ECLI:NL:RBOVE:2024:1411

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 maart 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
08.306394.23, 08.278362.23 (gev.ttz) en 05.160778.20 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 38-jarige man voor diefstal, bezit van harddrugs en vuurwapens

Op 15 maart 2024 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 38-jarige man. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, en een meldplicht bij de reclassering. De man is schuldig bevonden aan het medeplegen van diefstal door middel van braak, het opzettelijk bezitten van harddrugs, en het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie. De feiten vonden plaats in de periode van 2 november 2023 tot en met 20 november 2023 in Almelo. De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstal van goederen, waaronder een (bouw)laser en een vuilwaterpomp, en heeft een aanzienlijke hoeveelheid amfetamine in zijn bezit gehad. Daarnaast had hij een pistool en een (gas)pistool in zijn bezit, evenals munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte heeft de feiten bekend, en de rechtbank heeft op basis van de bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van slachtoffers en proces-verbaal van de politie, de feiten wettig en overtuigend bewezen verklaard. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoon van de verdachte, die kampt met een verslaving en een lange justitiële geschiedenis. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 249,- toegewezen aan een benadeelde partij, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.306394.23, 08.278362.23 (gev.ttz) en 05.160778.20 (tul) (P)
Datum vonnis: 15 maart 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de [verblijfplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
1 maart 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M.H.G. Peters en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J. Michels, advocaat in Oldenzaal, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
08.306394.23
feit 1:in de periode van 2 tot en met 3 november 2023 goederen heeft gestolen, al dan niet samen met een ander of anderen, waarbij sprake is van braak, verbreking of inklimming;
feit 2:op 20 november 2023 amfetamine (speed) aanwezig heeft gehad;
feit 3:op 20 november 2023 een pistool en een (gas)pistool voorhanden heeft gehad;
feit 4:op 20 november 2023 munitie voorhanden heeft gehad;
08.278362.23
op 14 juli 2023 een fietsaccu heeft gestolen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
08.306394.23
1
hij in of omstreeks de periode 2 november 2023 tot en met 3 november 2023 te
Almelo, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, een (bouw)laser en/of vuilwaterpomp en/of kloppomp en/of kabel
en/of slang, in elk geval enig goed/goederen, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1]
[slachtoffer 1] en/of [bedrijf] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s)
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg
te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
braak, verbreking en/of inklimming;
2
hij op of omstreeks 20 november 2023 te Almelo, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid/hoeveelheden (te weten ongeveer 793,63 gram, in ieder geval een hoeveelheid) van een materiaal bevattende amfetamine (speed), zijnde amfetamine, een middel als bedoeld als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij op of omstreeks 20 november 2023 te Almelo, althans in Nederland een of meerdere wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een pistool, van het merk Cverna Zastava, type/model 70, kaliber 7,65 mm zijnde
een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
- een (gas)pistool van het merk Rohm Rg 96, kaliber 9 mm zijnde een vuurwapen in
de vorm van een geweer, revolver en/of pistool, voorhanden heeft gehad;
4
hij op of omstreeks 20 november 2023 te Almelo, althans in Nederland munitie van
categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 6 kogelpatronen van het
kaliber 7,65 mm en/of een knalpatroon van het kaliber 9 mm voorhanden heeft
gehad;
08.278362.23
hij op of omstreeks 14 juli 2023 te Almelo een fietsaccu, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat, gelet op de bekennende verklaring van verdachte, de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 08.306394.23 feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 en 08.278362.23 ten laste gelegde op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. [1]
08.306394.23 feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 1 maart 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte;
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , van 6 november 2023, pagina’s 16 en 17, voor zover inhoudende de verklaring van aangever;
3.
Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , van 11 januari 2024, pagina’s 207 t/m 211, voor zover inhoudende, het relaas van verbalisanten;
4.
Een schriftelijk bescheid te weten, het rapport van het NFI betreffende drugsanalyse van rapporteur ing. M. Visser-van Leeuwen, van 12 januari 2024, pagina 212, voor zover inhoudende het onderzoek van de deskundige;
5.
Het proces-verbaal onderzoek wapen van verbalisant [verbalisant 3] , van 21 november 2023, met fotobijlage, pagina’s 182 t/m 185, voor zover inhoudende, het relaas van verbalisant;
6.
Het proces-verbaal onderzoek wapen van verbalisant [verbalisant 3] , van 21 november 2023, met fotobijlage, pagina’s 192 t/m 194, voor zover inhoudende, het relaas van verbalisant;
Ten aanzien van feit 1 is de rechtbank van oordeel dat uit de bewijsmiddelen voldoende blijkt dat er sprake was van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte dat er sprake is van medeplegen.
08.278362.23
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 1 maart 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , van 14 juli 2023, voor zover inhoudende de verklaring van aangever.
De rechtbank is aldus van oordeel dat op grond van voorgaande wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
08.306394.23
1
hij in de periode van 2 november 2023 tot en met 3 november 2023 te Almelo, tezamen en in vereniging met een ander, een (bouw)laser en kloppomp en kabel/slang, die aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf] toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van inklimming en braak;
2
hij op 20 november 2023 te Almelo, opzettelijk aanwezig heeft gehad 793,63 gram amfetamine (speed), zijnde amfetamine, een middel als bedoeld als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3
hij op 20 november 2023 te Almelo, wapens van categorie III, onder 1, van de Wet wapens en munitie, te weten
- een pistool, van het merk Cverna Zastava, type/model 70, kaliber 7,65 mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en
- een (gas)pistool van het merk Rohm RG 96, kaliber 9 mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool,
voorhanden heeft gehad;
4
hij op 20 november 2023 te Almelo, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 6 kogelpatronen van het kaliber 7,65 mm en een knalpatroon van het kaliber 9 mm voorhanden heeft gehad;
08.278362.23
hij op 14 juli 2023 te Almelo een fietsaccu, die geheel aan [slachtoffer 2] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 300 en 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), artikelen 2 en 10 van de Opiumwet (Ow) en artikel 55 van de WWM. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
08.306394.23
feit 1
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming en braak;
feit 2
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder c van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3 en feit 4
eendaadse samenloop van:
handelen in strijd met artikel 26, lid 1, van de Wet wapens en munitie terwijl het feit wordt begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,
en
handelen in strijd met artikel 26, lid 1, van de Wet wapens en munitie;
feit 4 (ten aanzien van een knalpatroon van het kaliber 9 mm)
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, lid 1, van de Wet wapens en munitie;
08.278362.23
het misdrijf: diefstal.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, en een proeftijd van drie jaren. Daarbij dienen de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering te worden opgelegd, waarbij de maximale termijn voor de klinische opname op twaalf maanden gesteld zou moeten worden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden een passende straf is. Deze kan in één van de twee strafmodaliteiten worden opgelegd, te weten in de variant van een gevangenisstraf voor de duur van dertien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk waarbij de vordering tul dient te worden afgewezen, dan wel in de variant van een gevangenisstraf voor de duur van dertien maanden waarvan acht maanden voorwaardelijk. Bij elke variant dient een proeftijd van drie jaren te worden opgelegd, met daaraan gekoppeld de geadviseerde bijzondere voorwaarden.