ECLI:NL:RBOVE:2024:1397

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 maart 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
ak_24_245
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening inzake Wlz-zorgaanvraag met psychische stoornis

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoeker, die sinds zijn jeugd kampt met ernstige ontwikkelingsproblemen, gedragsstoornissen en verslavingsproblematiek, heeft een aanvraag ingediend voor zorg vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz). Deze aanvraag werd door het CIZ Utrecht afgewezen op 9 november 2023, en het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 27 februari 2024 eveneens afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij gedurende de beroepsprocedure als ware hem toegang tot de Wlz verleend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 maart 2024 behandeld, waarbij zowel verzoeker als de gemachtigden van verzoeker en het CIZ aanwezig waren. De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van een spoedeisend belang, aangezien verzoeker al sinds augustus 2023 zorg ontvangt zonder financiering vanuit de Wlz, wat kan leiden tot ernstige gevolgen voor zijn situatie.

De voorzieningenrechter concludeert dat verzoeker, op basis van de beschikbare medische informatie, recht heeft op 24-uurszorg in de nabijheid vanwege zijn psychische stoornis. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en bepaalt dat het CIZ verzoeker met ingang van de datum van deze uitspraak aanmerkt als ware hem toegang tot de Wlz verleend op basis van zorgprofiel GGZ 5. Tevens wordt het CIZ veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van verzoeker, die in totaal € 1.750,- bedragen, en het griffierecht van € 50,-.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/245

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], uit [woonplaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. M.F. Vermaat),
en

CIZ Utrecht

(gemachtigde: mr. I. van Maris-Kindt).

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van zijn aanvraag om zorg vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz).
Het CIZ heeft deze aanvraag met het besluit van 9 november 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 27 februari 2024 op het bezwaar van eiser is het CIZ bij de afwijzing gebleven.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, die daaruit bestaat dat hij voor de duur van de beroepsprocedure wordt aangemerkt als ware hem toegang tot de Wlz verleend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het CIZ.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Korte schets van de feiten
1. Verzoeker is sinds zijn jeugd bekend met ernstige ontwikkelingsproblemen, gedragsstoornissen en verslavingsproblematiek. Er is sprake geweest van detentie en dakloosheid. Nadat verzoeker een detoxificatie-opname heeft gehad bij de verslavingspsychiatrie van Dimence, heeft hij vanaf januari 2023 samen met zijn zoontje verbleven in de VNN Gezinskliniek De Borch. Vanaf augustus 2023 is verzoeker in zorg gekomen bij Wlz-instelling Wagterveld Zorg. Hij heeft vervolgens een aanvraag ingediend voor een Wlz-indicatie met zorgzwaarte GGZ 5. Deze aanvraag is afgewezen.

