sprake.
9.2
Eiseres is in de primaire fase beoordeeld door een arts ( [naam 1] ), het rapport is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts en bedrijfsarts ( J. Kuckelkorn ). De arts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Nadat zij eiseres op het spreekuur heeft gezien en onderzocht, heeft zij een uitvoerige anamnese opgemaakt. In het rapport van 18 augustus 2022 heeft de arts geconcludeerd dat sprake is van overige klachten betreffende het zenuwstelsel (Acnes). Als gevolg daarvan ondervindt eiseres buikpijnklachten. Daarnaast heeft eiseres last van hoofdpijnen en duizelingen. De beperkingen zijn vastgelegd in de FML van 21 augustus 2022. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de arts in zijn rapport van 21 augustus 2023 heroverwogen. Hij heeft het dossier en de recente informatie van de huisarts betrokken. Ook heeft hij eiseres gesproken en onderzocht op het spreekuur bij de hoorzitting van 4 augustus 2023. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij deels aanleiding ziet om anders te denken over de belastbaarheid waar het gaat om het dragen van zware persoonlijke beschermingsmiddelen, het gebruiken van gevaarlijk gereedschap en gevaarlijke stoffen en werken op hoogte en beroepsmatige verkeersdeelname. Daarnaast maken de klachten aan de linkerknie aannemelijk dat eiseres licht beperkt is voor traplopen, klimmen, knielen of hurken en geknield of gehurkt actief zijn. De FML is daarop aangepast.
9.3
Uit de medische rapporten blijkt dat alle klachten van eiseres en de informatie van haar behandelaars zijn betrokken in de beoordeling. Het is niet gebleken dat klachten van eiseres zijn gemist of niet zijn meegewogen. Anders dan eiseres aanvoert, hebben de verzekeringsartsen psychisch onderzoek verricht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de informatie van de POH-GGZ, waar eiseres één keer in de vier weken wordt begeleid, eveneens bij de beoordeling betrokken. Eiseres heeft verder niet nader geconcretiseerd welke klachten de verzekeringsartsen onvoldoende zouden hebben onderzocht en welke medische informatie niet in de beoordeling zou zijn betrokken. Gelet op de onderzoeksactiviteiten van de verzekeringsartsen is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. Dat eiseres het oneens is met de wijze waarop de medische informatie is vertaald naar beperkingen op de FML maakt het onderzoek op zichzelf nog niet onzorgvuldig.
Is de medische beoordeling voldoende gemotiveerd?
10. Eiseres heeft tegen het inhoudelijke medische oordeel van het Uwv aangevoerd dat ten onrechte niet meer beperkingen zijn aangenomen voor de psychische klachten die eiseres ondervindt en dat ten onrechte geen urenbeperking is aangenomen.
11.1
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 21 augustus 2023 uitgebreid de voorgeschiedenis en de huidige klachten in beeld gebracht. Ten aanzien van de psychische klachten van eiseres heeft de verzekeringsarts gemotiveerd dat uit het psychisch onderzoek bij de primaire beoordeling en in bezwaar geen medische redenen naar voren zijn gekomen om beperkingen aan te nemen in de rubrieken persoonlijk- en sociaal functioneren. De psychische klachten imponeren bij het psychisch onderzoek in bezwaar als mild en volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep wordt dit beeld bevestigd met de verwijzing naar de POH-GGZ.
11.2
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep met de rapportage van 21 augustus 2023, behoudens ten aanzien van de urenbeperking, overtuigend heeft gemotiveerd waarom hij geen aanleiding ziet tot het aannemen van meer beperkingen vanwege psychische klachten. Aan het beroep liggen geen nieuwe medische documenten ten grondslag. De rechtbank volgt de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat uit de medische informatie volgt dat de psychische klachten mild zijn en geen aanleiding geven tot het opnemen van beperkingen voor persoonlijk- en sociaal functioneren. Dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep wijst op de primaire beoordeling terwijl de primaire arts aan de psychische klachten geen inhoudelijke motivering heeft gewijd, maakt het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep nog niet onvoldoende gemotiveerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft namelijk zelf psychisch onderzoek gedaan en de psychische klachten inhoudelijk beoordeeld. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn beoordeling betrokken dat de drempel voor eiseres om hulp in te schakelen bij een psychiater hoog is. Anders dan eiseres lijkt te stellen heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen doorslaggevende waarde toegekend aan de omstandigheid dat eiseres enkel door de POH-GGZ is gezien en niet door een psychiater. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aan zijn oordeel ten grondslag gelegd dat uit de inhoud van de informatie van de POH-GGZ, alsmede uit zijn eigen onderzoek, blijkt dat de psychische klachten mild zijn. Dat eiseres uit kostenoverwegingen heeft afgezien van een behandeling bij een psychiater betreft verder een eigen afweging en uit deze omstandigheid kan niet zonder meer worden afgeleid dat haar klachten medisch objectief bezien ernstiger zijn dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is aangenomen. Dat eiseres stelt ernstiger klachten te hebben, betekent niet dat die klachten moeten leiden tot extra beperkingen. Voor de toepassing van de WIA gaat het niet alleen om hoe eiseres de klachten ervaart, maar is vooral relevant welke beperkingen voortvloeien uit objectief medisch vastgestelde aandoeningen of ziekte. De beroepsgrond slaagt niet.
