ECLI:NL:RBOVE:2024:1312

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
C/08/310682 / KG RK 24-95
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een wrakingsverzoek in een strafzaak wegens het onthouden van adequate rechtsbijstand

In de zaak van verzoeker, die in een strafzaak onder parketnummer 08-060940-24 werd gehoord, heeft de rechter-commissaris mr. A.J. Louter op 23 februari 2024 een verhoor gehouden. Tijdens dit verhoor heeft de raadsman van verzoeker, mr. J.B.A. Kalk, een mondeling verzoek tot wraking van de rechter-commissaris ingediend. Dit verzoek was gebaseerd op het feit dat de rechter-commissaris verzoeker geen gelegenheid heeft geboden om met zijn raadsman te overleggen, wat volgens verzoeker in strijd was met zijn recht op adequate rechtsbijstand. De rechter-commissaris heeft het verzoek tot overleg afgewezen, wat leidde tot de wraking. De wrakingskamer heeft de zaak op 13 maart 2024 beoordeeld en geconcludeerd dat de rechter-commissaris in zijn beslissing om geen overleg toe te staan, niet de nodige flexibiliteit heeft getoond. De wrakingskamer oordeelde dat de vrees voor vooringenomenheid van de rechter-commissaris gerechtvaardigd was, gezien de omstandigheden van de zaak en het feit dat de raadsman niet in staat was om adequaat rechtsbijstand te verlenen. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking toegewezen, wat betekent dat de rechter-commissaris niet langer in deze zaak kan optreden.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/310682 / KG RK 24-95
Beslissing van 13 maart 2024
in de zaak van
[verzoeker],
thans verblijvende in [verblijfplaats],
verzoeker tot wraking,
advocaat: mr. J.B.A. Kalk.

1.De procedure

1.1.
In de strafzaak tegen verzoeker onder parketnummer 08-060940-24 heeft op 23 februari 2024 een verhoor plaatsgevonden in het kader van toetsing van de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling en vordering tot bewaring ten overstaan van mr. A.J. Louter, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Overijssel, hierna te noemen: de rechter-commissaris.
1.2.
Bij gelegenheid van het verhoor heeft de raadsman van verzoeker, mr. Kalk, een mondeling verzoek tot wraking van de rechter-commissaris gedaan, zoals blijkt uit het proces-verbaal van het wrakingsverzoek van 23 februari 2024.
1.3.
De rechter-commissaris heeft niet berust in de wraking.
1.4.
Op 26 februari 2024 is een schriftelijke toelichting op de wraking, met bijlagen, van mr. Kalk ingekomen, gevolgd door aanvullende stukken op 27 februari 2024.
1.5.
Het wrakingsverzoek van verzoeker is op 28 februari 2024 met gesloten deuren behandeld. Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen: mr. Kalk en de rechter-commissaris. De rechter-commissaris heeft een schriftelijk overzicht van de gebeurtenissen tijdens de voorgeleiding verstrekt.

2.De feiten

2.1.
Het verhoor van verzoeker in het kader van toetsing van de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling en vordering tot bewaring was gepland op vrijdag 23 februari 2024 om 15.00 uur.
2.2.
Mr. Kalk heeft de rechtsbijstand bij de voorgeleiding voor de rechter-commissaris waargenomen voor zijn collega mr. [naam]. Die waarneming is afgesproken, in het bijzijn van de griffier van de rechter-commissaris, één dag voor de voorgeleiding omstreeks 16.00 uur. Bij diezelfde gelegenheid heeft mr. Kalk overleg gehad met de griffier over de krappe planning, in verband met het feit dat hij om 13.00 uur nog moest waarnemen voor een collega bij de behandeling van een vordering tot bewaring in Arnhem. Hem was toegezegd dat de voorgeleiding wel wat later zou kunnen plaatsvinden als hij het niet zou redden.
2.3.
Mr. Kalk was verlaat en heeft zijn secretaresse gevraagd om te bellen naar het kabinet van de rechter-commissaris. Het kabinet was op dat moment niet bereikbaar. Rond 15.05 uur werd mr. Kalk gebeld door de griffier, aan wie mr. Kalk aangaf net geparkeerd te hebben en in aantocht te zijn.
2.4.
Mr. Kalk, zo blijkt uit het proces-verbaal van het verhoor van 23 februari 2024, was omstreeks 15.08 uur aanwezig in het kabinet van de rechter-commissaris.
2.5.
De rechter-commissaris heeft bepaald direct met de behandeling van de vordering tot bewaring aan te vangen.
2.6.
Mr. Kalk heeft verzocht om kort met verzoeker te mogen overleggen, omdat hij daartoe nog niet eerder gelegenheid had gehad. De rechter-commissaris heeft mr. Kalk vanwege zijn late aankomst niet toegestaan om nog met verzoeker te overleggen. Mr. Kalk heeft daartegen bezwaar gemaakt en nogmaals verzocht om met verzoeker te mogen overleggen. De rechter-commissaris heeft dat andermaal afgewezen en is verder gegaan met de behandeling van de vordering.
2.7.
Mr. Kalk heeft daarop de rechter-commissaris gewraakt en het kabinet van de rechter-commissaris verlaten.
2.8.
De rechter-commissaris heeft vervolgens na het verhoor van verzoeker de inverzekeringstelling rechtmatig geoordeeld, de vordering tot bewaring toegewezen, een bevel tot bewaring van verzoeker verleend en het verzoek tot schorsing afgewezen. Verzoeker is nadien overgebracht naar de [verblijfplaats].

