ECLI:NL:RBOVE:2024:1445

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
10720948 \ CV EXPL 23-3505
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming bedrijfsruimte na huurachterstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee besloten vennootschappen, waarbij de eiser, [eiser] B.V., de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de bedrijfsruimte vorderde. De gedaagde, [gedaagde] B.V., had een aanzienlijke huurachterstand opgebouwd van € 20.315,12, berekend tot de dag van dagvaarding op 25 september 2023. De eiser vorderde niet alleen de ontbinding van de huurovereenkomst, maar ook betaling van de huurachterstand, contractuele boetes en buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde in verzuim was en dat de huurachterstand een ernstige tekortkoming vormde, wat de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De kantonrechter heeft de ontruimingstermijn vastgesteld op zes weken na de uitspraak, in plaats van de door de gedaagde gevraagde drie dagen. De rechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 19.110,00, inclusief huurachterstand, buitengerechtelijke kosten en contractuele boetes, en heeft de proceskosten aan de gedaagde opgelegd. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 10720948 \ CV EXPL 23-3505
Vonnis van 12 maart 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser] B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: M. Steghuis,
gerechtsdeurwaarder te Enschede.
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. M.E. Kikkert,
advocaat te Enschede.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de e-mail d.d. 29 november 2023 van de griffier van deze rechtbank aan de gemachtigden van partijen, waarbij een mondelinge behandeling van de procedure wordt aangezegd;
- de e-mail d.d. 28 februari 2024 van de gemachtigde van [gedaagde];
- de e-mail d.d. 28 februari 2024 van de gemachtigde van [eiser].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] verhuurt aan [gedaagde] de bedrijfsruimte met inpandige kantoorruimte, staande en gelegen te [plaats] aan [adres], tegen een huurprijs van laatstelijk € 2.996,89 per maand.
2.2.
Op de huurovereenkomst zijn de Algemene Bepalingen Huurovereenkomst Kantoorruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW van toepassing.
In artikel 23.2 van deze voorwaarden is onder meer bepaald:
Telkens indien een uit hoofde van de huurovereenkomst door Huurder verschuldigd bedrag niet prompt op de vervaldag is voldaan, verbeurt Huurder van rechtswege per kalendermaand vanaf de vervaldag van dat bedrag een direct opeisbare boete van 1% van het verschuldigde per kalendermaand, waarbij elke ingetreden maand als een volle geldt, met een minimum van € 300,00 per maand. [… .]
2.3.
[gedaagde] heeft een huurachterstand opgelopen, berekend tot en met de dag van dagvaarding 25 september 2023, tot een bedrag van € 20.315,12‬.
2.4.
De gemachtigde van [eiser] heeft op 27 september 2023 een bedrag van € 4.500,00 van [gedaagde] ontvangen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij dagvaarding - samengevat - dat de kantonrechter:
  • de tussen partijen bestaande huurovereenkomst ontbindt;
  • [gedaagde] veroordeelt de gehuurde bedrijfsruimte te ontruimen;
alsmede dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt aan haar te betalen een bedrag:
  • van € 23.610,00, ter zake huurachterstand tot en met de maand september 2023, vermeerderd met contractuele boete en buitengerechtelijke incassokosten;
  • van € 2.996,89 per maand, ter zake huur met ingang van 1 oktober 2023 tot aan de dag van ontbinding van de huurovereenkomst, te vermeerderen met de contractuele of wettelijke handelsrente hierover vanaf de dag van de verschuldigdheid;
  • aan schadevergoeding ten bedrage van de huidige huurprijs of zoveel hoger als bij wettelijke huurverhoging zal zijn toegelaten, voor iedere ingegane huurperiode tot aan de dag van ontruiming, te vermeerderen met de contractuele of wettelijke handelsrente hierover vanaf de dag van de verschuldigdheid;
3.2.
[gedaagde] voert verweer tegen de vordering van [eiser].
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Nadat [gedaagde] bij conclusie van antwoord had gereageerd op de in de dagvaarding geformuleerde vordering van [eiser], heeft de kantonrechter gemeend een mondelinge behandeling te moeten laten plaatsvinden. Uiteindelijk is deze mondelinge behandeling door de kantonrechter vastgesteld op vrijdag 1 maart 2023.
4.2.
Bij e-mail d.d. 28 februari 2024 van haar gemachtigde heeft [gedaagde] medegedeeld, uit kostenoogpunt, niet ter mondelinge behandeling te zullen verschijnen. Tevens heeft de gemachtigde van [gedaagde] aangegeven dat [gedaagde] haar eigen faillissement zal aanvragen.
4.3.
Rest de kantonrechter niets anders dan op basis van de zich in het procesdossier aanwezige stukken een beslissing te nemen.
met betrekking tot de huurachterstand:
4.4.
