ECLI:NL:RBOVE:2024:1447

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
10789934 \ CV EXPL 23-4127
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een doorlopend servicecontract en betaling van openstaande factuur

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen CCV GROUP B.V., handelend onder de namen CCV Nederland en CCV Holland, en een gedaagde partij die een doorlopend servicecontract had afgesloten voor het onderhoud van mobiele pinautomaten. Eiser, CCV, vorderde betaling van een openstaande factuur van € 286,77 voor het jaar 2023, alsook de ontbinding van de overeenkomst per 31 december 2023. De gedaagde partij had de factuur niet betaald en voerde verweer door te stellen dat de overeenkomst eind 2022 telefonisch was opgezegd en dat zij nooit de factuur had ontvangen. De kantonrechter oordeelde dat de overeenkomst niet was opgezegd of ontbonden en dat de jaarvergoeding verschuldigd was. De rechter wees de vorderingen van CCV toe, inclusief de wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde in verzuim was geraakt en dat de kosten voor de incassowerkzaamheden vergoed dienden te worden. De totale te betalen som door de gedaagde, inclusief proceskosten, werd vastgesteld op € 773,34.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer: 10789934 \ CV EXPL 23-4127
Vonnis van 12 maart 2024
in de zaak van
CCV GROUP B.V., onder andere handelend onder de naam CCV Nederland en CCV Holland,
te Arnhem,
eisende partij,
hierna te noemen: CCV,
gemachtigde: KVN Gerechtsdeurwaarders & Juristen,
tegen
[gedaagde], handelend onder de naam [bedrijf],
te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1
[gedaagde] heeft bij CCV een doorlopend servicecontract afgesloten om door CCV tegen betaling haar mobiele pinautoma(a)t(en) te onderhouden en repareren. CCV vordert de betaling van de factuur voor het kalenderjaar 2023, nu [gedaagde] deze niet heeft betaald. Daarnaast vordert CCV de ontbinding van de overeenkomst tegen het einde van 2023.
De kantonrechter zal de vorderingen van CCV toewijzen. Dat een aanmaning met factuur in de spambox van [gedaagde] is terechtgekomen, is voor haar risico.

3.De feiten

3.1
[gedaagde] heeft met CCV een doorlopende overeenkomst om door CCV tegen jaarlijkse betaling haar mobiele pinautoma(a)t(en) te onderhouden en repareren. [gedaagde] heeft 22 jaar voor deze diensten aan CCV betaald. De overeenkomst wordt steeds voor de duur van één jaar verlengd, tenzij de overeenkomst tijdig wordt opgezegd. De kosten van het servicecontract dienen jaarlijks in één keer aan CCV te worden voldaan. Op 20 april 2023 heeft CCV een aanmaning met factuur verstuurd naar het mailadres van [gedaagde] voor de vergoeding van het jaar 2023 ter hoogte van € 286,77. [gedaagde] heeft de vergoeding voor het jaar 2023 onbetaald gelaten.

4.Het geschil

4.1
CCV vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 286,77, vermeerderd met de wettelijke handelsrente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. CCV legt hieraan de overeenkomst met [gedaagde] ten grondslag en vordert de vergoeding voor het kalenderjaar 2023. Daarnaast vordert CCV de ontbinding van de overeenkomst, dan wel deze ontbonden te verklaren, omdat [gedaagde] haar betaalverplichting niet is nagekomen.
4.2
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van CCV, met veroordeling van CCV in de kosten van deze procedure. [gedaagde] heeft daartoe aangevoerd dat zij de overeenkomst eind 2022 telefonisch heeft opgezegd. Ook stelt zij zich op het standpunt dat sprake is van ontbinding van de overeenkomst, omdat CCV in strijd met de overeenkomst de prijs met 10,3% heeft verhoogd. Verder heeft zij aangevoerd dat zij nooit de factuur of een aanmaning heeft ontvangen. Weliswaar heeft zij per mail een aanmaning ontvangen, maar deze is in de spambox terechtgekomen waardoor zij deze mail pas voor het eerst heeft gezien nadat zij is gedagvaard. Van verzuim is nog geen sprake, omdat ze eerst een ingebrekestelling met een redelijke betaaltermijn had moeten ontvangen.

