Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker], uit [woonplaats], verzoeker
CIZ Utrecht
Inleiding
Beoordeling door de voorzieningenrechter
De conclusie
Motivering
op dit momentleidt tot een noodzaak voor 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Partijen verschillen echter van mening over de vraag of deze noodzaak voor 24 uurs zorg in de nabijheid
blijvendis.
Eerder is in zijn forensische behandeling aandacht geweest voor traumabehandeling, emotieregulatie, agressieregulatie, zijn de principes van vroegsignalering en terugvalpreventie hem bekend. Naast zijn cognitieve beperkingen, maakt de combinatie met hechtingsproblematiek dat zijn kernproblematiek als niet behandelbaar beschouwd mag worden.” De medisch adviseur van het CIZ heeft in haar advies van 22 februari 2024 naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet voldoende inzichtelijk toegelicht waarom zij een andere conclusie trekt. Ze baseert zich op de ontslagbrief van Gezinskliniek De Borch van 14 februari 2024 en de nadere toelichting van 19 februari 2024, omdat beide van recentere datum zijn. Beschreven is dat verzoeker in Gezinskliniek De Borch onder behandeling was om vaardigheden aan te leren voor de omgang met zijn zoon. Met het oog op de ontwikkeling van zijn ouderschapsvaardigheden is overwogen dat verzoeker mogelijk nog baat zou hebben bij psychotherapie. De voorzieningenrechter begrijpt hieruit dat het eventuele vervolgtraject dus niet gericht zou zijn op behandeling van verzoekers kernproblematiek, maar op de ontwikkeling van zijn ouderschapsvaardigheden en dat ook de positieve ontwikkeling die verzoeker heeft doorgemaakt, in dat kader moet worden geplaatst. Dit moge recentere verslaglegging zijn, maar het is dus geen verslaglegging in het kader van verzoekers kernproblematiek en zegt daarmee naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter ook niet zonder meer iets over de (on)behandelbaarheid van deze kernproblematiek. Dit wordt bevestigd in de mail van 11 maart 2024 van [naam], waarin nadrukkelijk wordt aangegeven dat de behandelaren in de Gezinskliniek geen uitspraak hebben gedaan over de vraag of verzoeker is uitbehandeld voor zijn kernproblematiek, omdat dat niet is onderzocht. In dit verband wenst de voorzieningenrechter nog op te merken dat zij niet begrijpt dat de medisch adviseur geen contact heeft gelegd met psychiater Heinsman en de behandelaren in Gezinskliniek De Borch over de verhouding tussen hun verslagen, terwijl zij hierin klaarblijkelijk twee verschillende medische oordelen las over de (on)behandelbaarheid van verzoekers kernproblematiek.
De heer [verzoeker] is vanwege de bij hem aanwezige problematiek (en trauma's) niet in staat om het aangereikte in de behandeling zich eigen te maken en daardoor zijn gedrag te veranderen. Ook de laatste opname in de kliniek De Borch (VNN) is vroegtijdig beëindigd, waarbij aanwijzingen zijn voor dreigend vastlopen vanuit overvraging en om die reden geen behandeling is ingezet. Het inzetten van behandelingen en interventies verbeteren zodoende de situatie van de heer [verzoeker] niet. (…) Gelet op bovenstaand beloop van contacten met hulpverlening, is mijn inschatting dat de heer [verzoeker] blijvend aangewezen is op intensieve begeleiding ter voorkoming van ernstig nadeel”. De voorzieningenrechter merkt volledigheidshalve op dat Heinsman deel uitmaakt van verzoekers huidige begeleidingsteam van Wagteveld Zorg en als zodanig betrokken is bij de begeleiding van verzoeker in zijn kernproblematiek. Hij heeft zich – anders dan het CIZ stelt – niet alleen gebaseerd op verzoekers behandelgeschiedenis. Hij heeft verzoeker ook gezien en gesproken en daarmee ook eigen onderzoek aan zijn medisch oordeel ten grondslag gelegd.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- wijst het verzoek toe;
- bepaalt dat het CIZ verzoeker met ingang van de datum van deze uitspraak aanmerkt als ware hem toegang tot de Wlz verleend op basis van zorgprofiel GGZ 5 totdat op het beroep is beslist of totdat het beroep is ingetrokken;
- veroordeelt het CIZ tot een proceskostenvergoeding van € 1750,-;
- bepaalt dat het CIZ het griffierecht van € 50,- aan verzoeker moet vergoeden.