ECLI:NL:RBOVE:2024:1383

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
308668 KG RK 24-23
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter op grond van vermeende partijdigheid in strafzaak

In deze zaak heeft verzoeker, geboren in 1964 in Turkije en wonende in Nederland, op 9 januari 2024 een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. E. Venekatte, de oudste rechter in de meervoudige kamer van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo. Verzoeker is verdachte in een strafzaak die eerder op 2 oktober 2023 is behandeld. Tijdens de zitting op 9 januari 2024 heeft de raadsvrouw van verzoeker het wrakingsverzoek gedaan, waarbij zij stelde dat de oudste rechter de schijn van partijdigheid heeft gewekt door de wijze van ondervragen en opmerkingen die zij maakte over de getuigenverklaringen en camerabeelden. De gewraakte rechter heeft schriftelijk gereageerd en niet berust in de wraking. Het wrakingsverzoek is op 28 februari 2024 behandeld, waarbij zowel de verzoeker als de gewraakte rechter aanwezig waren. De officier van justitie heeft ook een schriftelijke reactie ingediend, waarin zij concludeert tot afwijzing van het verzoek.

De wrakingskamer heeft beoordeeld of de wijze van ondervraging door de oudste rechter op 9 januari 2024 objectief de vrees voor partijdigheid kan rechtvaardigen. De rechtbank oordeelt dat de kritische ondervraging van de verdachte tot de normale taak van de strafrechter behoort, maar dat deze niet de schijn van vooringenomenheid mag wekken. De wrakingskamer concludeert dat er geen aanwijzingen zijn dat de gewraakte rechter vooringenomen was of dat de schijn daarvan objectief gerechtvaardigd is. Het verzoek tot wraking wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 308668 KG RK 24-23
beslissing van 14 maart 2024
in de zaak van
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats] (Turkije),
wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. K.C. van de Wijngaart.

1.de procedure

1.1.
Op 9 januari 2024 heeft verzoeker (hierna; verzoeker of [verzoeker]) het verzoek tot wraking gedaan van mr. E. Venekatte, strafrechter in deze rechtbank en in die hoedanigheid als oudste rechter in de meervoudige kamer in de zittingsplaats Almelo belast met de behandeling van de zaak waarin verzoeker verdachte is, die is geregistreerd onder parketnummer 08.336015.22.
De (voortgezette) behandeling ter terechtzitting op 9 januari 2024 heeft plaatsgevonden in Almelo. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt.
Tijdens de zitting op 9 januari 2024 heeft de raadsvrouw van [verzoeker] het verzoek tot wraking gedaan en toegelicht, zoals vermeld in het proces-verbaal.
1.2.
De gewraakte rechter heeft schriftelijk gereageerd; zij heeft niet berust in de wraking.
1.3.
Het wrakingsverzoek is behandeld op 28 februari 2024. Namens verzoeker is zijn advocaat mr. Van de Wijngaart verschenen. Ook de gewraakte rechter is verschenen. De officier van justitie M.M.J.A. Peters heeft een schriftelijke reactie ingestuurd, waarin wordt geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
1.4.
De beslissing is bepaald op vandaag.

2.het wrakingsverzoek

Verzoeker is door het OM gedagvaard om terecht te staan voor zijn aandeel in en/of betrokkenheid bij een aantal strafbare feiten. De zaak is eerder behandeld op de zitting van de politierechter in deze rechtbank van 2 oktober 2023. Het onderzoek is toen geschorst en is op 9 januari 2024 opnieuw aangevangen.
Op 9 januari 2024 heeft de voorzitter vragen gesteld aan de verdachte en er zijn camerabeelden bekeken. Ook de oudste rechter Venekatte heeft de verdachte ondervraagd. Het deel van het proces-verbaal dat daarop ziet is verbatim (woordelijk) uitgewerkt.
Verzoeker heeft aan zijn verzoek tot wraking het volgende ten grondslag gelegd. De oudste rechter heeft de schijn van partijdigheid opgeroepen. Dit blijkt uit de wijze van ondervragen. De oudste rechter stelt dat de getoonde beelden duidelijk zijn. Over de getuigenverklaringen zegt ze dat die onafhankelijk zijn. Verder heeft ze gezegd “de confrontatie is opgezocht vanuit uw kant”; dit is als eindconclusie gepresenteerd. De schijn van partijdigheid is gewekt in die zin dat de heer [verzoeker] en zijn zoon door de rechter als ondeelbaar worden gezien. De oudste rechter heeft het over de vlucht vanuit Duitsland naar Turkije door de zoon van [verzoeker], die niet goedkoop is, terwijl de zoon geen inkomen heeft en dat verdachte ondernemer is. Er zijn woorden gebruikt als “moet ik geloven dat u niet wist van het wapen” en de oudste rechter heeft een spreekwoordelijke olifant genoemd. Tenslotte heeft zij naar aanleiding van de camerabeelden gezegd ‘na het afgaan van het vuurwapen verblikt of verbloost u niet’.
Tijdens de hele zitting ontbrak het gevoel van onpartijdigheid. [verzoeker] werd verschillende keren onderbroken. Hij vroeg om de beelden nogmaals te bekijken maar dat werd niet toegestaan. Veelzeggend is dat de oudste rechter, nadat de advocaat om een schorsing heeft gevraagd, toch nog doorgaat en nog een vraag stelt.

