In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 15 maart 2024 beslist over de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders. De veroordeelde, die in 1987 is geboren en momenteel verblijft in een inrichting, was eerder op 20 oktober 2022 veroordeeld tot deze maatregel voor de duur van twee jaar. De raadsman van de veroordeelde verzocht op 30 januari 2024 om een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de maatregel. Tijdens de openbare zitting op 1 maart 2024 zijn zowel de veroordeelde als zijn raadsman, de officier van justitie en deskundigen gehoord.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde sinds mei 2022 in een gestructureerde omgeving verbleef en behandeld werd voor psychiatrische problematiek. Ondanks eerdere pogingen tot behandeling, heeft de veroordeelde aangegeven geen verdere behandeling te willen ondergaan. De deskundigen hebben geadviseerd om de maatregel voort te zetten, gezien het beperkte ziekte-inzicht van de veroordeelde en het risico op terugval in middelengebruik. De rechtbank heeft geconcludeerd dat opheffing van de maatregel zou leiden tot onveiligheid en overlast in de maatschappij, en dat de voortzetting van de maatregel noodzakelijk is om de veroordeelde te motiveren tot behandeling.
De rechtbank heeft in haar oordeel benadrukt dat de veroordeelde bekend staat als een actieve veelpleger en dat er tot op heden geen behandeling heeft plaatsgevonden. De rechtbank acht het van belang dat de veroordeelde de kans krijgt om te werken aan gedragsverandering en dat de maatregel kan worden gebruikt om hem te motiveren tot noodzakelijke interventies. De beslissing om de maatregel voort te zetten is genomen met het oog op de veiligheid van de maatschappij en de noodzaak tot behandeling van de veroordeelde.