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere diefstallen. Verdachte heeft er bij het plegen van deze misdrijven blijk van gegeven andermans eigendomsrechten niet te respecteren en alleen maar aan zijn eigen financieel gewin te denken, kennelijk om zijn drugsverslaving te bekostigen. Uit de door de benadeelde partij ter terechtzitting afgelegde verklaring in verband met de onderbouwing van het verzoek tot schadevergoeding blijkt onder meer welk ongemak het handelen van verdachte heeft veroorzaakt. Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het overtreden van de Opiumwet door het aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs. Het behoeft geen betoog dat het aanwezig hebben van verdovende middelen een gevaar voor de volksgezondheid vormt, onder andere vanwege de vaak zeer verslavende werking ervan. Bovendien leidt het bezit hiervan direct en indirect tot vele vormen van criminaliteit. Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen, een gaspistool, een knalpatroon en scherpe munitie, waarvan een aantal patronen in de kamer van het magazijn van het pistool zaten. Het bezit van dergelijke wapens is maatschappelijk onverantwoord, omdat degene die daarmee wordt geconfronteerd zich bedreigd kan voelen, en het tevens een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee kan brengen. Dat verdachte, zoals hij heeft verklaard, vanuit angst, als gevolg van een dreiging vanuit zijn (criminele) netwerk, overgegaan is tot de aanschaf van een vuurwapen en gaspistool met bijbehorende munitie maakt dat niet anders. De rechtbank vindt het zorgelijk dat verdachte de wapens en de harddrugs bewaarde in de woning waar zijn kinderen ook regelmatig verbleven. De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank verder rekening gehouden met:
- het uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 1 februari 2024;
‑ het reclasseringsadvies van Tactus verslavingszorg van 22 februari 2024, opgemaakt door [reclasseringswerker] , reclasseringswerker.
In het reclasseringsadvies staat onder meer beschreven, zakelijk weergegeven, dat verdachte staat geregistreerd als zeer actieve veelpleger bij het Openbaar Ministerie en actief wordt besproken binnen het Zorg- en Veiligheidshuis Twente. Verdachte kent een uitgebreide justitiële geschiedenis die op jonge leeftijd aanvangt en waarbij sprake is van criminele diversiteit. De meest recente veroordelingen maken onderdeel uit van een patroon van vermogensdelicten. Er is sprake van een toename in frequentie en ernst. Het middelengebruik, zijn financiën, zijn pro-criminele houding en psychosociaal functioneren en zijn negatieve sociaal netwerk zijn directe delictgerelateerde factoren. Een indirecte delictgerelateerde factor is dagbesteding. De onderhavige verdenkingen pleegde verdachte onder invloed van drugs en in vereniging met een of meerdere mensen uit zijn pro-criminele netwerk. Verdachte kampt al jaren met een hardnekkige cocaïne- en amfetamineverslaving en zijn delictgedrag hangt samen met verwervingscriminaliteit. Verdachte kent, als gevolg van zijn drugsgebruik, problemen op meerdere leefgebieden en de opeenstapeling van dit alles zorgt voor een hoog recidiverisico. Het lukt verdachte nog onvoldoende om een stabiel leven te leiden. Eerdere reclasseringsinterventies in een klinisch kader hebben niet geleid tot blijvende gedragsverandering dan wel recidivereductie. Meerdere keren werden behandelingen door verdachte voortijdig beëindigd. Een langdurige klinische opname gericht op diagnostiek en behandeling is geïndiceerd om gedragsverandering te bewerken en daarmee de kans op recidive te verminderen. Verdachte is tot op heden niet lang genoeg abstinent geweest om een diagnostisch onderzoek te ondergaan. Een kortdurende klinische opname zal onvoldoende effect sorteren. Verdachte is sinds zijn preventieve hechtenis clean en heeft daardoor een grotere intrinsieke motivatie voor een langdurige behandeling. Dit voordeel verdwijnt als detentie en opname niet direct op elkaar aansluiten, omdat verdachte naar verwachting zal terugvallen in gebruik. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, dagbesteding en een drugsverbod.
Verdachte is aangemeld en geaccepteerd bij de Piet Roorda kliniek van Tactus. Verdachte heeft ter zitting te kennen gegeven dat hij openstaat voor klinische behandeling.