3.Het wrakingsverzoek

Namens verzoeker is aan het verzoek ten grondslag gelegd dat de rechter-commissaris willens en wetens verzoeker, een kwetsbare verdachte, de mogelijkheid van adequate rechtsbijstand heeft ontnomen. Volgens verzoeker blijkt dat uit het feit dat de rechter-commissaris mr. Kalk geen enkel moment in de gelegenheid wilde stellen om (kort) overleg met verzoeker te voeren over de door hem af te leggen verklaring, zijn eventuele bereidheid om te voldoen aan mogelijke schorsingsvoorwaarden alsook over zijn procespositie. Dit klemt volgens hem des te meer nu de rechter-commissaris wist dan wel kon weten dat mr. Kalk waarnam voor mr. [naam] en dat hij verzoeker niet eerder heeft kunnen spreken. Omdat het in strijd is met de gedragsregels van de advocatuur om als niet gemachtigd raadsman ter zitting standpunten namens een cliënt naar voren te brengen, was het noodzakelijk dat mr. Kalk met verzoeker zou spreken, ook vanwege het positieve advies van de reclassering met betrekking tot een eventuele schorsing. Door overleg niet toe te staan, kon mr. Kalk niet naar voren brengen hoe verzoeker hier tegenover stond en kon hij namens verzoeker evenmin een gemotiveerd schorsingsverzoek doen. Mogelijk had naar aanleiding daarvan een schorsing van de voorlopige hechtenis kunnen worden verleend. Ook in dit opzicht is verzoeker evident in zijn belangen geschonden.
Door zijn rigide opstelling en zijn uitlatingen ter gelegenheid van de voorgeleiding blijkt volgens verzoeker evident dat de rechter-commissaris vooringenomen was. De rechter-commissaris gaf er blijk van dat hij zijn oordeel al klaar had, nu adequate bijstand van een advocaat blijkbaar overbodig werd geacht en dat hij, ook al zou hij worden gewraakt, de beslissing tot bewaring zou geven, wat indruist tegen alle regels van een behoorlijke procesorde. Het feit dat hij zijn beslissing zou nemen, ook al zou hij worden gewraakt, maakt de overtuiging van verzoeker dat er sprake was van vooringenomenheid compleet.