3.het standpunt van de gewraakte rechter

De gewraakte rechter heeft niet in de wraking berust en voert het volgende aan.
[verzoeker] wordt verdacht van het medeplegen van bedreiging van een aantal personen. Zijn zoon is inmiddels door een andere meervoudige kamer veroordeeld voor zijn betrokkenheid bij het incident, dat plaatsvond in de Enschedese binnenstad. Tijdens de zitting zijn herhaaldelijk twee filmpjes met camerabeelden afgespeeld en met verdachte doorgenomen. Besproken is dat vader en zoon daarop te zien zijn en dat de agitatie tussen hen en een ander groepje die op de beelden te zien is voornamelijk van hun kant komt. Er zijn kritische vragen gesteld aan verdachte. Met onafhankelijke getuigen is bedoeld: niet bij het incident betrokken. Het is de taak van de rechter om twijfels aan de geloofwaardigheid van verklaringen ter zitting te bespreken. In het kader van de kritische vragen is een beeldende metafoor voorgelegd over een olifant, maar gezien in de context van de filmpjes en de getuigenverklaringen is er geen grens overschreden. Er is geen sprake van vooringenomenheid. Dat er uiting is gegeven aan twijfel over de verklaring van verdachte is kennelijk de wrakingsgrond. Overigens was dit nog maar de verkennende fase van de vraagstelling. De kern van de ondervraging zou betrekking hebben op de feitelijk ten laste gelegde feiten en hun juridische kwalificatie. Met het stellen van kritische vragen werd niet vooruitgelopen op een bewezenverklaring.

4.het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie stelt dat ter zitting niet is gebleken van (de schijn van ) partijdigheid van de oudste rechter.