De rechtbank is van oordeel dat op deze feiten niet anders kan worden gereageerd dan met de oplegging van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmodaliteit en de hoogte daarvan rekening gehouden met het advies van de reclassering. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten zoals vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat hij vaker voor soortgelijke feiten met justitie in aanraking is gekomen. Verdachte liep bovendien in verband met een eerdere veroordeling nog in een proeftijd. Dit heeft hem er niet van weerhouden om nieuwe strafbare feiten te plegen.
Gezien de persoon van verdachte is behandeling nodig en zal hij daarna langdurige begeleiding en verdere hulpverlening nodig hebben om de kans op recidive te verkleinen. De rechtbank acht het van groot belang dat verdachte de thans (prille) positieve ingezette lijn vasthoudt en na zijn detentie gaat beginnen met behandeling voor zijn verslavingsproblematiek. Verdachte toont zich gemotiveerd en heeft op zitting laten zien inzicht te hebben in zijn problemen en de stappen die hij moet zetten om deze problemen aan te pakken. Een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou dit hulpverleningstraject doorkruisen. Een deel van de opgelegde gevangenisstraf zal daarom voorwaardelijk worden opgelegd om die behandeling en hulpverlening binnen een voorwaardelijk kader te bieden, verdachte te stimuleren aan zijn problematiek te werken en ook om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen
Alle omstandigheden in deze zaak in aanmerking genomen, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van de in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd, passend is. Aan die voorwaardelijke straf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals die zijn geadviseerd door de reclassering.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.De schade van benadeelde

08.278362.23
8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 249,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering kan worden toegewezen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is niet betwist en voldoende onderbouwd. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 249,--, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 5 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De vordering tenuitvoerlegging

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft afwijzing van de vordering gevorderd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft om afwijzing van de vordering verzocht.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het plegen van nieuwe strafbare feiten in beginsel moet leiden tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straffen. De duur van de opgelegde gevangenisstraf in combinatie met een aansluitende opname in een forensische verslavingskliniek, zoals geadviseerd door de reclassering, is echter reden voor de rechtbank om in dit geval van dit uitgangspunt af te wijken. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de proeftijd van de voorwaardelijke straf verlengen met één jaar.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b en 14c Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08.306394.23 feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 en parketnummer 08.278362.23 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming en braak;
feit 2
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder c van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3 en feit 4
eendaadse samenloop van:
handelen in strijd met artikel 26, lid 1, van de Wet wapens en munitie terwijl het feit wordt begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,
en
handelen in strijd met artikel 26, lid 1, van de Wet wapens en munitie;
feit 4 (ten aanzien van een knalpatroon van het kaliber 9 mm)
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, lid 1, van de Wet wapens en munitie;
08.278362.23
het misdrijf: diefstal.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder parketnummer 08.306394.23 feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 en parketnummer 08.278362.23 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
16 (zestien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
9 (negen) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden
niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich laat opnemen in een verslavingskliniek (Piet Roorda Kliniek) of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start op een nader te bepalen moment, maar direct aansluitend aan het onvoorwaardelijke deel van de detentie. De opname duurt zolang de reclassering nodig vindt, maar maximaal twaalf maanden. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing. Indien verdachte kan worden opgenomen werkt hij mee aan vervoer door de Dienst Vervoer en Ondersteuning vanuit de [verblijfplaats] . waar hij verblijft naar de kliniek;
- zich laat behandelen door Justact van Tactus Verslavingszorg of een soortgelijke
zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend aan de klinische behandeling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Verdachte laat zich bij terugval in middelengebruik tijdens het behandeltraject, na goedkeuring van de rechter, opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling;
- geen harddrugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt
met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- zich in spant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of
vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van € 249,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2023);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 249,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2023 ten behoeve van de benadeelde en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van vijf dagen kan worden toegepast;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 05-160778-20
-
verlengtde proeftijd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo van 14 januari 2021 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstraf, met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.F. Schreurs, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en
mr. L.J.C. Hangx, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit de dossiers van de politie eenheid Oost-Nederland met nummers PL0600-2023448629 en PL0600-2023322573. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.