ECLI:NL:RBOVE:2024:1456

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
20 maart 2024
Zaaknummer
ak_23_1677
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van een WIA-uitkering en de arbeidskundige beoordeling van de eiser met betrekking tot zijn beperkingen

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, wordt het beroep van eiser tegen de toekenningsbeschikking van de loongerelateerde WIA-uitkering beoordeeld. Eiser, die sinds zijn 17e levensjaar lijdt aan chronische vermoeidheid na Pfeiffer en recentelijk is gediagnosticeerd met een autismespectrumstoornis (ASS), heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het Uwv om hem een WIA-uitkering toe te kennen met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 70,10%. Eiser stelt dat zijn beperkingen niet adequaat zijn beoordeeld en dat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. De rechtbank heeft de zaak op 20 februari 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde en de gemachtigde van het Uwv aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat het Uwv onvoldoende gemotiveerd heeft waarom de door hen geselecteerde functies passend zijn voor eiser, gezien zijn beperkingen zoals vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De rechtbank oordeelt dat de rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig zijn opgesteld, maar dat de arbeidskundige beoordeling niet voldoende is onderbouwd. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het Uwv op om een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de uitspraak. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 3.650,- worden vastgesteld, en moet het griffierecht van € 50,- aan eiser worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/1677

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. S.J. Heijtlager),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: J. van Dalfsen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de toekenningsbeschikking van de loongerelateerde uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) met ingang van 4 juni 2022.
1.1
Met het bestreden besluit van 4 juli 2023 op het bezwaar van eiser heeft het Uwv het arbeidsongeschiktheidspercentage gewijzigd vastgesteld naar 70,10 en is het Uwv verder bij de toekenningsbeschikking gebleven.
1.2
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3
Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 20 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en zijn partner [naam 1] , de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het Uwv.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. Eiser is sinds 17-jarige leeftijd bekend met chronische vermoeidheid (CVS) na Pfeiffer. In 2013 en 2014 hebben Wajong-beoordelingen plaatsgevonden. Beide aanvragen zijn door het Uwv afgewezen bij besluiten van 11 april 2013 en 11 april 2014.
5. Eiser was werkzaam als verzorger voor dementerenden voor 21,07 uur per week. Voor deze werkzaamheden is hij op 8 juni 2019 uitgevallen als gevolg van belemmerende gezondheidsklachten.
Eiser heeft per einde wachttijd een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv heeft aan de werkgever een loonsanctie opgelegd omdat onvoldoende re-integratie inspanningen zijn verricht. De werkgever heeft tot 4 juni 2022 het loon doorbetaald.
Nadien heeft verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden en heeft de besluitvorming plaatsgevonden, zoals vermeld onder het kopje ‘Inleiding’.
6. In 2021 is bij eiser een autismespectrumstoornis (ASS) vastgesteld. Eiser heeft na de vaststelling van die diagnose in 2023 verzocht om een herbeoordeling voor de Wajong. Op grond van de sociaal-medische beoordeling van 10 oktober 2023 heeft het Uwv bij besluit van 13 oktober 2023 eiser met ingang van 4 juni 2022 in aanmerking gebracht voor een Wajong-uitkering.
Het standpunt van het Uwv
7. Het Uwv heeft in het bestreden besluit vastgesteld dat eiser per 4 juni 2022 recht heeft op een WIA-uitkering (een loongerelateerde WGA-uitkering) naar de mate van arbeidsongeschiktheid van 70,10%. Vanaf 19 april 2023 heeft eiser recht op een WGA-vervolguitkering. Volgens het Uwv is eiser gelet op de beperkingen zoals vastgelegd in de – in bezwaar aangepaste – FML van 28 juni 2023 in staat om de voorbeeldfuncties van Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (SBC-code 111180), Medewerker binderij (SBC-code 268030) en Huishoudelijk medewerker gebouwen (SBC-code 111334) te vervullen. Hiervoor baseert het Uwv zich op de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 28 juni 2023, 31 januari 2024 en 16 februari 2024 en van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 3 juli 2023. Het Uwv ziet in de omstandigheid dat per 4 juni 2022 een Wajong-uitkering is toegekend geen aanleiding om eisers belastbaarheid in de onderhavige WIA-beoordeling te wijzigen.
Het standpunt van eiser
8. Eiser voert aan dat hij meer beperkingen heeft dan door het Uwv is aangenomen en dat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt moet worden geacht. Het Uwv had als gevolg van zijn ASS meer beperkingen moeten aannemen. Eiser wijst op de medische informatie van psychiater Y. Baoutou van het Autisme Spectrum Centrum van 15 augustus 2022 en 27 november 2023 waaruit volgens eiser blijkt dat hij niet belastbaar is met arbeid. Daarnaast heeft eiser een contra-expertise overgelegd van 16 november 2023 van F. van den Berg , juridisch arbeidskundig advies, en [naam 2] , arts-gemachtigde. Ten aanzien van de medische beoordeling van het Uwv heeft de deskundige volgens eiser vastgesteld dat zijn belastbaarheid te hoog is ingeschat en ten aanzien van de arbeidskundige beoordeling heeft de deskundige volgens eiser vastgesteld dat de geduide functies eisers belastbaarheid op basis van de huidige FML overschrijden. Verder zijn in bezwaar nieuwe functies geduid maar is de functiebelasting volgens eiser nagenoeg gelijk gebleven. Eiser voert verder aan dat de WIA-beoordeling niet strookt met de recente Wajong-beoordeling. De toekenning van de Wajong-uitkering per 4 juni 2022 bevestigt volgens eiser het standpunt dat hij niet in staat is om de geduide functies in volle omvang uit te voeren en dat sprake is van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid. De verschillen in de beoordeling zijn voor eiser moeilijk te begrijpen. Dat sprake is van een ander beoordelingskader neemt niet weg dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep onvoldoende zorgvuldig naar zijn specifieke medische situatie hebben gekeken. De toekenning van de Wajong-uitkering in samenhang met de informatie van Baoutou is volgens eiser voldoende om te concluderen dat eiser niet, dan wel marginaal belastbaar is. Tot slot verzoekt eiser om een vergoeding van de door hem ingeschakelde deskundige.
De beoordeling van de beroepsgronden
Is het onderzoek zorgvuldig?
9.1
Het Uwv mag zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en geen tegenstrijdigheden bevatten. De conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapportages.
9.2
De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser bestudeerd. Hij heeft eiser op 11 juli 2022 op het spreekuur gezien en psychisch onderzocht. Daarna heeft hij een uitvoerige anamnese opgemaakt. De verzekeringsarts heeft beschreven dat sprake is van een ASS waardoor eiser in zijn werk in de loop der jaren meermaals is vastgelopen wat heeft geleid tot uitval met klachten van overbelasting (moeheid, psychische klachten en fysieke spanningsklachten). Er is sprake van een forse prikkelovergevoeligheid. De beperkingen zijn vastgelegd in de FML van 13 juli 2022.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport van 28 juni 2023 heroverwogen. Hij heeft het dossier en de recente informatie uit de behandelend sector bestudeerd. Ook heeft hij eiser gesproken op de hoorzitting van 31 mei 2023. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij deels aanleiding ziet om anders te denken over de belastbaarheid dan de primaire verzekeringsarts waar het gaat om een beperking voor werkzaamheden waarin doorgaans direct contact met collega's is vereist (item 2.12.4). Anders dan eiser in beroep heeft aangevoerd, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een nieuwe FML opgesteld (de FML 28 juni 2023). De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de aanvullende rapporten van 31 januari 2024 en 16 februari 2024 betrokken dat aan eiser per 4 juni 2022 een Wajonguitkering is toegekend en gereageerd op de in beroep ingebrachte medische stukken van Baoutou van 27 november 2023 en 15 augustus 2022.
9.3
Uit de medische rapporten blijkt dat de klachten van eiser en de informatie van zijn behandelaars zijn betrokken in de beoordeling. Het is niet gebleken dat klachten van eiser zijn gemist of niet zijn meegewogen. Eiser heeft ook niet nader geconcretiseerd welke klachten de verzekeringsartsen onvoldoende zouden hebben onderzocht en welke medische informatie niet in de beoordeling zou zijn betrokken. Gelet op de onderzoeksactiviteiten van de verzekeringsartsen is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen.
Is de medische beoordeling voldoende gemotiveerd?
