ECLI:NL:RBOVE:2024:1442

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 maart 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
08.173062.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling met een longdrinkglas

Op 19 maart 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot zware mishandeling, gepleegd op 19 februari 2023 in Deventer. De verdachte heeft een longdrinkglas met kracht in het gezicht van het slachtoffer geslagen, wat resulteerde in een diepe wond en een ontsierend litteken. De rechtbank heeft vastgesteld dat het letsel niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden gekwalificeerd, waardoor de verdachte van de primair ten laste gelegde zware mishandeling is vrijgesproken. De officier van justitie had een gevangenisstraf van drie maanden geëist, waarvan een deel voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uren. De rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 90 dagen opgelegd, waarvan 89 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en de verplichting om zich te melden bij de reclassering. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het verrichten van een taakstraf van 180 uren. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 789,00 aan de benadeelde partij toegewezen, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.173062.23 (P)
Datum vonnis: 19 maart 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 in [geboorteplaats],
wonende aan [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 5 maart 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.H.G. Scharenborg en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. C.W. Dirkzwager, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich op
19 februari 2023 schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling van [slachtoffer]. Dit is subsidiair ten laste gelegd als poging tot zware mishandeling en meer subsidiair als mishandeling.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 19 februari 2023 te Deventer aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een diepe/open vleeswond in het gezicht (en als gevolg daarvan (een) blijvend litteken), heeft toegebracht, door die [slachtoffer] (met kracht) met een (longdrink)glas in het gezicht te slaan of een (longdrink)glas in het gezicht te drukken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 februari 2023 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (met kracht) een (longdrink)glas in het gezicht heeft geslagen of een (longdrink)glas in het gezicht heeft gedrukt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 februari 2023 te Deventer [slachtoffer] heeft mishandeld door
die [slachtoffer] met een (longdrink)glas in het gezicht te slaan of een (longdrink)glas in het gezicht te drukken.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de primair tenlastegelegde zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte van de primair tenlastegelegde zware mishandeling moet worden vrijgesproken, omdat het toegebrachte letsel niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van de subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte op 19 februari 2023 in de [locatie] in Deventer een glazen longdrinkglas in het gezicht van aangever heeft geslagen en dat dit met zodanige kracht ging dat aangever hierdoor een diepe y-vormige horizontale wond boven zijn rechter wenkbrauw heeft opgelopen.
Verdachte heeft dit bij de politie en op de terechtzitting van 5 maart 2024 bekend. Gelet hierop is er ten aanzien van de ten laste gelegde gedraging sprake van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming in de bijlage van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring daarvan hebben geleid.
De volgende vraag is hoe het handelen van verdachte juridisch moet worden gekwalificeerd. Om tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde zware mishandeling te komen, moet kunnen worden vastgesteld dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
De rechtbank stelt in dit verband de volgende feiten en omstandigheden vast.
Uit de medische verklaring van de huisartsenpost Deventer van 19 februari 2023 blijkt dat aangever een y-vormige wond in de rechter wenkbrauw tot op het bot heeft opgelopen en dat deze wond is gehecht en gelijmd. Ook uit de geneeskundige verklaring van dr. P.G. Kapsenberg, huisarts te Deventer, van 16 juni 2023 blijkt dat aangever een diepe y-vormige horizontale wond ter hoogte van de rechter wenkbrauw heeft opgelopen.
Uit een proces-verbaal van bevindingen van 12 januari 2024 blijkt dat verbalisant [verbalisant 1], bijna een jaar na het voorval, het volgende restletsel bij aangever heeft waargenomen: “
Ik zag een litteken van circa 6 a 7 centimeter dat horizontaal kronkelde net boven deze wenkbrauw en daarbij aan het eind iets naar boven afboog. Voorts (zag ik), dat dit litteken halverwege deze wenkbrauw naar beneden afboog in een soort "Y-vorm", dwars door de wenkbrauw heen en dat dit afbuigende deel ongeveer een lengte heeft van circa 2 a 3 centimeter”.
Aangever heeft in de onderbouwing van zijn vordering als benadeelde partij verder geschreven dat hij nog erg last heeft van het littekenweefsel en dat het litteken bij het openen van zijn oog trekt.
Bij de beantwoording van de vraag of voorgaand letsel als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt, heeft de rechtbank de aard van het letsel, de noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel in aanmerking genomen. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder gelet op de bij aangever geconstateerde restschade, te weten het hiervoor beschreven litteken, het uiterlijk en de ernst van dit litteken en daarmee samenhangend de mate waarin dit litteken het lichaam ontsiert.