[gedaagde] betwist de door [eiser] gestelde omvang van de huurachterstand. Meer concreet stelt [gedaagde] dat [eiser] de hoofdsom twee keer bij elkaar optelt. Dit verweer wordt door de kantonrechter verworpen. [eiser] vordert de huurpenningen over een tweetal perioden te weten de periode februari 2023 t/m mei 2023 en de periode juni tot en met september 2023, zijnde een bedrag van 8 x € 2.996,89 = € 23.975,12. Hierop strekt in mindering een tweetal voor het uitbrengen der dagvaarding verrichte betalingen, te weten € 2.660,00 en € 1.000,00, alsmede het na het uitbrengen van de dagvaarding betaalde bedrag van € 4.500,00. Toewijsbaar aan tot en met de maand september 2023 bestaande huurachterstand is een bedrag van € 15.815,12.
met betrekking tot de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde:
4.5.
De omvang van de hiervoor door de kantonrechter vastgestelde huurachterstand is een dermate ernstige toerekenbare tekortkoming aan de zijde van [gedaagde] in de uitoefening van de uit de huurovereenkomst voorvloeiende verplichtingen, dat deze een ontbinding van die huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt.
4.6.
De gevorderde ontruimingstermijn van drie dagen acht de kantonrechter tekort om een bedrijfspand te ontruimen. De kantonrechter zal de termijn waarbinnen het gehuurde om zijn ontruimd vaststellen op de gebruikelijke termijn zes weken na heden.
met betrekking tot de kosten van voortgezet gebruik van het gehuurde:
4.7.
De kantonrechter zal de hierop gebaseerde vorderingen toewijzen zoals gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente hierover.
met betrekking tot de contractuele boete:
4.8.
[gedaagde] betwist de verschuldigdheid van de op basis van de algemene voorwaarden gevorderde boete. Zij voert in eerste instantie daartoe aan dat de huurachterstand door [eiser] niet correct zou zijn berekend. Dit verweer gaat niet op zoals hiervoor onder 4.4. reeds is overwogen. Voor de door [gedaagde] verzochte matiging van de boete ziet de kantonrechter evenmin aanleiding. De gevorderde boete is in (de algemene bepalingen van) een huurovereenkomst ex artikel 7:230a BW gebruikelijk en wordt in veel gevallen standaard overeengekomen. De stelling van [gedaagde] dat onverkorte toepassing van de contractuele boete zou leiden tot een onaanvaardbaar en buitensporig resultaat wordt door de kantonrechter niet gedeeld. Toewijsbaar is derhalve een bedrag van € 2.400,00 aan contractuele boetes.
met betrekking tot de buitengerechtelijke kosten:
4.9.
Gesteld noch gebleken is dat partijen, als ondernemers, onderling afspraken hebben gemaakt over de verschuldigdheid van buitengerechtelijke kosten, zodat de kantonrechter zal aansluiten bij Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Vast staat dat [gedaagde] in verzuim is met de betalingen van de huurpenningen en dat [eiser] meerdere keren heeft geprobeerd de huurpenningen buitenrechte te innen. De hiermee gepaard gaande kosten komen dan ook voor vergoeding in aanmerking. Het gevorderde bedrag van € 894,88 is in overeenstemming met de tarieven die zijn weergegeven in het voornoemde Besluit en worden geacht redelijk te zijn. De vordering is daarom toewijsbaar.
met betrekking tot de proceskosten
4.10.
[gedaagde] zal als in de in het ongelijk gestelde partij in de (na)kosten van deze procedure worden veroordeeld, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot en gevallen op € 2.171,44‬, te weten:
  • kosten exploot € 109,44
  • griffierecht € 1.384,00
  • salaris gemachtigde € 543,00 (1 punt x € 543,00)
  • nakosten
totaal € 2.171,44.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
ontbindt de tussen [eiser] en [gedaagde] bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de bedrijfsruimte met inpandige kantoorruimte, staande en gelegen te [plaats] aan de [adres];
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen zes weken na heden voornoemde bedrijfsruimte met al degenen die en al hetgeen dat zich daarin of daarop bevinden respectievelijk bevindt, volledig en behoorlijk te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels in lege en behoorlijke staat ter vrije beschikking van [eiser] te stellen en vervolgens ontruimd te houden;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen:
  • een bedrag van € 19.110‬,00, ter zake huurachterstand, buitengerechtelijke kosten en contractuele boetes;
  • een bedrag van € 2.996,89 per maand, daarbij een ingegane huurperiode voor een hele te rekenen, met ingang van oktober 2023 tot aan heden, vermeerderd met de wettelijke handelsrente daarover te rekenen vanaf de eerste dag van de desbetreffende huurperiode tot aan de dag van de algehele voldoening;
  • een schadevergoeding ten bedrage van de huidige huurprijs of zoveel hoger als bij een wettelijke huurverhoging zal zijn toegelaten, voor iedere aangevangen huurperiode, daarbij een ingegane huurperiode te rekenen voor een hele, die verschijnt na heden tot aan de dag van de ontruiming van het gehuurde, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover te rekenen vanaf de eerste dag van de desbetreffende huurperiode tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] gevallen op een bedrag van € 2.171,44;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Marsman, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2023.
(PR(O)