4.Het standpunt van de rechter-commissaris

De rechter-commissaris heeft niet in de wraking berust. Hij voert allereerst aan dat mr. Kalk hem heeft gewraakt zonder enig overleg met verzoeker, waardoor mr. Kalk niet gevolmachtigd was tot tot het doen van dit wrakingsverzoek. Bovendien heeft mr. Kalk tijdens de voorgeleiding op geen enkel moment gevraagd om met zijn cliënt te mogen overleggen over de vraag of er tot wraking zou worden overgegaan, nog daargelaten het feit dat een wraking dan als pressiemiddel zou zijn ingezet om gedaan te krijgen wat werd verzocht.
De rechter-commissaris stelt niet op de hoogte te zijn geweest van de omstandigheid dat mr. Kalk verzoeker nog niet had gesproken. Ook wist hij niet van het overleg tussen mr. Kalk en de griffier met betrekking tot de planning. Vanwege zijn volle agenda heeft hij overleg niet toegestaan. Hij begint zijn zitting (in zijn algemeenheid) stipt op tijd om vertraging in opvolgende zittingen (zoveel mogelijk) te voorkomen, wat doorgaans ook lukt. De rechter-commissaris stelt duidelijk en consequent te zijn, niet rigide, nog daargelaten het feit dat dit geen reden voor wraking is. Als de secretaresse van mr. Kalk hem telefonisch had kunnen bereiken, waardoor hij van de vertraging van mr. Kalk had geweten, dan had hij mogelijk zijn werkzaamheden anders kunnen inrichten. Het is inderdaad, aldus de rechter-commissaris, goed mogelijk dat het kabinet onbereikbaar is geweest.
De rechter-commissaris betwist voorafgaand aan de wraking te hebben gezegd dat het wrakingsverzoek toch pas zou worden behandeld nadat hij uitspraak zou hebben gedaan. Hij betwist eveneens dat hij (evident) vooringenomen was bij de behandeling van de vordering tot bewaring en dat uit het feit dat hij adequate bijstand van een advocaat overbodig zou achten zou kunnen blijken dat zijn beslissing om de bewaring te verlenen al vaststond. De rechter-commissaris stelt voorts dat het niet in strijd met de regels is om als gewraakte rechter-commissaris alsnog een beslissing te nemen wanneer deze beslissing geen uitstel duldt. Mr. Kalk was nadien niet meer beschikbaar en evenmin was er een andere rechter-commissaris beschikbaar om de behandeling van de zaak diezelfde middag - vrijdagmiddag rond 15.30 uur in de vakantieperiode - nog over te nemen. Desgevraagd meldt de rechter-commissaris dat hij de behandeling van de vordering later in de middag, dan wel het verlenen van de bewaring voor kortere duur met aanhouding van de beslissing voor het overige, niet heeft overwogen.
De beslissing om geen overleg toe te staan is volgens de rechter-commissaris een voor verzoeker onwelgevallige beslissing, die geen grond voor wraking oplevert.