De rechtbank heeft het litteken op de bij het proces-verbaal van bevindingen van 12 januari 2024 gevoegde foto’s bekeken en is van oordeel dat de mate waarin het litteken het gezicht van aangever ontsiert in dit specifieke geval niet dusdanig is dat kan worden gesproken van zwaar lichamelijk letsel in de zin van voornoemd artikel. Hierbij heeft de rechtbank verder in aanmerking genomen dat niet valt uit te sluiten dat de zichtbaarheid van het litteken en de rode kleur hiervan nog verder zal verminderen. Gelet hierop zal verdachte van het primair ten laste gelegde feit worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat wel wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, de poging tot zware mishandeling, heeft begaan. Naar het oordeel van de rechtbank moet de gedraging van verdachte naar zijn uiterlijke verschijningsvorm redelijkerwijs worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf zware mishandeling. Aangezien verdachte op zijn minst voorwaardelijk opzet had op de voltooiing van dit misdrijf levert zijn handelen daarom een strafbare poging op.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 februari 2023 te Deventer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met kracht een longdrinkglas in het gezicht heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 302 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
subsidiair
het misdrijf:
poging tot zware mishandeling.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat een taakstraf wordt opgelegd waarvan een deel voorwaardelijk met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd. De raadsvrouw heeft daarbij verzocht om rekening te houden met het feit dat aangever onder invloed van alcohol en cocaïne was en dat aangever voorafgaand aan het feit continu hinderlijk gedrag vertoonde en hij verdachte lastig bleef vallen, ook nadat verdachte hem had gewaarschuwd. Verder heeft de raadsvrouw gewezen op het feit dat de vader van verdachte net was overleden en dat bij verdachte blijkens de inhoud van het reclasseringsadvies sprake is van een inadequate emotieregulatie en een passief/vermijdende copingstijl, wat, in combinatie met het ontremmende effect van alcohol, tot dit gedrag heeft geleid. Verdachte wil hieraan nu met de reclassering werken.
De raadsvrouw heeft verder gewezen op de volgende persoonlijke omstandigheden. Verdachte is zelfstandige zonder personeel, hij heeft twee kinderen van 12 en 9 jaar oud en zijn nieuwe partner is in verwachting van een derde kind.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om een maand voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich in het uitgaansleven schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. Hij heeft onder invloed van alcohol een andere bezoeker van een club, die zich hinderlijk gedroeg, met een longdrinkglas in het gezicht geslagen. Deze heeft hierbij een diepe wond ter hoogte van zijn rechter wenkbrauw opgelopen en daar een ontsierend litteken aan overgehouden. Verdachte heeft door zijn handelwijze een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Verdachte mag van geluk spreken dat de gevolgen van zijn handelen niet nog erger zijn, aangezien hij vlak bij het oog heeft geslagen. Dit is zeer ingrijpend voor het slachtoffer geweest, zoals ook blijkt uit de schriftelijke verklaring van het slachtoffer. Hij heeft nog maanden last van het voorval gehad en is nog sneller angstig in bepaalde situaties. Daarbij zijn ook veel bezoekers van de club getuige geweest van deze plotselinge heftige geweldsexplosie. Dit kan voor hen niet anders dan gevoelens van onveiligheid teweeg hebben gebracht.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze onder meer blijken uit de inhoud van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 8 december 2023. Hierin staat geschreven dat het middelengebruik en het psychosociaal functioneren de belangrijkste delict gerelateerde factoren bij verdachte zijn. Door het gebruik van alcohol werden de emoties van verdachte versterkt en werd zijn impulscontrole beperkt. Daarnaast is bij verdachte sprake van een inadequate emotieregulatie en een passief/vermijdende copingstijl. Hij is een binnenvetter die negatieve emoties opkropt en deze negatieve emoties vervolgens tracht te onderdrukken door alcohol te drinken. De alcoholinname versterkt vervolgens de negatieve emoties. Dit in combinatie met het ontremmende effect dat alcohol heeft, leidt tot ‘acting out’ gedrag.
Volgens de reclassering is het wenselijk dat verdachte gaat werken aan verbetering van zijn copingvaardigheden en emotieregulatie, waarbij aandacht zal zijn voor het alcoholgebruik om zo het recidiverisico te verlagen.