10.1
De verzekeringsarts heeft aangenomen dat sprake is van een autismespectrumstoornis met forse prikkelovergevoeligheid en aan ASS inherente depressie, overbelasting, chronische vermoeidheid en symptomen van overprikkeling. Eiser is aangewezen op routinematig, gestructureerd en voorspelbaar werk in een rustige prikkelarme omgeving. Geen hoge tijdsdruk of veelvuldige storingen. Eiser is beperkt in het omgaan met conflicten en samenwerken. Contact met anderen met veel improvisatie of inlevingsvermogen is niet aan te raden. Eiser kan niet leidinggeven. Op energetische en preventieve gronden wordt een tijdelijke beperking van de duurbelastbaarheid aangegeven tot 4 uur per dag en 20 uur per week. De verzekeringsarts bezwaar en beroep onderschrijft het oordeel van de verzekeringsarts maar heeft vanwege de ernstige mate van overprikkeling in de FML van 28 juni 2023 een beperking opgenomen voor werk dat direct contact met collega's vereist.
10.2
In de door eiser overgelegde contra-expertise van 16 november 2023 wordt ten aanzien van de medische beoordeling van het Uwv gesteld dat de verzekeringsartsen onderling tegengestelde informatie verstrekken. Dat eiser in eenvoudig werk flexibeler is en beter functioneert, acht Van den Berg onjuist omdat de voorwaarden waarbinnen eiser kan functioneren niet zijn verbonden aan het niveau van arbeid.
10.3
De rechtbank is van oordeel dat de contra-expertise van 16 november 2023 geen afbreuk doet aan de medische beoordeling van de verzekeringsartsen. De rechtbank wijst erop dat Van den Berg geen arts is en niet deskundig is op het gebied van het beoordelen van belastbaarheid. Dat Van den Berg de contra-expertise heeft opgesteld in overleg met arts-gemachtigde [naam 2] acht de rechtbank onvoldoende omdat het aandeel van [naam 2] onvoldoende inzichtelijk is. Zo is eiser niet door [naam 2] (bij een spreekuur) gezien, is niet duidelijk waar de medische conclusies op zijn gebaseerd en heeft [naam 2] het rapport niet ondertekend. De stelling dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep er ten onrechte van uitgaat dat eiser in eenvoudig werk beter functioneert, acht de rechtbank dan ook niet onderbouwd met objectieve medische gegevens. De stelling dat de verzekeringsartsen onderling tegengestelde informatie verstrekken slaagt niet omdat Van den Berg verder niet heeft geconcretiseerd welke informatie tegenstijdig zou zijn. De enkele stelling dat dit zo is, acht de rechtbank onvoldoende.
10.4.
Eiser heeft verder twee bieven van 15 augustus 2022 en 27 november 2023 van psychiater Y. Baoutou van het Autisme Spectrum Centrum overgelegd. De inhoud van deze informatie biedt eveneens geen tegengeluid aan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 16 februari 2024 geconcludeerd dat de toename van klachten, zoals Baoutou beschrijft, niet ziet op de datum in geding en dat de informatie voor wat betreft de datum in geding geen aanknopingspunten biedt om meer beperkingen aan te nemen. Eiser heeft geen medische informatie ingebracht die deze conclusie bestrijdt. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep overtuigend heeft gemotiveerd waarom de conclusies over de belastbaarheid van eiser in stand kunnen blijven.
10.5.1
Ook de omstandigheid dat het Uwv bij besluit van 13 oktober 2023 aan eiser met ingang van 4 juni 2022 een Wajong-uitkering heeft toegekend doet niet af aan de medische beoordeling van de verzekeringsartsen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 31 januari 2024 beschreven dat de laattijdige Wajong toekenning geen aanknopingspunt biedt om de belastbaarheid in het kader van de WIA-beoordeling te wijzigen. Naast de toelichting bij de maximale arbeidsomgang, wordt in de sociaal-medische beoordeling van 10 oktober 2023 geen toelichting gegeven met betrekking tot eisers belastbaarheid. Kennelijk was de urenbeperking volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep toereikend voor de conclusie dat eiser vanaf 18-jarige leeftijd niet meer in staat was om minimaal 75% van het wettelijk minimumloon te verdienen en daarmee naar de oudere Wajong-criteria in aanmerking te komen voor een Wajong-uitkering.