De conclusie

1.1.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Motivering

Spoedeisend belang
2. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als “onverwijlde spoed” dat vereist gelet op de betrokken belangen. Daarvan is sprake. Duidelijk is dat de Wlz-instelling waarin verzoeker woont, al vanaf augustus 2023 zorg verleent zonder daarvoor financiering vanuit de Wlz te ontvangen. Als gevolg hiervan dreigt verzoeker op straat te worden gezet. Dat verzoeker niet zonder zorg zou komen te zitten omdat hij een Wmo-aanvraag kan doen, betekent niet dat er geen spoedeisend belang bestaat bij een treffen van een voorlopige voorziening in het kader van de Wlz.
Inhoudelijk
2.1.
Aan de hand van een voorlopig rechtmatigheidsoordeel zal de voorzieningenrechter beoordelen of er aanleiding is een voorlopige voorziening te treffen. In dat kader beoordeelt de voorzieningenrechter of het beroep een redelijke kans van slagen heeft.
2.2.
Om in aanmerking te komen voor zorg vanuit de Wlz moet sprake zijn van een zogenoemde grondslag. Vanwege deze grondslag moet de aanvrager – kort gezegd – een blijvende behoefte hebben aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid.
2.3.
Partijen zijn het erover eens dat bij verzoeker sprake is van een grondslag ‘psychische stoornis’. Ook is niet in geschil dat verzoekers psychische stoornis
op dit momentleidt tot een noodzaak voor 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Partijen verschillen echter van mening over de vraag of deze noodzaak voor 24 uurs zorg in de nabijheid
blijvendis.
2.4.
Namens verzoeker is gewezen op de verslagen van psychiater Heinsman van 18 juli 2023 en 27 november 2023 waarin wordt geconcludeerd dat verzoeker redelijkerwijs als uitbehandeld moet worden beschouwd. Dit wordt volgens verzoeker bevestigd in de aanvullende medische stukken van 12 maart 2024.
2.5.
Het CIZ volgt het advies van medisch adviseur Vermeulen van 22 februari 2024. De medisch adviseur baseert zich op de ontslagbrief van verzoekers behandelaren in Gezinskliniek De Borch van Verslavingszorg Noord-Nederland van 14 februari 2024 en concludeert dat daarin evident wordt aangeven dat de psychotherapeut nog een behandelmogelijkheid ziet op het vlak van psychotherapie. De medisch adviseur is van mening dat aan deze informatie meer waarde moet worden toegekend dan aan de verslagen van psychiater Heinsman, waarop verzoeker zich beroept. De behandelaren in Gezinskliniek De Borch waren volgens de medisch adviseur namelijk meer recent betrokken dan psychiater Heinsman en ook zou psychiater Heinsman zich op verouderde medische informatie baseren. Op de zitting is hieraan namens het CIZ toegevoegd dat verzoeker in Gezinskliniek De Borch een mooie ontwikkeling heeft doorgemaakt en dat hem tekort wordt gedaan als gezegd wordt dat hij blijvend op 24 uurs zorg in de nabijheid is aangewezen.
2.6.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is niet overtuigend gemotiveerd dat verzoeker behandelmogelijkheden heeft die maken dat nog geen sprake is van een medische eindsituatie wat betreft zijn kernproblematiek: de psychische stoornis die ten grondslag ligt aan zijn Wlz-aanvraag. Psychiater Heinsman schrijft in zijn verslagen van 18 juli 2023 en 27 november 2023 dat verzoeker redelijkerwijs als uitbehandeld moet worden beschouwd. Hij overweegt onder meer: “
Eerder is in zijn forensische behandeling aandacht geweest voor traumabehandeling, emotieregulatie, agressieregulatie, zijn de principes van vroegsignalering en terugvalpreventie hem bekend. Naast zijn cognitieve beperkingen, maakt de combinatie met hechtingsproblematiek dat zijn kernproblematiek als niet behandelbaar beschouwd mag worden.” De medisch adviseur van het CIZ heeft in haar advies van 22 februari 2024 naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet voldoende inzichtelijk toegelicht waarom zij een andere conclusie trekt. Ze baseert zich op de ontslagbrief van Gezinskliniek De Borch van 14 februari 2024 en de nadere toelichting van 19 februari 2024, omdat beide van recentere datum zijn. Beschreven is dat verzoeker in Gezinskliniek De Borch onder behandeling was om vaardigheden aan te leren voor de omgang met zijn zoon. Met het oog op de ontwikkeling van zijn ouderschapsvaardigheden is overwogen dat verzoeker mogelijk nog baat zou hebben bij psychotherapie. De voorzieningenrechter begrijpt hieruit dat het eventuele vervolgtraject dus niet gericht zou zijn op behandeling van verzoekers kernproblematiek, maar op de ontwikkeling van zijn ouderschapsvaardigheden en dat ook de positieve ontwikkeling die verzoeker heeft doorgemaakt, in dat kader moet worden geplaatst. Dit moge recentere verslaglegging zijn, maar het is dus geen verslaglegging in het kader van verzoekers kernproblematiek en zegt daarmee naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter ook niet zonder meer iets over de (on)behandelbaarheid van deze kernproblematiek. Dit wordt bevestigd in de mail van 11 maart 2024 van [naam], waarin nadrukkelijk wordt aangegeven dat de behandelaren in de Gezinskliniek geen uitspraak hebben gedaan over de vraag of verzoeker is uitbehandeld voor zijn kernproblematiek, omdat dat niet is onderzocht. In dit verband wenst de voorzieningenrechter nog op te merken dat zij niet begrijpt dat de medisch adviseur geen contact heeft gelegd met psychiater Heinsman en de behandelaren in Gezinskliniek De Borch over de verhouding tussen hun verslagen, terwijl zij hierin klaarblijkelijk twee verschillende medische oordelen las over de (on)behandelbaarheid van verzoekers kernproblematiek.
2.7.
Op de zitting is namens het CIZ naar voren gebracht dat een behandeling die wordt ingezet in het kader van de verbetering van de ouderschapsvaardigheden van verzoeker automatisch ook gevolgen heeft voor zijn persoonlijk functioneren op andere vlakken, waardoor nog niet kan worden vastgesteld dat sprake is van een medische eindsituatie wat betreft zijn kernproblematiek. De voorzieningenrechter is hier vooralsnog niet van overtuigd. Uit de informatie van de Gezinskliniek kan de voorzieningenrechter namelijk niet afleiden dat de behandeling tot resultaat zal hebben dat verzoeker niet meer is aangewezen op 24-uurszorg in de zin van de Wlz. Integendeel, ook de Gezinskliniek heeft gewaarschuwd dat het risico op terugval groot is als het CIZ vasthoudt aan de afwijzing. De voorzieningenrechter wijst in dit verband ook op de brief van psychiater Heinsman van 12 maart 2024 waaruit de rechtbank het volgende citeert:

De heer [verzoeker] is vanwege de bij hem aanwezige problematiek (en trauma's) niet in staat om het aangereikte in de behandeling zich eigen te maken en daardoor zijn gedrag te veranderen. Ook de laatste opname in de kliniek De Borch (VNN) is vroegtijdig beëindigd, waarbij aanwijzingen zijn voor dreigend vastlopen vanuit overvraging en om die reden geen behandeling is ingezet. Het inzetten van behandelingen en interventies verbeteren zodoende de situatie van de heer [verzoeker] niet. (…) Gelet op bovenstaand beloop van contacten met hulpverlening, is mijn inschatting dat de heer [verzoeker] blijvend aangewezen is op intensieve begeleiding ter voorkoming van ernstig nadeel”. De voorzieningenrechter merkt volledigheidshalve op dat Heinsman deel uitmaakt van verzoekers huidige begeleidingsteam van Wagteveld Zorg en als zodanig betrokken is bij de begeleiding van verzoeker in zijn kernproblematiek. Hij heeft zich – anders dan het CIZ stelt – niet alleen gebaseerd op verzoekers behandelgeschiedenis. Hij heeft verzoeker ook gezien en gesproken en daarmee ook eigen onderzoek aan zijn medisch oordeel ten grondslag gelegd.
2.8.
In het licht van het voorgaande is de voorzieningenrechter vooralsnog niet overtuigd van de juistheid van het medisch advies van 22 februari 2024 en het daarop gebaseerde besluit van 27 februari 2024. Onder deze omstandigheden ziet de voorzieningenrechter aanleiding een ordemaatregel te treffen met als doel dat verzoeker de voor hem noodzakelijke zorg blijft ontvangen, in ieder geval totdat op zijn beroep is beslist of totdat het beroep is ingetrokken.

Conclusie en gevolgen

3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en bepaalt dat het CIZ verzoeker met ingang van de datum van deze uitspraak aanmerkt als ware hem toegang tot de Wlz verleend op basis van zorgprofiel GGZ 5 totdat op het beroep is beslist of totdat het beroep is ingetrokken.
3.1.
Omdat het verzoek wordt toegewezen, moet het CIZ het griffierecht van € 50,- aan verzoeker vergoeden. Ook krijgt hij een vergoeding van zijn proceskosten. Het CIZ moet deze vergoeding betalen. De vergoeding bedraagt in totaal € 1.750,- voor het indienen van het verzoekschrift en het deelnemen aan de zitting.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek toe;
  • bepaalt dat het CIZ verzoeker met ingang van de datum van deze uitspraak aanmerkt als ware hem toegang tot de Wlz verleend op basis van zorgprofiel GGZ 5 totdat op het beroep is beslist of totdat het beroep is ingetrokken;
  • veroordeelt het CIZ tot een proceskostenvergoeding van € 1750,-;
  • bepaalt dat het CIZ het griffierecht van € 50,- aan verzoeker moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.P. Heisterkamp, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. F. Ernens, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.