5.De beoordeling

De overeenkomst is niet opgezegd of ontbonden; de jaarvergoeding is verschuldigd
5.1
Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] is dat sprake is van ontbinding van de overeenkomst. Dit verweer kan niet slagen, omdat [gedaagde] niet heeft gesteld dat zij de overeenkomst heeft ontbonden, wanneer zij dat zou hebben gedaan, hoe en tegenover wie. Ook het verweer dat de overeenkomst is opgezegd slaagt niet. CCV heeft dit namelijk gemotiveerd weersproken en het had op de weg van [gedaagde] gelegen haar standpunt verder te onderbouwen. CCV heeft immers aangevoerd dat er überhaupt geen contactmomenten met [gedaagde] in haar systeem terug te vinden is. Daar had [gedaagde] bijvoorbeeld haar belgeschiedenis tegen kunnen inbrengen. De kantonrechter komt dan ook tot de conclusie dat de overeenkomst ook nog voor het jaar 2023 gold en dat [gedaagde] dus ook voor dat jaar de vergoeding van € 286,77 verschuldigd is.
Ontbinding van de overeenkomst
5.2
De kantonrechter zal de overeenkomst tussen partijen ontbinden per 31 december 2023, gelet op de tekortkoming in de betaalverplichting. Niet gesteld of gebleken is dat de tekortkoming te gering is voor de ontbinding.
Wettelijke handelsrente
5.3
Omdat tussen partijen sprake is van een handelsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 6:119a van het Burgerlijk Wetboek (BW) is [gedaagde] ook wettelijke handelsrente verschuldigd. Voor de vraag vanaf wanneer zij dat verschuldigd is, moet worden gekeken naar het moment waarop zij in verzuim raakte. Naar het oordeel van de kantonrechter is dat na veertien dagen na 20 april 2023, de datum waarop [gedaagde] de factuur met aanmaning per mail heeft ontvangen. Dat deze mail volgens [gedaagde] in de spambox van [gedaagde] is terechtgekomen, moet naar het oordeel van de kantonrechter voor risico van [gedaagde] blijven. Zij nam immers al 22 jaar diensten van CCV af en ontving andere jaren de factuur ook per mail op hetzelfde mailadres. Als professionele partij had ze er bedacht op moeten zijn dat ook voor 2023 een rekening zou komen en dat die, bij het uitblijven daarvan, mogelijk in haar spambox terecht zou zijn gekomen. Veertien dagen is naar het oordeel van de kantonrechter een redelijke betaaltermijn, waarbinnen [gedaagde] de betaling had moeten voldoen. Dit betekent dat het verzuim is ingetreden vanaf 5 mei 2023. Vanaf die datum is [gedaagde] de wettelijke handelsrente verschuldigd.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.4
CCV vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. Het verzuim is op of na 1 juli 2012 ingetreden. CCV heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. CCV heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden.
5.5
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
286,77
- buitengerechtelijke incassokosten
43,02
+
totaal
329,79
- betalingen
0,00
-/-
Totaal
329,79
Proceskosten
5.6
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van CCV worden begroot op:
- kosten dagvaarding
- griffierecht
- salaris gemachtigde
110,55
128,00
164,00
(2,00 punten × € 82,00)
- nakosten
41,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
443,55

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1
verklaart voor recht dat de overeenkomst tussen CCV en [gedaagde] is ontbonden per 31 december 2023,
6.2
veroordeelt [gedaagde] om aan CCV te betalen een bedrag van € 286,77, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 5 mei 2023, tot de dag van volledige betaling,
6.3
veroordeelt [gedaagde] om aan CCV te betalen een bedrag van € 43,02 aan buitengerechtelijke incassokosten,
6.4
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 443,55, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.5
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.6
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.T. Bos en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2024.