De reclassering schat het recidiverisico in als gemiddeld.
De reclassering adviseert, gelet op het voorgaande, om aan verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, de gedragsinterventie agressiebeheersing en, indien de gedragsinterventie uitwijst dat dit aansluitend noodzakelijk, ook een ambulante behandeling door JusTact of Transfore.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging verder rekening met een uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 5 februari 2024 waaruit blijkt dat, voor zover hier relevant, verdachte in 2018 eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten.
Alles afwegend, en rekening houdend met het bepaalde in artikel 22b Sr, ziet de rechtbank aanleiding om een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, waarvan 89 dagen voorwaardelijk op te leggen, met een proeftijd van 3 jaar en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf voor de duur van 180 uren opleggen.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 889,00 (achthonderd negenentachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- broek 7 for all mankind € 219,00;
- taxi naar ziekenhuis € 20,00.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 650,00 gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de posten “broek 7 for all mankind’ en ‘taxi naar ziekenhuis’ kunnen worden toegewezen, met dien verstande dat een afschrijving van € 100,00 op de (aankoop)waarde van de broek moet worden toegepast.
Ook de immateriële schade kan volgens de officier van justitie worden toegewezen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat een afschrijving van € 100,00 op de (aankoop)waarde van de broek moet worden toegepast en dat verdachte bereid is om alle door de rechtbank toe te wijzen schade te betalen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Materiële schade
De opgevoerde schadepost ‘taxi naar ziekenhuis’ is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal ook dit onderdeel van de vordering toewijzen.
De opgevoerde schadepost ‘broek 7 for all mankind’ is niet onderbouwd met een factuur en er is geen afschrijving toegepast. Dat er schade aan de broek is geleden, is niet betwist en voldoende aannemelijk. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op € 119,00.
Immateriële schade
Wat betreft de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van artikel 6:106, eerste lid, sub b, van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in haar persoon is aangetast. De rechtbank stelt vast dat niet betwist is dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen en dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden.
De rechtbank ziet in dit geval, gelet op alle omstandigheden van het geval, aanleiding om de immateriële schade naar billijkheid te begroten op het gevorderde bedrag van € 650,00.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het gevorderde toewijzen tot een totaalbedrag van € 789,00 (bestaande uit € 139,00 materiële schade en € 650,00 immateriële schade) te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De rechtbank zal de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 15 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22b, 22c en 22d Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Subsidiair, het misdrijf: poging tot zware mishandeling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het subsidiair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
90 (negentig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
89 (negenentachtig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
Meldplicht bij reclassering
Verdachte meldt zich bij Reclassering Nederland op het adres Dobbe 70-74, 8032 JX te
Zwolle. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang
de reclassering dat nodig vindt;
Gedragsinterventie agressiebeheersing
Verdachte neemt actief deel aan de gedragsinterventie Alcohol en Geweld of een andere
gedragsinterventie die gericht is op agressiebeheersing en copingvaardigheden. De
reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de
afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
Ambulante behandeling
Indien de gedragsinterventie uitwijst dat een ambulante behandeling aansluitend
noodzakelijk is, dient verdachte zicht te laten behandelen door JusTact of Transfore of
een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de
gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan
de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 789,00 (bestaande uit € 139,00 materiële schade en € 650,00 immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 789,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 februari 2023);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 789,00, (zegge: zevenhonderd negenentachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
19 februari 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 15 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor een deel van € 100,00 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J. de Jong, voorzitter, mr. S.H. Peper en mr. J. Souman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2024.
Mr. S.H. Peper is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023077350. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal ter terechtzitting van 5 maart 2024, inhoudende de door verdachte afgelegde bekennende verklaring;
2. Het proces-verbaal aangifte van 23 februari 2023, pagina’s 5 tot en met 7, inhoudende de door [slachtoffer] afgelegde verklaring;
3. Het proces-verbaal bevindingen van 16 maart 2023 met betrekking tot het uitkijken van de camerabeelden, pagina’s 15 tot en met 18, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 2];
4. Een schriftelijk stuk, te weten een medische verklaring van de huisartsenpost Deventer van 19 februari 2023, pagina 40;
5. Een schriftelijk stuk, te weten een geneeskundige verklaring van dr. P.G. Kapsenberg, huisarts te Deventer, van 16 juni 2023, dossierpagina 46;
6. Het (aanvullend) proces-verbaal bevindingen van 12 januari 2024 met betrekking tot het letsel van aangever [slachtoffer], inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 1].