5.4.De wrakingskamer is van oordeel dat uit het verloop van de zitting niet blijkt dat de oudste rechter vooringenomen was, of dat zij objectief gezien de schijn daarvan heeft gewekt.
Uit het proces verbaal blijkt wel dat, zoals [verzoeker] ook stelt, hij een enkele keer is onderbroken door de rechter, maar het omgekeerde ook lijkt te zijn gebeurd, dus dat de verdachte reageerde voordat de rechter was uitgesproken. Gezien het proces-verbaal in zijn geheel heeft [verzoeker] voldoende gelegenheid gehad om te reageren en vragen te beantwoorden.
Over de getuigen heeft de oudste rechter gezegd [..]
en als ik kijk naar de verklaringen van getuigen die u niet kennen en die die andere gasten ook niet kennen, die gewoon vanuit Haaksbergen of waar dan ook een avondje uit zijn(..) en
Maar het zijn wel mensen, van wie ik denk dat zij mogelijk objectief zijn omdat zij er niets mee te maken hebben.
Op dit punt is dus niet geconcludeerd dat de getuigen objectief zijn, maar is – met een slag om de arm - een veronderstelling in die richting geuit met gelijk de onderbouwing voor dat standpunt. Door het zo te formuleren wordt [verzoeker] juist in de gelegenheid gesteld om te reageren en argumenten aan te voeren die mogelijk tot een andere conclusie leiden.
Dat er zou zijn gezegd dat de beelden duidelijk zijn, volgt niet uit het proces verbaal. Wel wordt gezegd naar aanleiding van de beelden uit de Stadsgravenstraat
Het beeld dat ik heb is dat nouja de agitatie meer van uw kant kwam, uw beider kant, dan van deze mannen. Op dat moment hé.
Ook hier geldt dat er sprake is van een stelling, die ruimte biedt voor weerwoord. Verzoeker heeft van die gelegenheid om een reactie of weerwoord te geven bij nagenoeg elke vraag of stelling gebruik gemaakt.
Wel valt op dat [verzoeker] op pagina 7 van het proces verbaal tot drie keer toe verklaart dat hij op het moment dat geschoten werd niet in de richting van zijn zoon keek, en hij zegt daarbij
kijk de beelden nog maar na, (…) dat kunt u ook aan de beelden zien, (…) Laten wij de beelden dan nog eens bekijken, ook voor mij zeg maar in mijn voordeel.Op het verzoek de beelden nog eens te bekijken komt geen reactie en de vragen gaan vervolgens over een ander onderdeel, namelijk het overhaaste vertrek van de zoon naar Turkije. De gewraakte rechter heeft aangevoerd dat er volgens haar geen aanleiding was opnieuw naar de beelden te kijken, omdat dat tijdens die zitting al verschillende keren was gebeurd. Het was beter geweest dat antwoord dan tijdens de zitting te geven, maar dat dat niet is gebeurd geeft geen aanleiding om het wrakingsverzoek toe te wijzen. Eventuele onwelgevallige (processuele) beslissingen of onvolkomenheden dienen in de strafzaak te worden beoordeeld en kunnen geen grond tot wraking vormen.
De wijze waarop de oudste rechter doorvraagt over de manier waarop de zoon van [verzoeker] zijn reis heeft betaald kan door de beugel; de vragen hebben wel een enigszins suggestief karakter maar ook hier is ruimte voor weerwoord geboden. [verzoeker] weerspreekt de suggestie die in zijn beleving in die opmerkingen gelegen is. Voor de stelling dat [verzoeker] en zijn zoon door de oudste rechter werden gezien als een en ondeelbaar, zijn geen aanwijzingen te vinden in de vragen of uitlatingen van de rechter.
Tot slot is er gesproken over de stelling van [verzoeker], die zegt dat hij niet heeft gemerkt dat er op de bewuste avond in zijn aanwezigheid werd geschoten door zijn zoon terwijl hij naast zijn zoon stond. De oudste rechter houdt hem dat voor.
Het proces verbaal bevat de volgende passage:
Oudste rechter: “Duitsers zeggen: “Wenn es riecht wie ein Elefant und es aussieht wie ein Elefant, dann ist das ein Elefant.”En u stond naast die olifant.”
Verdachte: “Ja en ik heb het toch niet gezien.”
Oudste rechter: “En die olifant was toch aan het stinken zal ik maar zeggen maar u kreeg hem niet …”
Verdachte: “Laten wij de beelden dan nog eens bekijken, ook voor mij zeg maar in mijn voordeel, van of ik inderdaad zie dat hij een pistool in zijn hand heeft of niet en wat de aanleiding is voor mijn zoon bijvoorbeeld om naar hun toe te lopen.”
Uit het antwoord van [verzoeker] blijkt dat hij wel precies begrijpt wat er met het spreekwoord is bedoeld. Hij is stellig in zijn reactie, hij persisteert dat hij niets heeft gezien of gehoord van de schoten. De benadering van [verzoeker] door de oudste rechter is wel scherp, en daarmee confronterend, maar ook daar is [verzoeker] in de gelegenheid zijn versie van de gebeurtenissen weer te geven.
Naar het oordeel van de wrakingskamer is er – alles bij elkaar - geen reden om te concluderen dat de gewraakte rechter vooringenomen is of dat objectief gezien de schijn van vooringenomenheid gerechtvaardigd is.
Het wrakingsverzoek zal ongegrond worden verklaard.