5.De beoordeling

5.1.
Naar het oordeel van de wrakingskamer kan verzoeker in zijn wrakingsverzoek worden ontvangen, nu vanwege de daaraan voorafgaande omstandigheden en de gang van zaken tijdens het verhoor overleg niet heeft kunnen plaatsvinden en mr. Kalk nadien, na overleg daartoe, alsnog door verzoeker is gemachtigd.
5.2.
Het uitgangspunt is dat de rechter - en dus ook de rechter-commissaris - uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
5.3.
Het wrakingsverzoek is gericht tegen de beslissing van de rechter-commissaris om een verzoek van de raadsman tot overleg met verzoeker niet te honoreren en de voorgeleiding doorgang te laten vinden. De wrakingskamer stelt voorop dat het tot de normale taak van de (zittings-)rechter behoort om lopende de procedure (tussen)beslissingen te nemen over onder meer de inrichting van de procedure, de voortgang en de dossiervorming. Dat kunnen voor een partij in die procedure ongewenste of nadelige beslissingen zijn, maar daartegen dient met een rechtsmiddel opgekomen te worden. Het gesloten systeem van rechtsmiddelen in strafzaken brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. De wrakingskamer komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing noch over het verzuim te beslissen. Dit geldt ook voor bezwaar tegen de motivering van een beslissing, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Naar het oordeel van de wrakingskamer betreffen de feiten en omstandigheden die verzoeker in dit geval aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag heeft gelegd, procedurele beslissingen van de rechter. Een procedurele beslissing levert op zichzelf geen feit of omstandigheid op waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.
5.4.
Volgens de wrakingskamer gaat het hier om een dergelijke tussenbeslissing van procedurele aard. De wrakingskamer acht hierbij het volgende in het bijzonder van belang.
5.5.
Het was bij het kabinet van de rechter-commissaris bekend dat mr. Kalk de rechtsbijstand bij de voorgeleiding waarnam voor een collega. De datum voor verhoor van verzoeker was gepland op 23 februari 2024 om 15.00 uur. Na mededeling van mr. Kalk dat dit, vanwege zijn waarneming in Arnhem, een krappe planning was, is hem door de griffier toegezegd dat de voorgeleiding in Almelo wel iets later kon plaatsvinden als mr. Kalk het niet zou redden. Mr. Kalk was verlaat en heeft zijn kantoor verzocht om dat door te geven aan het kabinet van de rechter-commissaris. Het kabinet was echter niet bereikbaar op dat moment. Mr. Kalk was om 15.08 uur aanwezig. Ondanks de toezegging door de griffier - welke toezegging kan worden toegerekend aan de rechter-commissaris - is de rechter-commissaris na binnenkomst van mr. Kalk onmiddellijk begonnen met het verhoor. Mr. Kalk is, ondanks verzoeken daartoe, geen gelegenheid geboden om te spreken met verzoeker, die hij, als gevolg van de waarneming, ook niet eerder heeft kunnen spreken. De wrakingskamer kan ervan uitgaan dat de rechter-commissaris ervan op de hoogte was dat mr. Kalk zijn cliënt nog niet had gesproken, omdat in het door de rechter-commissaris en de griffie vastgestelde en ondertekende proces-verbaal van de voorgeleiding vermeld staat dat mr. Kalk daarvan mededeling heeft gedaan, gevolgd door een verzoek om kort met zijn cliënt te mogen overleggen. Het is aannemelijk dat mr. Kalk, door de toezegging van de griffier, de verwachting had dat het geen probleem zou zijn als het verhoor iets later zou plaatsvinden en dat hij nog gelegenheid zou hebben om de vordering en schorsing kort met verzoeker te kunnen bespreken. De wrakingskamer acht aannemelijk dat mr. Kalk via zijn secretaresse nog heeft geprobeerd aan het kabinet van de rechter-commissaris te berichten dat hij iets verlaat zou zijn, maar dat dat bericht het kabinet niet heeft bereikt, omdat het kabinet telefonisch niet bereikbaar was.
De reden waarom de rechter-commissaris geen verder uitstel toestond, was gelegen in het beleid van de rechter-commissaris om een strikte tijdplanning aan te houden. Dit streven om zich aan de afgesproken tijden te houden en daar niet van af te willen wijken, is op zich geen reden om te concluderen tot (de schijn van) vooringenomenheid. Maar in dit geval was sprake van een betrekkelijk geringe tijdsoverschrijding waarvan bij voorbaat duidelijk was dat er zonodig enige flexibiliteit in het aanvangstijdstip van het verhoor zou kunnen worden toegepast. Nu mr. Kalk geen enkel vooroverleg met verzoeker heeft kunnen hebben en hem enkele malen een kort overleg werd geweigerd, heeft mr. Kalk vanaf dat moment geen invulling kunnen geven aan de rechtsbijstand aan verzoeker in het kader van de toetsing van de inverzekeringstelling en de beoordeling van de vordering tot voorlopige hechtenis.
5.6.
De wrakingskamer neemt als uitgangspunt dat een verdachte en diens raadsman in beginsel recht hebben om in de gelegenheid te worden gesteld om een onderling onderhoud te hebben. Dit volgt uit artikel 6 lid 3 sub c EVRM. Uiteraard dient een dergelijk onderhoud bij voorkeur voorafgaande aan de zitting plaats te vinden. Indien een advocaat of verdachte om hem/haar moverende redenen voorafgaande aan een zitting nog om een dergelijk onderhoud verzoekt en de rechter weigert die gelegenheid te geven zonder enige uitvraag te doen naar de achterliggende redenen en belangen, en hij/zij bij herhaling hierin volhardt, waardoor het – zoals in dit geval – voor de raadsman niet mogelijk is om adequaat en overeenkomstig de gedragsregels van zijn beroepsgroep rechtsbijstand te verlenen en de verdachte die rechtsbijstand dus onthouden wordt, dan is naar het oordeel van de wrakingskamer de schijn van vooringenomenheid al gauw in het geding. De motivering van de weigering van de rechter-commissaris in dit geval, namelijk het belang van het punctueel nakomen van de tijdsplanning, acht de wrakingskamer in het licht van hiervoor onder 5.5. beschreven voorgeschiedenis en met name vanwege de tevoren toegezegde flexibiliteit, dermate onbegrijpelijk dat de wrakingskamer de daardoor ontstane vrees voor vooringenomenheid gerechtvaardigd acht.
5.7.
Voorgaande leidt ertoe dat het verzoek tot wraking zal worden toegewezen.

6.De beslissing

De wrakingskamer
wijst het verzoek tot wraking toe.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. A. van Holten, F. Koster en C. Verdoold in tegenwoordigheid van M.T. Hovius-Huisman, griffier en in openbaar uitgesproken op 13 maart 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.