Uitspraak
1.De procedure
- de akte met productie 14 van SWZ,
- de mondelinge behandeling van 28 februari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 13 maart 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Woningstichting SWZ en [gedaagde]. SWZ vorderde de ontruiming van een woning die voorheen werd verhuurd aan de moeder van [gedaagde], die op [overlijdensdatum] 2023 is overleden. SWZ stelt dat [gedaagde] zonder recht of titel in de woning verblijft en vordert daarnaast betaling van achterstallige en toekomstige huur. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vordering tot ontruiming toewijsbaar is, maar de vordering tot betaling van huur is afgewezen wegens het ontbreken van spoedeisend belang.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] niet als medehuurder kan worden aangemerkt op basis van artikel 7:268 BW, omdat hij niet heeft aangetoond dat hij samen met zijn moeder een verzoek tot voortzetting van de huur heeft ingediend. Ook is niet gebleken dat hij binnen de fatale termijn van zes maanden na het overlijden van zijn moeder een vordering tot voortzetting van de huur heeft ingediend. Hierdoor is het voorshands niet aannemelijk dat [gedaagde] recht heeft op voortzetting van de huurovereenkomst.
De voorzieningenrechter heeft de ontruimingstermijn vastgesteld op twee weken en [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.