10.5.2
De rechtbank onderschrijft op dit punt de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Hoewel de rechtbank inziet dat het voor eiser lastig is te begrijpen dat de toekenning van de Wajong-uitkering niet leidt tot een aanpassing van de vastgestelde beperkingen bij de WIA-beoordeling, benadrukt de rechtbank dat voor de Wajong-beoordeling een ander toetsingskader wordt gehanteerd. In het algemeen
kunnenconclusies over de bastbaarheid bij de Wajong-beoordeling aanknopingspunten vormen om eveneens in het kader van de WIA-beoordeling tot meer beperkingen voor arbeid te komen. In het geval van eiser is echter geen sprake van dergelijke aanknopingspunten. Daarvoor acht de rechtbank redengevend dat de toekenning van de Wajong-uitkering met name lijkt te zijn gebaseerd op een inkomensschatting. Bij de sociaal-medische beoordeling van 10 oktober 2023 is enkel de energetische belastbaarheid van eiser besproken en de vastgestelde mate van de energetische belastbaarheid stemt overeen met de conclusies van de verzekeringsartsen (een beperking van de duurbelastbaarheid tot 4 uur per dag en 20 uur per week). Ook voor het overige biedt de Wajong-beoordeling dus geen aanknopingspunten om tot een andere belastbaarheid te komen en slaagt de beroepsgrond dat de WIA-beoordeling niet overeenstemt met de recente Wajong beoordeling, niet.
10.6
Gelet op het voorgaande heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd waarom de in beroep overgelegde stukken geen aanleiding geven geeft tot het aannemen van meer medisch objectiveerbare klachten. De beroepsgronden slagen niet.
Is eiser in staat de geselecteerde functies te verrichten?
11.1
Uitgangspunt voor de passendheid van functies in de arbeidskundige beoordeling is het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS). De primaire arbeidskundige heeft op basis van de FML functies geselecteerd. Na de aanscherping van de FML is in bezwaar de functie met SBC-code 111334 vervallen vanwege het samenwerken of contact hebben met klanten. De arbeidskundige bezwaar en beroep heeft een alternatieve functie geduid.
11.2
Eiser heeft aangevoerd dat de geduide functies niet passend zijn en wijst op de door hem ingebrachte contra-expertise van Van den Berg van 16 november 2023.
11.3.1
De functie Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (SBC-code 111180) acht Van den Berg niet geschikt vanwege de prikkelrijke omgeving. De geluidsbelasting tot 80 dB is te fors, zeker bij wisselend geluid. Er is sprake van een gezamenlijke uitvoering van taken terwijl eiser beperkt is voor werken met collega’s. Daarnaast is de vereiste sterke focus in een onrustige omgeving te belastend voor eiser om vol te houden.
11.3.2
De rechtbank is van oordeel dat de arbeidskundige bezwaar en beroep onvoldoende heeft gemotiveerd dat de functie van Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (SBC-code 111180) passend is. In de door eiser overgelegde contra-expertise is terecht gesteld dat de functie niet in overeenstemming is met eisers belastbaarheid zoals blijkt uit de FML. De rechtbank volgt Van den Berg in de conclusie dat sprake is van een prikkelrijke omgeving met een forse geluidsbelasting. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is door de arbeidsdeskundig analist toegelicht dat sprake is van een geluidsniveau ‘indringend’, circa 60 dB. Nog daargelaten dat uit de functieomschrijving in CBBS wel degelijk volgt dat het 80 dB betreft, acht de rechtbank, zonder nadere motivering die ontbreekt, de geluidsbelasting niet in overeenstemming met de beperking voor werken in een prikkelrijke omgeving, gelet op het werk in een ruime productiehal met werknemers die met gereedschap werken en spullen aan- en afvoeren, het zoemend geluid van machines en het geluid van afzuiging. Bovendien is niet is gebleken dat eiser een koptelefoon kan dragen. Dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de functiebelasting heeft besproken met de verzekeringsarts bezwaar en beroep en hij de belasting acceptabel heeft bevonden doet hieraan niet af, nu niet is gebleken dat daarbij de voorgenoemde omstandigheden voldoende zijn betrokken en waarom die omstandigheden dan geen overbelasting van eiser met zich zouden brengen.
De rechtbank merkt evenwel op dat de stelling van Van den Berg , dat de functie eveneens eisers beperking voor werken met collega’s overschrijdt, niet slaagt. In de functie is geen sprake van direct contact- of samenwerken met collega’s. De werkplek is afgezet met schotten. De rechtbank ziet dan ook niet in dat eiser te veel last zou hebben van langslopende collega’s en mogelijke interactie met collega’s.
11.4.1
Van den Berg acht de functie Medewerker binderij (SBC-code 268030) niet geschikt vanwege de prikkelrijke omgeving door het geluid, rondlopende collega’s en onderlinge interactie. Het is niet uitgesloten dat andere werknemers hem afleiden. Zo zijn langslopende collega’s niet te vermijden en is sprake van sociale interactie en afleiding als hij zelf rondloopt.
