Primair:
I. [gedaagde] te gelasten om binnen één (1) week na betekening van het te dezen te wijzen vonnis, (i) de onroerende zaken staande en gelegen aan en nabij [adres] , kadastraal geduid als Gemeente [gemeente 1], Sectie R, nummers 224,253,254, 1031 en 1408, alsmede geduid Gemeente [gemeente 1], Sectie T, nummers 145, 148 en 185, alsmede geduid als Gemeente [gemeente 2], Sectie AD, nummers 204, 289, 332 en 333, geheel te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken en geheel ontruimd te houden; en (ii) de Onroerende zaken veegschoon, spuitschoon en zuigleeg op te leveren;
II. [gedaagde] te veroordelen tot nakoming van de akte van kavelruil d.d. 17 augustus 2021 gelezen in samenhang met de koopovereenkomst d.d. 17 juli 2021, door medewerking aan de levering van Perceel 1817 aan JARW, binnen één (1) week na betekening van het te dezen te wijzen vonnis, en te bepalen dat - ingeval [gedaagde] daarmee in gebreke zou blijven - dat uw uitspraak ex artikel 3:300 BW in de plaats zal treden van de akte van levering van Perceel 1817;
III. Op te heffen de door [gedaagde] gelegde beslagen op de onroerende zaken staande en ge legen aan en nabij [adres] , kadastraal geduid als Gemeente [gemeente 1], Sectie R, nummers 224, 253, 254, 1031 en 1408, alsmede ge duid Gemeente [gemeente 1], Sectie T, nummers 145, 148 en 185, alsmede geduid als Gemeente [gemeente 2], Sectie AD, nummers 204, 289, 332 en 333 alsmede [gedaagde] te verbieden (opnieuw) beslag te leggen onder JARW of [eiseres] op deze onroerende zaken en/of Perceel 1817;
IV. [gedaagde] te veroordelen om, binnen drie dagen na het te dezen te wijzen vonnis, aan JARW te voldoen alle kosten in verband met het voldoen aan de aanwijzing van de Gemeente [gemeente 1] d.d. 19 januari 2024 (Productie 17) ad € 453,75;
V. [gedaagde] te veroordelen om, binnen drie dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis, de Aangevoerde Grond als bedoeld onder mr. 21 22 en geduid in Productie 15 van het Verkochte af te voeren en afgevoerd te houden:
Primaire petita A.I, A.III en A.V elk op straffe van een dwangsom van € 100.000 ineens en voorts € 15.000 voor iedere dag of dagdeel dat [gedaagde] met de voldoening aan het aldaar gevorderde in gebreke blijft, waarbij een gedeelte van een dag als hele dag gerekend wordt, voor zover en voor zolang in strijd met dit verbod gehandeld wordt, een en ander per vordering met een maximum van € 400.000 en onverminderd het recht van JARW om van [gedaagde] schadevergoeding te vorderen; en
VI. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een voorschot op een gebruiksvergoeding van € 270 per dag of deel daarvan, althans tot betaling van een door U EA in goede justitie te bepalen bedrag, te rekenen vanaf 1 februari 2024 tot aan de dag dat gedaagde het Verkochte ontruimd heeft, welk voorschot dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 februari 2024, althans vanaf een door U.E.A. in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening;
Subsidiair:
I. [gedaagde] te veroordelen om, binnen drie dagen na het te dezen te wijzen vonnis, aan JARW te voldoen alle door JARW gemaakte kosten in verband met het voldoen aan de aanwijzing van de Gemeente [gemeente 1] d.d. 19 januari 2024 (Productie 17) ad. € 453.75;
II. [gedaagde] te veroordelen om, binnen drie dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis, op eigen kosten de Aangevoerde Grond als bedoeld onder rn. 22 en geduid in Productie 15 van het Verkochte af te voeren en afgevoerd te houden, op straffe van een dwangsom van € 100.000 ineens en voorts € 15.000 voor iedere dag of dagdeel dat [gedaagde] met de voldoening aan het aldaar gevorderde in gebreke blijft, waarbij een gedeelte van een dag als hele dag gerekend wordt, voor zover en voor zolang in strijd met dit verbod gehandeld wordt, een en ander per vordering met een maximum van € 400.000 en onverminderd het recht van JARW om van [gedaagde] schadevergoeding te vorderen;
III. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een voorschot op een gebruiksvergoeding van € 270 per dag of deel daarvan, althans tot betaling van een door U.E.A. in goede justitie te bepalen bedrag, te rekenen vanaf 1 februari 2024 tot aan de dag dat gedaagde het Verkochte ontruimd heeft, welk voorschot dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 februari 2024, althans vanaf een door U.E.A. in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. Op te heffen de door [gedaagde] gelegde beslagen op de onroerende zaken staande en gelegen aan en nabij 7481 PS [gemeente 1] aan de [adres], kadastraal geduid als Gemeente [gemeente 1], Sectie R. nummers 224, 253, 254, 1031 en 1408. alsmede geduid Gemeente [gemeente 1], Sectie T. nummers 145. 148 en 185, alsmede geduid als Gemeente [gemeente 2]. Sectie AD. nummers 204, 289, 332 en 333 alsmede [gedaagde] te verbieden (opnieuw) beslag te leggen onder JARW of [eiseres] op deze onroerende zaken en/of Perceel 1817, op straffe van een dwangsom van € 100.000 ineens en voorts € 15.000 voor iedere dag of dagdeel, voor zover en voor zolang in strijd met dit verbod gehandeld wordt, met een maximum van € 400.000 en onverminderd het recht van JARW om van [gedaagde] schadevergoeding te vorderen;
Primair en subsidiair: