4.5.In het bestreden besluit heeft de minister het bezwaar van eisers tegen het besluit van 21 juni 2022 gegrond verklaard en heeft hij dit besluit herroepen. De minister heeft het handhavingsverzoek van eisers opnieuw afgewezen met een gewijzigde motivering. De minister heeft aan de afwijzing ten grondslag gelegd dat weliswaar sprake is van het accepteren, verwerken en afgeven van afvalstoffen die onder hoofdstuk 10 van de Wm vallen, maar dat geen sprake is van een overtreding, omdat GGG geen handelingen verricht die onder artikel 10.45, eerste lid, en 10.55, eerste lid, van de Wm vallen.
Over welk bedrijf of welke bedrijven gaan het bestreden besluit en deze uitspraak?
5. Eisers hebben de minister verzocht om handhavend op te treden tegen GGG en eventuele andere bedrijven die zijn gevestigd op het perceel. De minister is in het besluit van 21 juni 2022 en in het bestreden besluit alleen ingegaan op GGG. Op de zitting hebben de vertegenwoordigers van GGG verklaard dat op het perceel naast GGG geen andere bedrijven zijn gevestigd en dat de door eisers genoemde bedrijven Groen Gas Oude-Tonge BV (GGOT) en Groen Gas Gelderland zijn gevestigd in respectievelijk Oude-Tonge en Bemmel. De rechtbank ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Daarom is de minister in zijn besluiten terecht alleen ingegaan op GGG en zal de rechtbank in deze uitspraak ook alleen ingaan op GGG.
Vallen de door GGG verwerkte stoffen onder de werking van hoofdstuk 10 van de Wm?
6. Tussen partijen is niet langer in geschil dat de co-substraten die GGG verwerkt afvalstoffen zijn die onder de werking van hoofdstuk 10 van de Wm vallen. De rechtbank is het daarmee eens. Voor zover eisers zich op het standpunt stellen dat ook de door GGG verwerkte meststoffen onder de werking van dat hoofdstuk vallen, volgt de rechtbank dit standpunt niet. In artikel 22.1, negende lid, van de Wm is bepaald dat hoofdstuk 10 niet van toepassing is op gedragingen, voor zover daaromtrent voorschriften gelden, die zijn gesteld bij of krachtens de Meststoffenwet, behoudens voor zover uit de bepalingen van die wetten of van deze wet anders blijkt. Voor de meststoffen die GGG verwerkt, gelden de voorschriften van de meststoffenwetgeving. Uit de meststoffenwetgeving en de Wm blijkt niet dat hoofdstuk 10 van de Wm desondanks van toepassing is op de meststoffen.
Houdt GGG zich bezig met het inzamelen en/of verhandelen van co-substraten?
7. Eisers stellen zich op het standpunt dat de minister hun handhavingsverzoek ten onrechte heeft afgewezen, aangezien GGG co-substraten van derden inzamelt en verhandelt. Dit volgt volgens eisers uit de omstandigheden dat GGG afvalstoffen van derden accepteert, binnen haar bedrijf opslaat en vervolgens verwerkt. Dat GGG afvalstoffen verhandelt, blijkt volgens eisers onder meer uit het feit dat GGG als intermediaire onderneming is geregistreerd. Dat op een deel van de bedrijfsactiviteiten van GGG de meststoffenwetgeving van toepassing is, laat volgens eisers onverlet dat ook de afvalstoffenwetgeving van toepassing is en dat GGG geregistreerd moet staan op de lijst van bedrijven voor het vervoeren, inzamelen, handelen en/of bemiddelen van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen (VIHB-lijst). Nu GGG niet is geregistreerd op de VIHB-lijst, overtreedt zij de artikelen 10.45 en 10.55 van de Wm, aldus eisers.