5.de beoordeling van het wrakingsverzoek

5.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.
Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien – geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak – de bij de partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
5.2.
In deze wrakingsprocedure moet worden beoordeeld of de wijze waarop de oudste rechter [verzoeker] heeft ondervraagd tijdens de behandeling op 9 januari 2024 een concrete aanwijzing oplevert waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid, dan wel dat de bij de verzoeker bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
5.3.
De gewraakte rechter heeft zich op het standpunt gesteld dat het (onder andere) de taak van een rechter in een strafzaak is om verklaringen van de verdachte die vragen oproepen, tijdens de zitting te bespreken. Als er twijfels zijn aan de geloofwaardigheid van bepaalde mededelingen kan een kritische ondervraging gepast zijn; door de verdachte voor te houden op welke punten twijfels bestaan, kan hij mogelijk opheldering verschaffen en zich daarmee verdedigen. De raadsvrouw van [verzoeker] bevestigt dat kritische ondervraging (uiteraard) is toegestaan maar meent dat door de wijze van ondervraging de grenzen zijn overschreden.
De wrakingskamer overweegt dat kritische ondervraging van een verdachte en de confrontatie met gegevens of verklaringen die een andere kant op wijzen tot de normale taak van de strafrechter behoren, maar merkt daarbij tegelijk op dat een te kritische ondervraging de schijn kan wekken van vooringenomenheid of partijdigheid. Dit geldt met name als er bijvoorbeeld conclusies worden getrokken over de schuld van verdachte of zijn geloofwaardigheid. De vraag is of de gewraakte rechter tijdens de zitting op 9 januari 2024 binnen de grenzen van het toelaatbare is gebleven.
5.4.
De wrakingskamer is van oordeel dat uit het verloop van de zitting niet blijkt dat de oudste rechter vooringenomen was, of dat zij objectief gezien de schijn daarvan heeft gewekt.
Uit het proces verbaal blijkt wel dat, zoals [verzoeker] ook stelt, hij een enkele keer is onderbroken door de rechter, maar het omgekeerde ook lijkt te zijn gebeurd, dus dat de verdachte reageerde voordat de rechter was uitgesproken. Gezien het proces-verbaal in zijn geheel heeft [verzoeker] voldoende gelegenheid gehad om te reageren en vragen te beantwoorden.
Over de getuigen heeft de oudste rechter gezegd [..]
en als ik kijk naar de verklaringen van getuigen die u niet kennen en die die andere gasten ook niet kennen, die gewoon vanuit Haaksbergen of waar dan ook een avondje uit zijn(..) en
Maar het zijn wel mensen, van wie ik denk dat zij mogelijk objectief zijn omdat zij er niets mee te maken hebben.
Op dit punt is dus niet geconcludeerd dat de getuigen objectief zijn, maar is – met een slag om de arm - een veronderstelling in die richting geuit met gelijk de onderbouwing voor dat standpunt. Door het zo te formuleren wordt [verzoeker] juist in de gelegenheid gesteld om te reageren en argumenten aan te voeren die mogelijk tot een andere conclusie leiden.
Dat er zou zijn gezegd dat de beelden duidelijk zijn, volgt niet uit het proces verbaal. Wel wordt gezegd naar aanleiding van de beelden uit de Stadsgravenstraat
Het beeld dat ik heb is dat nouja de agitatie meer van uw kant kwam, uw beider kant, dan van deze mannen. Op dat moment hé.
Ook hier geldt dat er sprake is van een stelling, die ruimte biedt voor weerwoord. Verzoeker heeft van die gelegenheid om een reactie of weerwoord te geven bij nagenoeg elke vraag of stelling gebruik gemaakt.
Wel valt op dat [verzoeker] op pagina 7 van het proces verbaal tot drie keer toe verklaart dat hij op het moment dat geschoten werd niet in de richting van zijn zoon keek, en hij zegt daarbij
kijk de beelden nog maar na, (…) dat kunt u ook aan de beelden zien, (…) Laten wij de beelden dan nog eens bekijken, ook voor mij zeg maar in mijn voordeel.Op het verzoek de beelden nog eens te bekijken komt geen reactie en de vragen gaan vervolgens over een ander onderdeel, namelijk het overhaaste vertrek van de zoon naar Turkije. De gewraakte rechter heeft aangevoerd dat er volgens haar geen aanleiding was opnieuw naar de beelden te kijken, omdat dat tijdens die zitting al verschillende keren was gebeurd. Het was beter geweest dat antwoord dan tijdens de zitting te geven, maar dat dat niet is gebeurd geeft geen aanleiding om het wrakingsverzoek toe te wijzen. Eventuele onwelgevallige (processuele) beslissingen of onvolkomenheden dienen in de strafzaak te worden beoordeeld en kunnen geen grond tot wraking vormen.
De wijze waarop de oudste rechter doorvraagt over de manier waarop de zoon van [verzoeker] zijn reis heeft betaald kan door de beugel; de vragen hebben wel een enigszins suggestief karakter maar ook hier is ruimte voor weerwoord geboden. [verzoeker] weerspreekt de suggestie die in zijn beleving in die opmerkingen gelegen is. Voor de stelling dat [verzoeker] en zijn zoon door de oudste rechter werden gezien als een en ondeelbaar, zijn geen aanwijzingen te vinden in de vragen of uitlatingen van de rechter.
Tot slot is er gesproken over de stelling van [verzoeker], die zegt dat hij niet heeft gemerkt dat er op de bewuste avond in zijn aanwezigheid werd geschoten door zijn zoon terwijl hij naast zijn zoon stond. De oudste rechter houdt hem dat voor.
Het proces verbaal bevat de volgende passage:
Oudste rechter: “Duitsers zeggen: “Wenn es riecht wie ein Elefant und es aussieht wie ein Elefant, dann ist das ein Elefant.”En u stond naast die olifant.”
Verdachte: “Ja en ik heb het toch niet gezien.”
Oudste rechter: “En die olifant was toch aan het stinken zal ik maar zeggen maar u kreeg hem niet …”
Verdachte: “Laten wij de beelden dan nog eens bekijken, ook voor mij zeg maar in mijn voordeel, van of ik inderdaad zie dat hij een pistool in zijn hand heeft of niet en wat de aanleiding is voor mijn zoon bijvoorbeeld om naar hun toe te lopen.”
Uit het antwoord van [verzoeker] blijkt dat hij wel precies begrijpt wat er met het spreekwoord is bedoeld. Hij is stellig in zijn reactie, hij persisteert dat hij niets heeft gezien of gehoord van de schoten. De benadering van [verzoeker] door de oudste rechter is wel scherp, en daarmee confronterend, maar ook daar is [verzoeker] in de gelegenheid zijn versie van de gebeurtenissen weer te geven.
Naar het oordeel van de wrakingskamer is er – alles bij elkaar - geen reden om te concluderen dat de gewraakte rechter vooringenomen is of dat objectief gezien de schijn van vooringenomenheid gerechtvaardigd is.
Het wrakingsverzoek zal ongegrond worden verklaard.

5.De beslissing

De rechtbank
Verklaart het verzoek ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A. van Holten, F. Koster en C. Verdoold, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S. Reesink en uitgesproken op 14 maart 2024.
De griffier
De voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open
(RS(O)