AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Medeplegen van sociale zekerheidsfraude door een echtpaar gedurende bijna 10 jaar met opzettelijk nalaten van benodigde gegevens aan de gemeente
Op 19 maart 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 46-jarige vrouw, die samen met haar echtgenoot gedurende bijna tien jaar sociale zekerheidsfraude heeft gepleegd. De rechtbank heeft de vrouw veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van drie jaren. De vrouw heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk nalaten om tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan de gemeente, waardoor zij en haar echtgenoot zich konden bevoordelen. De tenlastelegging omvatte het niet melden van inkomsten uit de verkoop van goederen en het verrichten van arbeid, terwijl zij op de hoogte waren van hun verplichtingen onder de Participatiewet en de Wet Werk en Bijstand.
Tijdens de zitting op 5 maart 2024 heeft de officier van justitie de vordering ingediend, waarin hij stelde dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de schuld van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en haar echtgenoot herhaaldelijk op de hoogte zijn gesteld van hun meldingsplicht, maar desondanks opzettelijk hebben nagelaten om relevante informatie te verstrekken. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de rolverdeling tussen de verdachte en haar echtgenoot, waarbij de rol van de verdachte als minder substantieel werd beschouwd.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest en dat zij zorg draagt voor minderjarige kinderen. De rechtbank heeft ook de overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van de zaak in overweging genomen. Uiteindelijk is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf passend zijn, gezien de ernst van de fraude en de lange periode waarin deze heeft plaatsgevonden.
Voetnoten
1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van Sociale Recherche IJssel-Vechtstreek met nummer 455823. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.De beschikking Wet Werk en Bijstand van 2 maart 2009, kenmerk [kenmerk 1] (pagina 12 tot en met 14)
3.De beschikking Wet Werk en Bijstand van 23 augustus 2011, kenmerk [kenmerk 2] (pagina 15 en 16)
4.De vrijstelling inleveren rechtmatigheidsformulier d.d. 26 februari 2016, kenmerk [kenmerk 3], pagina’s 291 en 292, inhoudende mededeling van de inlichtingenplicht
5.De rechtmatigheidsformulieren WWB (pagina 249 tot en met 290)
6.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] van 31 maart 2021 (pagina 123, 125, 127 tot en met 129)
7.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] van 31 maart 2021 (pagina 124)
8.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] van 31 maart 2021 (pagina 136)
9.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] van 31 maart 2021 (pagina 141)
10.Het proces-verbaal van verhoor van 31 maart 2021 (pagina 149 tot en met 152 en 156)
11.Het proces-verbaal van verhoor van 31 maart 2021 (pagina 148)
12.Het proces-verbaal van verhoor van 31 maart 2021 (pagina 154 en 155)
13.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 5 maart 2024, inhoudende de door verdachte afgelegde verklaring
14.Het proces-verbaal onderzoek inbeslaggenomen mobiele telefoon van 31 mei 2021 (pagina 200 tot en met 205)
15.Het proces-verbaal onderzoek inbeslaggenomen mobiele telefoon van 31 mei 2021 (pagina 205)
16.Het proces-verbaal onderzoek inbeslaggenomen mobiele telefoon van 31 mei 2021 (pagina 203)