ECLI:NL:RBOVE:2024:1287

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
10874737 \ CV EXPL 24-57
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Mijande Wonen en een gedaagde partij over huurachterstand. De Woningstichting vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een aanzienlijke huurachterstand van € 3.181,28, die was opgebouwd tot en met februari 2024. De gedaagde, die in het verleden ook al huurachterstanden had, had in februari 2023 tijdelijk naar Irak gereisd en was sindsdien in gebreke gebleven met het betalen van de huur. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 februari 2024 heeft de gedaagde verklaard dat hij zijn bijstandsuitkering had verloren en dat hij bezig was met solliciteren en hulp van de gemeente had ingeschakeld. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de betalingsachterstand van zodanige omvang was dat deze de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De rechter heeft de gedaagde veroordeeld om de woning binnen 14 dagen te ontruimen en de achterstallige huur te betalen, evenals bijkomende kosten en proceskosten. De kantonrechter heeft de vordering van de Woningstichting toegewezen en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 10874737 \ CV EXPL 24-57
Vonnis van 12 maart 2024
in de zaak van
de stichting
STICHTING MIJANDE WONEN,
gevestigd en kantoorhoudende te Vriezenveen,
eisende partij, verder te noemen de Woningstichting
gemachtigde: Groothuis Ligtermoet & Nijhuis,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij, verder te noemen [gedaagde],
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties van 21 december 2023;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde] van 16 januari 2024;
- een akte met producties van 9 februari 2024 van de woningstichting.
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 27 februari 2024. Namens de Woningstichting is verschenen mevrouw [naam 1], vergezeld van mevrouw
[naam 2], werkzaam bij [bedrijf]. Ook de heer [gedaagde] is verschenen. Van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling aan de orde is gekomen heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt van de Woningstichting de woning gelegen aan [adres] te [woonplaats] tegen een huurprijs van op dit moment € 525,80 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen.
2.2.
Vast staat dat er een achterstand bestaat in de huurbetalingen die op het moment van de mondelinge behandeling € 3.181,28 bedroeg, berekend tot en met februari 2024.

3.Het geschil

3.1.
De Woningstichting vordert kort gezegd ontbinding van de huurovereenkomst tussen partijen en ontruiming van het gehuurde, alsmede betaling van de huurachterstand met nevenvorderingen.
3.2.
Aan deze vordering legt de Woningstichting ten grondslag dat [gedaagde] zijn betalingsverplichting voortvloeiend uit de tussen partijen bestaande huurovereenkomst niet is nagekomen.
Bij akte van 9 februari 2024 heeft de Woningstichting nog naar voren gebracht dat [gedaagde] vaker een huurachterstand heeft laten ontstaan in 2014 en 2015, waarvoor de Woningstichting ook ontbinding en ontruiming heeft gevorderd. In het kader van het tweede (en derde) kansbeleid heeft de Woningstichting destijds ingestemd met het voortgezet gebruik van de woning tegen betaling van de achterstand. In 2023 is opnieuw een betalingsachtertand ontstaan en is [gedaagde] gedurende langere tijd onbereikbaar geweest voor de Woningstichting.
3.3.
[gedaagde] heeft naar voren gebracht dat hij in februari 2023, in verband met een opname van zijn vader in het ziekenhuis, naar Irak is vertrokken. Omdat [gedaagde] in het buitenland verbleef, is zijn bijstandsuitkering in mei 2023 gestopt en zijn de vaste lasten, waaronder de huur, vanaf augustus 2023, niet meer betaald, aldus [gedaagde]. [gedaagde] wil graag in de woning blijven wonen. Hij is aan het solliciteren. Daarnaast heeft [gedaagde] hulp ingeschakeld van de gemeente. Hij verwacht de achterstand weer in te kunnen lopen.