12.1
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verder gemotiveerd dat hij geen reden ziet voor een urenbeperking. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is op de datum in geding geen sprake van intensieve therapie of een dagbehandelingsprogramma waarmee sprake zou zijn van een verminderde beschikbaarheid. Verder maken de aard en ernst van het beschreven medische beeld een urenbeperking op energetische gronden niet plausibel. Dit wordt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep bevestigd door het dagverhaal van eiseres waaruit volgt dat sprake is van participatieve activiteiten. Ook is geen sprake van een neiging tot systematische forse overbelasting en daarmee geen reden voor een urenbeperking uit preventief oogpunt.
12.2
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende heeft gemotiveerd waarom in het geval van eiseres geen urenbeperking is aangenomen vanwege energetische redenen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep wijst ter motivering op het medische beeld van eiseres zonder daarbij te concretiseren op welke manier het medische beeld geen aanleiding geeft tot energetische beperkingen. Zo is bijvoorbeeld niet gemotiveerd op welke manier de theoretische kennis over de aandoening licht werpt op de duurbelastbaarheid van eiseres en is geen sprake geweest van een inspanningsonderzoek, capaciteits- en functieonderzoek of psychologisch onderzoek naar haar energetische belastbaarheid. Daarnaast volgt de rechtbank de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet in de conclusie dat het dagverhaal bevestigt dat geen sprake zou zijn van energetische beperkingen. Dat uit het dagverhaal blijkt dat energetische problematiek is uitgesloten omdat eiseres participatieve activiteiten onderneemt, staat namelijk haaks op de inhoud van het dagverhaal. Uit het dagverhaal volgt juist dat eiseres weinig actief is. Eiseres kijkt overdag tv en verricht (met moeite) een kleine huishoudelijke taak. De rechtbank ziet dan ook niet in waaruit die participatieve activiteiten blijken. Uit het dagverhaal komt juist naar voren dat eiseres, ondanks de inactiviteit, gedurende de dag veel rustmoment heeft, zodat in zoverre juist sprake lijkt te zijn van momenten van niet gebruikelijke rust. In dat kader heeft eiseres ook in beroep naar voren gebracht dat indien zij wel activiteiten onderneemt zij daarna nog meer rustmomenten nodig heeft en last krijgt van buikpijnen. Verder blijkt uit het dagverhaal dat eiseres wordt belemmerd in haar thuissituatie en dat ze ondersteuning nodig heeft van familieleden.
Gelet hierop is de rechtbank dan ook van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep met de enkele verwijzing naar het medische beeld van eiseres en het dagverhaal onvoldoende heeft gemotiveerd dat er geen reden is om een urenbeperking aan te nemen wegens energetische redenen.
13. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de medische beoordeling van het Uwv niet juist is en het bestreden besluit niet berust op een voldoende draagkrachtige motivering. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren. Het Uwv zal eiseres opnieuw medisch moeten beoordelen en, indien dat is aanwezen, de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep een nieuwe arbeidskundige beoordeling moeten laten uitvoeren.
De arbeidskundige beoordeling
14. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen beroepsgronden heeft gericht tegen de arbeidskundige beoordeling van het Uwv. Gelet op wat in 12.2 en 13 is geoordeeld, acht de rechtbank niet uitgesloten dat een nieuwe medische beoordeling eveneens tot een andere arbeidskundige beoordeling leidt. De rechtbank ziet dan ook geen reden om de arbeidskundige beoordeling verder te bespreken.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met de artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Het Uwv moet daarom een nieuw besluit nemen met inachtneming van deze uitspraak.
16. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor haar proceskosten. Het Uwv moet deze vergoeding aan haar betalen. De proceskosten van eiseres bestaan uit kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De vergoeding hiervoor stelt de rechtbank met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op
€ 1750,- (1 punt voor het indienen van het beroep, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1).
17. Verder moet het Uwv het betaalde griffierecht aan eiseres vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt het Uwv op een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 1.750,-;
  • bepaalt dat het Uwv het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.J. Thurlings-Rassa, rechter, in aanwezigheid van
mr. C.L.M. Celie, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.