11.4.2
De rechtbank is van oordeel dat de arbeidskundige bezwaar en beroep eveneens onvoldoende heeft gemotiveerd dat de functie van Medewerker binderij (SBC-code 268030) passend is. Uit de door eiser overgelegde contra-expertise blijkt navolgbaar dat de functie niet in overeenstemming is met eisers belastbaarheid zoals vastgelegd in de FML. De rechtbank wijst op hetgeen Van den Berg in diens rapport ten aanzien van de ongeschiktheid van de functie heeft ingebracht, hetgeen onder 11.4.1 samengevat is weergegeven, en is van oordeel dat de motivering van de arbeidskundige bezwaar en beroep, tegen die achtergrond, niet zonder nadere toelichting stand kan houden.
11.5.1
De functie Huishoudelijk medewerker gebouwen (SBC-code 111334) acht Van den Berg ongeschikt omdat schoonmaakwerk vaak strak tijdsgebonden is en de vaste taken tot jaagwerk of deadlines leidt. Daarnaast is de prikkelbelasting niet te controleren en kan niet altijd worden gevraagd om werk in de avonden in een leeg gebouw met afsluitende oordoppen. Dat deze functie enkel 10 uur per week voorhanden is, laat zien dat passende functies niet makkelijk voorhanden zijn.
11.5.2
De rechtbank is van oordeel dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep afdoende heeft gemotiveerd dat de functie passend is. Dat geschikte functies voor eiser niet gemakkelijk voorhanden zijn gelet op de arbeidsduur in deze functie doet aan het voorgaande niet af. Immers is sprake van ten miste drie arbeidsplaatsen en mag de functie daarom conform het CBBS en het Schattingsbesluit worden gebruikt. De stelling dat bij schoonmaakwerkzaamheden in het algemeen sprake is van jaagwerk en/of deadlines is onvoldoende concreet toegespitst op deze functie en verder niet onderbouwd. Dat geldt eveneens voor de stelling dat de functie niet daadwerkelijk in de avonden zou kunnen worden uitgevoerd. Dat mogelijk sprake zou zijn van een te forse prikkelbelasting acht de rechtbank onvoldoende nu dit niet volgt uit de functieomschrijving en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep reeds heeft gemotiveerd dat de functie past bij de beperkingen van eiser, temeer nu afleiding wordt beperkt als gevolg van werkzaamheden in de avonduren, waarbij de kantoren (grotendeels) leeg zijn en eiser ook niet met anderen hoeft samen te werken. Gelet hierop doet de contra-expertise dan ook geen afbreuk aan de motivering van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
11.6
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit, voor zover dat ziet op de door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep vastgestelde passendheid van de functies met SBC-codes 111180 en 268030, niet voldoende is gemotiveerd. De rechtbank zal daarom het bestreden besluit vernietigen en het Uwv opdragen om een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van eiser.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank bepaalt dat het Uwv een nieuw besluit op het bezwaar van eiser moet nemen met inachtneming van deze uitspraak.
13. De rechtbank veroordeelt het Uwv in de door eiser in beroep gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.750,- (1 punt voor indiening beroepschrift en 1 punt voor verschijnen ter zitting, waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1).
Daarnaast moet het Uwv de kosten van het opstellen van de contra-expertise aan eiser vergoeden. Ten aanzien van de verzochte kosten geldt dat een veroordeling in de kosten van een deskundigenverslag wordt vastgesteld met overeenkomstige toepassing van de Wet tarieven in strafzaken (artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bpb). Op grond van artikel 3, eerste lid, van deze wet is in artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (Besluit) voor onderhavige werkzaamheden een tarief bepaald van ten hoogste € 142,75 per uur voor opdrachten verstrekt in 2023, te vermeerderen met verschuldigde btw (artikel 15 van het Besluit).
De door verweerder te vergoeden proceskosten voor het opstellen van de contra-expertise bedraagt 11 uur x € 142,75 = € 1.570,25. Verhoogd met de omzetbelasting ter hoogte van € 329,75 bedraagt dit in totaal € 1.900,-
Op basis hiervan bedraagt de totale proceskostenvergoeding € 3.650,-.
14. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het Uwv aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt het Uwv op een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 3.650,-;
  • bepaalt dat het Uwv het door eiser betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.J. Thurlings-Rassa, rechter, in aanwezigheid van
mr. C.L.M. Celie, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.