4.De beoordeling

Ambtshalve toetsing van toepasselijke algemene voorwaarden

4.1.
De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of in de overeenkomst en/of de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden bepalingen zijn opgenomen ten aanzien van de gevorderde hoofdsom, de gevorderde vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten en/of de gevorderde vergoeding van rente, die zodanig afwijken van de wettelijke regelingen dat de consument daardoor aanzienlijk wordt benadeeld en door de kantonrechter vernietigd moeten worden. Dat is niet het geval.
De huurachterstand
4.2.
[gedaagde] erkent dat hij een huurachterstand heeft laten ontstaan en heeft de hoogte daarvan ook niet weersproken. De kantonrechter zal voor de hoogte uitgaan van het overzicht van 9 februari 2024 zoals door De Woningstichting als productie 9 bij haar akte is overgelegd. Dit betekent dat [gedaagde] aan huurachterstand tot en met februari 2024 moet betalen een bedrag van € 3.181,28.
De ontbinding en ontruiming.
4.3.
Op grond van artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Deze rechtsregel brengt tot uitdrukking dat slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst (ECLI:NL:HR:2018:1810). Bij de beantwoording van de vraag of ontbinding van deze huurovereenkomst gerechtvaardigd is kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat de betalingsachterstand, waarvan in deze zaak sprake is, van zodanige omvang is, dat deze de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Daarbij heeft de kantonrechter ook betrokken dat [gedaagde] in februari 2023 is vertrokken naar Irak en in december 2023 is teruggekeerd, zonder iets te regelen voor de doorbetaling van zijn huur of contact op te nemen met de Woningstichting over zijn vertrek naar Irak. Vanaf augustus 2023 is er door [gedaagde] niets meer aan huur betaald. Daar komt nog bij dat [gedaagde] op dit moment geen inkomen heeft. De door [gedaagde] genoemde persoonlijke en financiële omstandigheden leveren geen overmacht op en ontslaan [gedaagde] niet van de verplichting om de huur tijdig te voldoen. Hoewel het te prijzen is dat [gedaagde] hulp heeft gezocht van de gemeente, is die enkele omstandigheid, gelet ook op de hoogte van de huurachterstand en de inkomenssituatie van [gedaagde], in dit stadium van onvoldoende gewicht ten gunste van [gedaagde]. De gevorderde ontbinding en ontruiming zal worden toegewezen. De termijn voor ontruiming zal op 14 dagen worden gesteld.
4.5.
De Woningstichting vordert betaling van de achterstallige huurpenningen tot de datum van de ontbinding en daarnaast betaling van een vergoeding gelijk aan de huurprijs over de periode gelegen tussen de datum van de ontbinding en de ontruiming. Nu op dit punt geen verweer is gevoerd, zal de vordering als zodanig worden toegewezen.
De bijkomende kosten.
4.6.
De gevorderde wettelijke rente zal, als onweersproken, worden toegewezen zoals hierna vermeld.
4.7.
De Woningstichting heeft een bedrag van € 100,24 inclusief BTW aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. De Woningstichting heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
De proceskosten.
4.8.
[gedaagde] zal als de verliezende partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van De Woningstichting worden begroot op:
- dagvaarding € 129,85
- griffierecht € 372,00
- salaris gemachtigde € 408,00 (2 punt x tarief € 204,00)
- nakosten
€ 102,00
Totaal € 1.011,85.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de onroerende zaak gelegen aan De [adres] [woonplaats];
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om deze onroerende zaak met al wie en al wat zich daarin vanwege [gedaagde] bevindt binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en met overgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van de Woningstichting te stellen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om tegen bewijs van kwijting te betalen aan De Woningstichting:
1. € 3.181,28 aan opeisbaar geworden en onbetaald gelaten huurtermijnen berekend tot en met de maand februari 2024, te vermeerderen met de wettelijke rente over
€ 2.129,68 vanaf 14 december 2023 tot de dag van volledige betaling;
2. € 5,08 € 5,08 aan wettelijke rente, berekend tot en met 14 december 2023;
2. € 5,08 € 100,24 aan buitengerechtelijke incassokosten (inclusief BTW);
2. € 5,08 een bedrag gelijk aan de maandelijkse huurprijs, zoals deze zonder ontbinding van de huurovereenkomst zou hebben gegolden voor elke maand of gedeelte van een maand, gelegen tussen 1 maart 2024 en de daadwerkelijke ontruiming,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.011,85, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet hij ook de kosten van betekening betalen,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Smedes, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2024. (ak)